Gerechtshof Den Haag, 28-05-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:1437, BK-18/00748 tot en met BK-18/00754
Gerechtshof Den Haag, 28-05-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:1437, BK-18/00748 tot en met BK-18/00754
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 28 mei 2019
- Datum publicatie
- 12 juni 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2019:1437
- Zaaknummer
- BK-18/00748 tot en met BK-18/00754
Inhoudsindicatie
Belanghebbende dient, na het verstrijken van de wettelijke bezwaartermijn, een verzoek in tot teruggaaf van omzetbelasting over de jaren 2013 en 2014. De Inspecteur wijst het verzoek bij uitspraak op bezwaar af. Uit hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd, leidt het Hof af dat het ervoor moet worden gehouden dat de Inspecteur het verzoek tevens als verzoek om ambtshalve vermindering in behandeling heeft genomen en dit verzoek heeft afgewezen. De Inspecteur stelt in hoger beroep dat enkel sprake is van een verzoek om ambtshalve vermindering. Mocht het Hof van oordeel zijn dat het verzoek toch als bezwaar dient te worden aangemerkt, dan dient het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk te worden verklaard. Het Hof oordeelt dat sprake is van een bezwaar. Het beroep van belanghebbende op een verschoonbare termijnoverschrijding faalt. Het bezwaar is niet-ontvankelijk. Voorts verklaart het Hof zich onbevoegd kennis te nemen van de door belanghebbende ingediende verzoeken tot teruggave van onherroepelijk vaststaande voldoeningen op aangifte van omzetbelasting.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-18/00748 tot en met BK-18/00754
in het geding tussen:
(gemachtigde: [A] )
en
(vertegenwoordiger: [B] )
op het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 24 mei 2018, nummers SGR 18/495, SGR 18/1233 t/m SGR 18/1238.
Procesverloop
Belanghebbende heeft voor de jaren 2013 en 2014 per kwartaal op aangifte omzetbelasting voldaan tot een bedrag van € 4.557 (2013) en € 5.532 (2014).
Belanghebbende heeft de Inspecteur verzocht ambtshalve teruggaaf te verlenen van de voor het jaar 2013 betaalde omzetbelasting. De Inspecteur heeft dit verzoek bij uitspraken op bezwaar afgewezen. Deze uitspraken op bezwaar betreffen vier kwartalen in 2013 en vier kwartalen in 2014.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep is een griffierecht geheven van € 170. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, bepaald dat de Inspecteur de door belanghebbende betaalde omzetbelasting over de in geding zijnde kwartalen 2013 en 2014 aan haar zal terugbetalen, bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde besluiten en de Inspecteur opgedragen het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 170 te vergoeden.
De Inspecteur is tegen de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Voorafgaand aan de zitting van 16 april 2019 heeft het Hof de volgende stukken ontvangen:
- -
-
op 14 februari 2019 van de zijde van de Inspecteur een reactie op het verzoek om informatie van het Hof van 31 januari 2019;
- -
-
op 28 februari 2019 van de zijde van de Inspecteur een reactie op het verzoek van het Hof om te worden gehoord;
- -
-
op 1 maart 2019 van de zijde van belanghebbende een reactie op het verzoek van het Hof om te worden gehoord.
De mondelinge behandelingen van de zaak hebben plaatsgehad ter zittingen van 20 november 2018 en 16 april 2019. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting zijn processen-verbaal opgemaakt.
Vaststaande feiten
De Rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld.
“1. [Belanghebbende] is zelfstandig werkzaam als acupuncturist. Tot 1 januari 2013 gold voor de dienstverlening door acupuncturisten de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onder g van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB). Vanaf die datum is de vrijstelling gewijzigd en werd onder meer de dienstverlening van [belanghebbende] in de heffing van omzetbelasting betrokken. [Belanghebbende] heeft ter zake van haar prestaties in de jaren 2013 en 2014 op aangifte omzetbelasting voldaan.
