Home

Gerechtshof Den Haag, 16-10-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:2757, BK-19/00322 tot en met 19/00324

Gerechtshof Den Haag, 16-10-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:2757, BK-19/00322 tot en met 19/00324

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
16 oktober 2019
Datum publicatie
25 oktober 2019
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2019:2757
Zaaknummer
BK-19/00322 tot en met 19/00324

Inhoudsindicatie

Het beroep van belanghebbende op betalingsonmacht voor voldoening van het griffierecht is afgewezen. Het verschuldigde griffierecht is niet voldaan. Het Hof is niet gebleken dat dit verschoonbaar is, zodat het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-19/00322 tot en met 19/00324

in het geding tussen:

en

(vertegenwoordiger: [A] )

op de hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 2 mei 2019, nummers SGR 18/7664, 18/7673 en 18/7674.

Procesverloop

1.1.

De Heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende met dagtekening 11 november 2018 en 12 november 2018 drie naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd.

1.2.

Bij gezamenlijke uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende afgewezen en de naheffingsaanslagen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep is een griffierecht geheven van eenmaal € 46. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en het hoger beroep aangevuld bij brief van 22 mei 2019, ingekomen bij het Hof op 23 mei 2019. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. De griffier van het Hof heeft het proces-verbaal van de zitting bij de Rechtbank op 6 juni 2019 verzonden naar partijen.

1.5.

Het in verband met het door belanghebbende ingestelde hoger beroep verschuldigde griffierecht van € 128 is niet voldaan.

1.6.

De mondelinge behandeling van de zaken zou plaatsvinden ter zitting van het Hof van 4 september 2019. Voorafgaand aan de zitting heeft belanghebbende telefonisch contact gehad met de griffier. Bij brief van 2 september 2019, ingekomen bij het Hof op 4 september 2019, heeft belanghebbende het Hof laten weten dat zij de mondelinge behandeling van het hoger beroep afzegt. Belanghebbende heeft daarbij niet verzocht om een nieuwe zittingsdatum.

Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft bij brief van 22 mei 2019, ingekomen bij het Hof op 23 mei 2019, een beroep op betalingsonmacht voor voldoening van het griffierecht gedaan.

2.2.

Bij brief van 23 mei 2019 heeft de griffier belanghebbende verzocht om het bij de brief gevoegde - ingevulde - formulier samen met de daarbij gevraagde gegevens binnen twee weken retour te zenden, indien zij van mening is dat aan de criteria voor betalingsonmacht wordt voldaan.

2.3.

Belanghebbende heeft voormeld formulier ingevuld en met dagtekening 3 juni 2019 retour verzonden, zonder bijvoeging van de gevraagde gegevens.

2.4.

Bij brief van 13 juni 2019 heeft de griffier belanghebbendes beroep op betalingsonmacht afgewezen. In de brief is, voor zover van belang, het volgende vermeld:

"(…)

U heeft een inkomensgegeven vermeld op het geretourneerde formulier, maar geen specificatie van uw AOW-uitkering bijgevoegd. U heeft dus niet (volledig) aan het verzoek voldaan.

Daarnaast ben ik naar aanleiding van het door u verstrekte inkomensgegeven van mening dat u niet aan de criteria voor betalingsonmacht voldoet. De door u vermelde AOW-uitkering bedraagt meer dan 90% van de maximale bijstandsuitkering voor een alleenstaande (…).

Daarom wijs ik uw beroep op betalingsonmacht af. U ontvangt een nieuwe nota griffierecht. U wordt verzocht het griffierecht binnen de op de nota gestelde betalingstermijn te betalen. Het niet of niet op tijd betalen van het verschuldigde griffierecht kan ertoe leiden dat het gerechtshof uw hoger beroep niet-ontvankelijk verklaart. Dat betekent dat het hoger beroep niet inhoudelijk wordt behandeld."

2.5.

Met dagtekening 14 juni 2019 is aan belanghebbende per gewone post een nota griffierecht verzonden. De op 13 juli 2019 bij aangetekend schrijven verzonden betalingsherinnering ter zake van de eerder verzonden nota griffierecht is op 2 augustus 2019 door het Hof retour ontvangen. Vervolgens is de betalingsherinnering op 5 augustus 2019 per gewone post opnieuw verzonden naar belanghebbende, na controle van haar adres bij de Basisregistratie Personen. De uiterste betaaldatum was 24 augustus 2019.

2.6.

Bij brief van 2 september 2019, ingekomen bij het Hof op 4 september 2019, heeft belanghebbende het Hof laten weten dat zij de mondelinge behandeling van het hoger beroep die zou plaatsvinden op 4 september 2019, afzegt, omdat zij denkt dat de mondelinge behandeling geen zin heeft.

2.7.

Uit de administratie van het Hof blijkt dat het verschuldigde griffierecht niet is voldaan.

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of de naheffingsaanslagen parkeerbelasting gehandhaafd dienen te blijven. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Heffingsambtenaar bevestigend.

3.2.

Belanghebbende concludeert, zo begrijpt het Hof, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslagen parkeerbelasting.

3.3.

De Heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.

Beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep

Proceskosten

Beslissing