Home

Gerechtshof Den Haag, 19-06-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:2219, BK-18/00848

Gerechtshof Den Haag, 19-06-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:2219, BK-18/00848

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
19 juni 2019
Datum publicatie
21 augustus 2019
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2019:2219
Zaaknummer
BK-18/00848

Inhoudsindicatie

Belanghebbende stelt ten onrechte te zijn uitgenodigd over 2014 aangifte IB/PVV en Zvw te doen, omdat hij een zwervend bestaan leidde en niet in Nederland woonde. Volgens bevindingen van een onderzoek door de belastingdienst bij een CV is belanghebbende commanditair vennoot van die CV. Omdat belanghebbende niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn aangifte heeft gedaan, heeft de Inspecteur aan belanghebbende ambtshalve aanslagen IB/PVV en Zvw opgelegd. Het Hof oordeelt dat de Inspecteur zich in redelijkheid op het standpunt kon stellen dat belanghebbende in het onderhavige jaar belastingplichtig is in Nederland, hetzij als binnenlands belastingplichtige hetzij als buitenlands belastingplichtige. De Inspecteur heeft belanghebbende daarom terecht uitgenodigd tot het doen van aangifte. Eveneens terecht heeft de Inspecteur de uitnodiging en de aanmaning naar het bij de belastingdienst bekende correspondentieadres gestuurd, nu niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende een adreswijziging heeft doorgegeven. Volgt omkering en verzwaring van de bewijslast. De schatting door de Inspecteur van de hoogte van de winst van de CV acht het Hof redelijk. Gezien de uit de gegevens van de Inspecteur blijkende winstverdeling acht het Hof het echter niet redelijk om de winst volledig aan belanghebbende toe te rekenen. Het Hof vermindert de aanslagen.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-18/00848

in het geding tussen:

en

(vertegenwoordiger: [A] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 16 juli 2018, nummer SGR 18/1062.

Procesverloop

1.1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 ambtshalve een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.000. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is aan belanghebbende een bedrag van € 866 belastingrente in rekening gebracht en is een verzuimboete opgelegd van € 344.

1.1.2.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 ambtshalve een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 35.000. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is aan belanghebbende een bedrag van € 165 belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar tegen voormelde aanslagen en beschikkingen gedeeltelijk toegewezen en de verzuimboete verminderd tot op € 100.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Ter zake van dit beroep is € 46 griffierecht geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 126. De Inspecteur heeft een nader stuk, door hem aangeduid als verweerschrift, ingediend.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 8 mei 2019. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Ter zitting heeft belanghebbende een afschrift van het voorblad van de aanslag IB/PVV 2015 overgelegd.

Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is gehuwd met [B] (de echtgenote). Belanghebbende heeft de Nederlandse nationaliteit. Volgens de gegevens in de Basisregistratie Personen (BRP) stond belanghebbende gedurende de periode 2000 tot 5 maart 2018 (datum uittreksel) ingeschreven op de volgende adressen:

-

van 10 december 2000 t/m 21 mei 2009: [C] , [D] , Nederland;

-

van 22 mei 2009 t/m 12 november 2009: [E] , [F] , Nederland;

-

van 13 november 2009 t/m 1 november 2012: geen adres bekend

-

van 2 november 2012 t/m 4 januari 2017: [G] Frankrijk;

-

van 5 januari 2017 tot 5 maart 2018: [H] , [I] , Nederland.

2.2.

In de administratie van de Belastingdienst is voor de periode van 27 augustus 2012 tot 6 september 2017 het adres [J] , [K] als verplicht toezendadres opgenomen.

2.3.

Belanghebbende heeft de Rechtbank bij (ongedateerde) brief, bij de Rechtbank ingekomen op 21 juni 2018, laten weten dat het postadres [H] , [I] vanaf 28 maart 2018 is gewijzigd in: [L] , [M] .

2.4.

De echtgenote staat volgens de BRP met ingang van 23 mei 2009 ingeschreven op het adres [H] te [I] . Uit het huwelijk tussen belanghebbende en zijn echtgenote zijn twee kinderen geboren, te weten: [N] , geboren [in] 2014 en [O] , geboren [in] 2017. Beide kinderen staan vanaf hun geboorte ingeschreven op het adres [H] te [I] . De echtgenote heeft per 15 juni 2009 de volledige eigendom verworven van de woning gelegen aan de [H] te [I] .