2. De Nederlandse Vereniging voor Acupunctuur (NVA) heeft voor haar leden in het kader van een proefprocedure over de vraag of de acupunctuurbehandelingen van btw zijn vrijgesteld met de Belastingdienst afspraken gemaakt. Deze afspraken zijn neergelegd in een vaststellingsovereenkomst van 20 augustus 2014.
3. Uit het arrest van de Hoge Raad van 27 maart 2015 (ECLI:NL:HR:2015:744) volgt dat de dienstverlening van [belanghebbende] wel onder het bereik van de vrijstelling valt.
4. Bij brief van 10 juli 2017 heeft [belanghebbende] om teruggaaf van de over de aangiftetijdvakken 2013 en 2014 voldane omzetbelasting verzocht.
5. Bij uitspraken op bezwaarschrift van 1 december 2017 is dat verzoek voor alle tijdvakken afgewezen.”
Het Hof neemt de feitenvaststelling van de Rechtbank over en vult deze als volgt aan.
Belanghebbende heeft eerder, namelijk in 2010, bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte inzake de toenmalige medische vrijstelling.
De door de Rechtbank in haar uitspraak onder 4 vermelde brief luidt, voor zover hier van belang:
“Onderwerp: verzoek om ambtshalve besluit inzake terugbetaling omzetbelasting/BTW 2013
Geachte heer/mevrouw,
Met deze brief verzoek ik u om terugbetaling van door mij afgedragen BTW over acupunctuur-consulten vanaf 2013. Naar aanleiding van een uitspraak van de Hoge Raad op 27 maart 2015 heeft de staatsecretaris van Financiën het nieuwe beleidsbesluit gepubliceerd waarin de BTW-vrijstelling voor onder meer acupuncturisten wordt verwoord.
Als lid van de Nederlandse Vereniging voor Acupunctuur heb ik deelgenomen aan een gezamenlijk bezwaarschrift tegen af te dragen BTW. Dit gezamenlijke bezwaar is ingediend per 01-01-2014. Over 2013 heb ik geen bezwaar gemaakt tegen het afdragen van BTW. Ik was namelijk in de veronderstelling dat dit gezamenlijke bezwaar van toepassing zou zijn op de BTW-plichtigheid vanaf 1 januari 2013.
Toen mijn acupunctuurconsulten op 1 januari 2013 BTW-plichtig werden in 2013 heb ik mijn tarieven niet verhoogd. Ook heb ik op de afrekennota geen BTW vermeld. Ik heb over mijn werkzaamheden in 2013 geen BTW geïnd, zoals ik dat ook voor 1 januari 2013 niet gedaan heb. Wel heb ik in 2013 BTW afgedragen aan de Belastingdienst.
Conform een advies van dhr. [C] van advocatenkantoor [D] N.V verzoek ik daarom Belastingdienst Den Haag, afdeling omzetbelasting, om een ambtshalve besluit tot terugbetaling van door mij afgedragen BTW over 2013. Het betreft de volgende afdrachten, zoals bijgevoegd: (…)”
In de niet ondertekende concept-vaststellingsovereenkomst (VSO) tussen de Nederlandse Vereniging voor Acupunctuur (NVA) en de Belastingdienst, volgens deze overeenkomst getekend op 20 augustus 2014, is onder andere het volgende opgenomen, waarbij Partij A de NVA betreft in deze gemachtigd en optredend namens de leden zoals vermeld in bijlage 1 en Partij B de Belastingdienst:
“4.11. Voor de (betalingen op) aangifte(n) over tijdvakken die aanvangen na het tijdvak waarvoor
Partij A een bezwaarschrift heeft ingediend tot uiterlijk het moment waarop de uitkomst van
de procedure onherroepelijk vaststaat, geldt het volgende. Partij A hoeft voor de in geschil
zijnde diensten geen bezwaar in te dienen voor de tijdvakken die eindigen na de datum van
ondertekening van deze Vaststellingsovereenkomst. Vanaf de datum waarop de uitkomst van
