Gerechtshof Den Haag, 23-04-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:1775, BK-18/00735 tot en met BK-18/00737
Gerechtshof Den Haag, 23-04-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:1775, BK-18/00735 tot en met BK-18/00737
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 23 april 2019
- Datum publicatie
- 1 juli 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2019:1775
- Zaaknummer
- BK-18/00735 tot en met BK-18/00737
Inhoudsindicatie
Aan belanghebbende zijn drie naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd. In geschil is of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd. Meer specifiek stelt belanghebbende dat de door de heffingsambtenaar overgelegde, met behulp van op een auto aangebrachte scanapparatuur gemaakte foto’s, als bewijs van het feit dat de auto geparkeerd heeft gestaan op de in de naheffingsaanslagen vermelde locaties, ontoelaatbaar zijn dan wel tekortschieten. Vooropgesteld zij dat de heffingsambtenaar de bewijslast heeft dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd. Ter zake geldt de vrije bewijsleer. In dat verband heeft de heffingsambtenaar scanfoto’s overgelegd. Desgevraagd heeft belanghebbende ter zitting verklaard dat niet bestreden wordt dat de auto geparkeerd heeft gestaan zonder parkeerbelasting te voldoen. Nu belanghebbende dit niet betwist zijn de naheffingsaanslagen terecht opgelegd. De wijze waarop de heffingsambtenaar de foto’s heeft verkregen die hij heeft gebruikt bij het opleggen van de naheffingsaanslagen, doet daar niet aan af. Immers van deze wijze van verkrijging kan niet gezegd worden dat zij zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht dat het gebruik van deze foto’s bij het opleggen van naheffingsaanslagen in de parkeerbelasting ontoelaatbaar moet worden geacht.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-18/00735 tot en met BK-18/00737
in het geding tussen:
(gemachtigde: [A] )
en
(vertegenwoordiger: [B] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 9 mei 2018, nummers SGR 18/242, SGR 18/243 en SGR 18/244.
Procesverloop
Aan belanghebbende zijn drie naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd, elk ten bedrage van € 62,70. Dit bedrag bestaat uit € 1,70 aan parkeerbelasting en € 61 aan kosten.
Belanghebbende heeft tegen de naheffingsaanslagen bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft de beroepen tegen de uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen. Ter zake is een griffierecht geheven van € 126. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandelingen van de zaak hebben plaatsgevonden ter zitting van 12 maart 2019. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Vaststaande feiten
Aan belanghebbende zijn de volgende drie naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd:
Dagtekening |
datum en tijd parkeren |
plaats parkeren |
1-09-2017 |
23-08-2017 23:22 uur |
[C] |
3-09-2017 |
24-08-2017 23:43 uur |
[D] |
3-09-2017 |
27-08-2017 22:44 uur |
[D] |
Genoemde locaties aan de Scheppingstraat zijn door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag aangewezen als parkeerplaatsen waar op die data en die tijdstippen slechts mag worden geparkeerd tegen betaling van parkeerbelasting.
De naheffingsaanslagen zijn, aldus staat in de naheffingsaanslagen vermeld, “opgelegd omdat tijdens een controle is geconstateerd dat (…) geen of niet voldoende parkeerbelasting is betaald”. De naheffingsaanslagen zijn vastgesteld door de directeur der Gemeentebelastingen.
In het verweerschrift in hoger beroep heeft de heffingsambtenaar een schets gegeven van de door de gemeente Den Haag gehanteerde werkwijze bij het controleren of parkeerbelasting is voldaan. Deze schets luidt als volgt:
“De gemeente Den Haag maakt gebruik van scanauto’s om te controleren of parkeerbelasting is betaald voor geparkeerde voertuigen. De scanauto maakt een scan van het kenteken van een voertuig waarvan het vermoeden bestaat dat het geparkeerd staat op een fiscale parkeerplaats. De gps-gegevens van een geparkeerd voertuig worden na de scan geverifieerd in het Nationaal Parkeer Register (NPR) dat is gekoppeld aan een kaart waarop alle fiscale parkeerplaatsen in Den Haag zijn vastgelegd.
De scanauto maakt tijdens het voorbijrijden uit verschillende hoeken ook kleurenfoto's van het geparkeerde voertuig. Als vijf minuten na de scan geen parkeerbelasting is betaald voor het desbetreffende voertuig, worden de foto’s doorgezonden naar de Deskforce. Een medewerker (parkeercontroleur) van de Deskforce beoordeelt vervolgens aan de hand van de foto’s en een kaart van de locatie of er aanleiding is om het proces dat leidt tot het opleggen van een naheffingsaanslag en de bekendmaking van de aanslag voort te zetten.
Geen naheffingsaanslag wordt opgelegd als uit de foto’s duidelijk blijkt dat sprake is van laden en lossen of van in- of uitstappen. Er wordt ook geen naheffingsaanslag opgelegd als uit de foto’s blijkt dat het voertuig niet op een fiscale parkeerplaats staat. Als geen naheffingsaanslag wordt opgelegd, worden de foto’s door de medewerker van de Deskforce verwijderd.