2.5.

Gedurende de jaren 2009 tot en met 2012 verrichtte belanghebbende in Nederland werkzaamheden in loondienst bij Nederlandse werkgevers.

2.6.

Op 1 juli 2012 is [P] CV opgericht en op 1 januari 2016 is deze CV opgeheven. Blijkens een tot de gedingstukken behorend uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel was Stichting [Q] de beherend vennoot van [P] CV. De echtgenote is bestuurder van deze stichting.

2.7.

In 2012 heeft de Inspecteur de structuur van [P] CV beoordeeld. Zijn bevindingen heeft hij neergelegd in een verslag (het verslag), dat als volgt luidt:

"Constateringen bij beoordeling structuur [P] CV

-

Beherend vennoot is Stichting [Q] ( […] ), commandiet is [belanghebbende] ( […] ;

-

Bestuurder van de stichting is [de echtgenote] ( […] , echtgenote van [belanghebbende] (sedert 05-07-2008). Haar werk als bestuurder van de stichting zou ze onbezoldigd verrichten…;

-

[Belanghebbende] is VOW sedert 13-11-2009;

-

De stichting en de CV zijn gevestigd op het adres van [de echtgenote] te [I] ;

-

Het bij de KvK geregistreerde tel nr. bij de CV en bij de stichting is het 06-nummer van [belanghebbende];

-

Tijdens telefonisch contact dd 25 juli 2012 deelde hij mee in Frankrijk te wonen. Adres moest hij even opzoeken, hij was aan het werk. Vreemd, je weet je adres toch? Hij stuurde uiteindelijk per mail zijn adres in Frankrijk. De mail was echter afkomstig van een mailserver in…Nederland;

-

[De echtgenote] is in loondienst werkzaam bij Stichting [R] , aanbieder van ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking;

-

[Belanghebbende] genoot in de periode 27-02 t/m 31-05 2012 een UWV uitkering, daarna zijn in Fibase geen inkomsten meer bij hem bekend;

-

Na opgevraagde informatie gebleken dat geen CV-overeenkomst is opgemaakt, maar dat de winstverdeling is vastgesteld op stichting 20% en [belanghebbende] 80% winstaandeel;

-

Wie verricht de werkzaamheden????

- [de echtgenote]? Mogelijk stichting transparant;

- [belanghebbende] ? Dan (mede) aansprakelijk voor de schulden van de vennootschap (wellicht dan zelfs sprake van eenmanszaak ??).”

2.8.

[P] CV heeft in haar aangiften omzetbelasting voor het jaar 2014 een omzet verantwoord van in totaal € 40.114.

2.9.

Belanghebbende beschikte in de jaren 2011 tot en met 2014 over een Nederlandse bankrekening. Het saldo van deze rekening bedroeg op 1 januari 2014 en 31 december 2014 respectievelijk € 3.901en € 4.203.

2.10.

De Inspecteur heeft belanghebbende bij brieven van 28 februari 2015, 2 oktober 2015 en 4 november 2015 respectievelijk uitgenodigd, herinnerd en aangemaand tot het doen van aangifte IB/PVV en Zvw voor het jaar 2014. Blijkens de aanmaning moest de aangifte uiterlijk 18 november 2015 zijn ingediend. De uitnodiging, de herinnering, de aanmaning en de aanslagen zijn verzonden naar het adres [J] , [K] .

2.11.

Omdat belanghebbende niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn aangifte IB/PVV en Zvw heeft gedaan, heeft de Inspecteur met dagtekening 26 juli 2017 de onderhavige aanslagen en beschikkingen opgelegd respectievelijk gegeven.

2.12.

Belanghebbende heeft op 1 september 2017 een ingevuld aangiftebiljet IB/PVV voor het jaar 2014 ingediend, dat een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil vermeldt. De Inspecteur heeft dit aangiftebiljet aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de onderhavige aanslagen en beschikkingen.

2.13.

Bij een door de belastingdienst op 6 oktober 2017 ontvangen brief heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2014. De Inspecteur heeft deze brief aangemerkt als een aanvulling op het op 1 september 2017 ingediende bezwaarschrift.

Oordeel van de Rechtbank

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Beslissing