de procedure onherroepelijk vaststaat, gelden tussen Partijen weer de wettelijke regels met
betrekking tot bezwaar en beroep. Hierbij wordt opgemerkt dat Partij A voor de bedoelde,
tijdvakken wel bezwaar moet maken indien zij bezwaar wenst te maken tegen zaken die niet
in geschil zijn in het kader van deze Vaststellingsovereenkomst. Partij B zal onder de hierna te
noemen voorwaarde de aangifte gedane betalingen omzetbelasting en/of
naheffingsaanslagen omzetbelasting ambtshalve binnen een redelijke termijn in
overeenstemming brengen met de uitkomsten van de proefprocedure. Partij B zal in dat
geval geen nadere voorwaarden stellen aan de ambtshalve herziening van de
omzetbelasting, met name zal Partij B ter zake van deze omzetbelasting artikel 37 van de
Wet op de omzetbelasting 1968 niet inroepen omdat er vanuit kan worden gegaan dat de
afnemers van Partij A normaal gesproken particulieren zijn. Partij A moet uiterlijk zes
maanden na het onherroepelijk vaststaan van de uitkomst van de proefprocedure Partij B
een overzicht toesturen van het totaalbedrag in kwestie, uitgesplitst per tijdvak en
gespecificeerd naar over de omzet voldane btw en de afgetrokkén voorbelasting. Als niet
wordt voldaan aan deze voorwaarde, dan verleent Partij B geen ambtshalve verminderingen.”
In bijlage 1 bij deze overeenkomst is de naam van belanghebbende vermeld.
Omtrent de toepassing van de VSO heeft de Inspecteur in de brief van 20 juli 2017 aan belanghebbende onder andere het volgende opgemerkt:
“U bent werkzaam als acupuncturist en lid van de Nederlandse Vereniging voor Acupunctuur (NVA).
De NVA heeft namens haar leden met de Belastingdienst afspraken gemaakt over de vraag of diensten van een acupuncturist kunnen delen in de btw-vrijstelling voor medische diensten. In dat kader heeft u een vaststellingsovereenkomst (VSO) ondertekend en verzonden naar de Belastingdienst.
Op basis van dat overleg kunnen uw diensten, voor zover ze aan de wet- en regelgeving (waaronder het Beleidsbesluit van 29 maart 2016) voldoen, kwalificeren als vrijgesteld. Eén van de voorwaarden is dat het moet gaan om diensten die kwalificeren als gezondheidskundige verzorging van de mens.
Met de NVA zijn afspraken gemaakt over de afhandeling van de door de leden van de NVA ingediende bezwaarschriften. Eerder werd u hierover mogelijk al door de NVA geïnformeerd.
Voor de tijdvakken voorafgaand aan de ondertekening van de VSO, geldt het vereiste dat u in deze
periode minimaal één tijdig bezwaarschrift tegen de betaling op aangifte heeft ingediend. Een andere eis is dat u vanaf het tijdvak dat u de VSO heeft getekend, tijdig aangifte heeft gedaan en tijdig heeft betaald.
Indien u vóór de ondertekening van de VSO geen (tijdige) bezwaarschriften heeft ingediend, dan zullen die afdrachten van belasting en naheffingsaanslagen ambtshalve worden verminderd vanaf het tijdvak dat op 27 maart 2015- de datum dat de Hoge Raad arrest heeft gewezen inzake de medische vrijstelling - nog niet onherroepelijk vast stond. Voor tijdvakken die vóór de datum van het arrest onherroepelijk vaststonden kan geen teruggave worden verleend, tenzij (per tijdvak te beoordelen) tijdig bezwaar is gemaakt.
Tijdig bezwaarschrift
Een bezwaar is tijdig wanneer het is ontvangen door de Belastingdienst binnen zes weken nadat er op (de ingediende) aangifte is betaald. Een bezwaar is ontvankelijk wanneer dit tijdig is ingediend.