In geval van twijfel of sprake is van parkeren in de zin van de Verordening, kan de medewerker van de Deskforce besluiten om een parkeercontroleur (de zogenoemde ‘Fieldforce’) naar de desbetreffende locatie te sturen. Er kan bijvoorbeeld twijfel zijn als op de foto’s is te zien dat de lampen van het voertuig aanstaan of dat er iemand in het geparkeerde voertuig zit. Ook als de foto’s onduidelijk zijn, kan worden besloten tot een nadere controle door een parkeercontroleur ter plaatse. Eventueel kan de medewerker van de Deskforce of de parkeercontroleur ter plaatse ook het kenteken van het voertuig of de locatie aanpassen indien daarvoor aanleiding is. Als de medewerker van de Deskforce op de foto’s ziet dat er niemand in het voertuig zit, de lampen niet aan staan, en er ook geen andere redenen tot twijfel zijn, wordt geen parkeercontroleur ingeschakeld, maar wordt het proces dat leidt tot het opleggen en bekendmaken van de naheffingsaanslag voortgezet.
‘s Nachts volgt er een ‘controlerun’ waarbij nogmaals wordt gecontroleerd of er parkeerbelasting is betaald voor het betreffende voertuig. Als uit deze controle alsnog blijkt dat binnen een bepaalde (vooraf vastgestelde) korte tijd voor of na de scan parkeerbelasting voor het gescande voertuig is betaald, wordt geen naheffingsaanslag opgelegd. Als na deze nachtelijke controle vaststaat dat binnen een tijdspanne van vijf minuten geen sprake is van een geldig parkeerrecht, wordt een naheffingsaanslag opgelegd.”
Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft, voor zover thans van belang, overwogen:
“1. Op 23 augustus 2017 omstreeks 23:22 uur, 24 augustus 2017 omstreeks 23:43 uur en 27 augustus 2017 omstreeks 22:44 uur, stond de auto van [belanghebbende] met kenteken […] (de auto), geparkeerd aan de [C] te Den Haag (de locatie). Deze locatie is door burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag aangewezen als een plaats waar mag worden geparkeerd tegen betaling van parkeerbelasting.
2. Tijdens een controle op voormelde locatie, data en tijdstippen is door een scanauto geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan. Naar aanleiding hiervan zijn de naheffingsaanslagen aan eiser opgelegd.
3. In geschil is of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd.
4. [ Belanghebbende] stelt dat uit de door [de heffingsambtenaar] overgelegde foto’s niet kan worden afgeleid waar de auto feitelijk geparkeerd stond. Verder stelt [belanghebbende] dat de naheffingsaanslagen niet onder de ruitenwisser van zijn auto zijn achtergelaten, waardoor hij niet wist dat hij in overtreding was en drie maal voor dezelfde overtreding is beboet.
Zaaknummer SGR 18/242
5. Alvorens de zaak inhoudelijk te beoordelen, dient de rechtbank de ontvankelijkheid van het bezwaar vast te stellen. De naheffingsaanslag is gedagtekend 1 september 2017. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de naheffingsaanslag pas na die datum is verzonden, zodat de bezwaartermijn eindigde op 13 oktober 2017. Het bezwaarschrift is op 16 oktober 2017 door [de heffingsambtenaar] ontvangen. Nu [de heffingsambtenaar] de envelop waarin [belanghebbende] het bezwaarschrift heeft verzonden niet heeft overgelegd kan de dagtekening van de poststempel niet meer worden vastgesteld. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat [belanghebbende] het bezwaarschrift voor het einde van de termijn ter post heeft bezorgd. [De heffingsambtenaar] heeft het bezwaar van [belanghebbende] terecht ontvankelijk verklaard.
Zaaknummers SGR 18/242, SGR 18/243 en SGR 18/244
6. Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de door [de heffingsambtenaar] overgelegde gegevens van de scanauto, de GPS-coördinaten, de foto’s en de door [de heffingsambtenaar] gegeven toelichting dat de desbetreffende GPS-coördinaten overeen komen met een fiscale parkeerplaats aan de [C] ter hoogte van de nummers [C] en [D] te Den Haag, voldoende vast komen te staan dat de auto van [belanghebbende] op de in 1 genoemde locatie, data en tijdstippen geparkeerd stond. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze door [de heffingsambtenaar] ingebrachte gegevens en acht [de heffingsambtenaar] geslaagd in zijn bewijslast dat de belastbare feiten zich hebben voorgedaan. Nu [belanghebbende] woonachtig is in de straat waar hij geparkeerd stond, acht de rechtbank het onaannemelijk dat [belanghebbende] niet op de hoogte was van het ter plaatse geldende parkeerregime. Het had hem dus duidelijk kunnen en moeten zijn dat op de locatie slechts geparkeerd kon worden tegen betaling van parkeerbelasting. In dat licht is voorts onbegrijpelijk dat [belanghebbende] kennelijk geen aanvraag voor een bewonersvergunning heeft ingediend. Nu de verschuldigde parkeerbelasting niet door [belanghebbende] is voldaan, zijn de naheffingsaanslagen terecht opgelegd.
7. Voor zover [belanghebbende] stelt dat het onredelijk is om binnen korte tijd meerdere aanslagen op te leggen, slaagt deze grond niet. De rechtbank overweegt dat [de heffingsambtenaar], gelet op het bepaalde in artikel 234, vijfde lid, van de Gemeentewet, bevoegd is om op verschillende dagen en tijdstippen achter elkaar naheffingsaanslagen op te leggen. De parkeerbelasting is immers verschuldigd bij aanvang van het parkeren en het tijdvak waarover de belasting wordt geheven, is één uur. [De heffingsambtenaar] is voorts niet verplicht een aankondiging af te geven van de naheffingsaanslag of de naheffingsaanslag direct bekend te maken:
8. Gelet op wat hiervoor is overwogen, zijn de beroepen ongegrond verklaard.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”