Home

Gerechtshof Den Haag, 20-02-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:1256, BK-18/00662 en BK-18/00663

Gerechtshof Den Haag, 20-02-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:1256, BK-18/00662 en BK-18/00663

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
20 februari 2019
Datum publicatie
28 mei 2019
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2019:1256
Zaaknummer
BK-18/00662 en BK-18/00663

Inhoudsindicatie

Belanghebbende wordt alsnog ontvankelijk verklaard in het bij de rechtbank ingestelde beroep. De Inspecteur heeft de terpostbezorging van de uitspraak op bezwaar - na betwisting daarvan door belanghebbende - niet aannemelijk gemaakt. De aankondiging per e-mail van de verzending van de uitspraak op bezwaar is niet voldoende. Dit brengt mee dat de beroepstermijn pas is gaan lopen op de dag waarop (de gemachtigde van de) belanghebbende een afschrift van de uitspraak onder ogen heeft gekregen. Belanghebbende heeft diverse kosten ten laste van haar resultaat gebracht. Naar aanleiding van een bij belanghebbende ingesteld boekenonderzoek heeft de Inspecteur deze kosten gecorrigeerd. Hof Den Haag oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de kosten zijn gemaakt met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming van belanghebbende, zodat deze kosten niet ten laste van de winst kunnen worden gebracht.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-18/00662 en BK-18/00663

in het geding tussen:

(gemachtigde: [A] )

en

(vertegenwoordigers: [B] en [C] )

op het hoger beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 4 april 2018, nummers SGR 17/7490 en SGR 17/7491.

Procesverloop

BK-18/00662

1.1.1.

Aan belanghebbende is over het jaar 2009 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 256.247 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 414.854. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is aan belanghebbende een bedrag van € 8.255 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.1.2.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar tegen de navorderingsaanslag over het jaar 2009 gedeeltelijk toegewezen en heeft hij de navorderingsaanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 209.610 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 412.604 en de bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente dienovereenkomstig verminderd tot op

€ 3.455.

BK-18/00663

1.1.3.

Aan belanghebbende is over het jaar 2010 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 239.280 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 174.235. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is aan belanghebbende een bedrag van € 10.096 aan heffingsrente in rekening gebracht en een vergrijpboete opgelegd van € 2.250.

1.1.4.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar tegen de navorderingsaanslag over het jaar 2010 gedeeltelijk toegewezen, en heeft hij de navorderingaanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 172.621 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 112.000, de bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente dienovereenkomstig verminderd tot op

€ 1.089 en de vergrijpboete gehandhaafd.

Beide zaken

1.2.

Belanghebbende heeft tegen voormelde uitspraken op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 126. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Op verzoek van het Hof heeft de Inspecteur de bijlagen 14 tot en met 20 nogmaals ingediend, omdat de bijlagen onvolledig waren.

1.4.

De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 16 januari 2019. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende was in de onderhavige jaren gehuwd met [D] . Uit dit huwelijk zijn geboren: [E] in 1994 en [F] in 1995. De kinderen volgden in 2009 en 2010 onderwijs op het Instituut [G] . Belanghebbende en zijn gezin zijn op 8 oktober 2012 geëmigreerd naar Zwitserland.

2.2.

Belanghebbende bezit alle aandelen in de vennootschappen [H] B.V. en [I] . B.V. De echtgenote van belanghebbende is sinds 23 februari 2009 enig aandeelhouder van [J] B.V., welke vennootschap op 8 november 2011 failliet is verklaard.

2.3.

Op 5 september 2012 is bij de vennootschappen van belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften vennootschapsbelasting voor de jaren 2008 tot en met 2010. Van het boekenonderzoek zijn controlerapporten opgemaakt. In het controlerapport met betrekking tot het bij [H] B.V. verrichte onderzoek zijn onder meer de volgende passages opgenomen:

"(…)

4.1.1

Huisvestingskosten

Dit betreft één uitgave in het boekjaar 2009, namelijk op basis van een factuur d.d. 25 mei 2009 van [K] Makelaardij inzake een taxatie van een woon- / winkelpand aan de [L] te [M] ad € 656,25. Genoemd bedrag is verwerkt op grootboekrekening 4190 overige huisvestingskst. Boekstuk 20900013 maakt verder melding van een BTW-bedrag van € 124,69. Op het adres [N] te [M] was [J] BV gevestigd, een detailhandel in exclusieve damesmode.

In zijn brief van 7 december 2012 gaat de adviseur op deze uitgave in: 'Dit betreft een uitgave ten behoeve van [J] B.V. die bij de lening(en) gevoegd had kunnen, wellicht moeten worden. Vanwege het faillissement van [J] B. V. is hiervan afgezien, en zijn de kosten direct genomen in plaats van bij de afwaardering van de leningen'.

[J] BV werd op 8 november 2011 failliet verklaard. Voor [H] is er in verband met deze uitgave geen sprake van zakelijk gebruik waardoor er geen recht op verrekening van voorbelasting bestaat. Van huisvestingskosten voor [H] is al helemaal geen sprake. Van een viertal leningen tussen [H] en [J] BV zijn schriftelijke overeenkomsten overgelegd; respectievelijk gedateerd op 29 april, 30 juni, 2 en 23 augustus 2010; tweemaal € 10.000 en tweemaal € 15.000). De redenering van de adviseur treft geen doel; de uitgave vond plaats nog voor er van leningen met [J] BV sprake was.

In onderdeel 5.1.2 van dit rapport ga ik verder in op de leningen aan [J] BV.

Kosten 2009 € 656

(…)

4.1.4 Representatiekosten

(…)

2009

2009 - [P]

Kosten 2009 € 5.547

Kosten 2009 € 4.401

2008 2009 2010

(…)

Oordeel van de Rechtbank

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing