Gerechtshof Den Haag, 19-11-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:3152, Bk-18/00955
Gerechtshof Den Haag, 19-11-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:3152, Bk-18/00955
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 19 november 2019
- Datum publicatie
- 8 januari 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2019:3152
- Zaaknummer
- Bk-18/00955
Inhoudsindicatie
Bijtelling privégebruik bestelauto’s van een aannemersbedrijf. In feite heeft belanghebbende telkens één auto ter beschikking gesteld aan twee werknemers gelijktijdig waarbij niet is na te gaan wie, wanneer, gedurende welke rit met welk doel, naar of van werk, privé of zakelijk, de auto bestuurt en gebruikt. Verder komt het voor dat een andere werknemer, niet behorende tot het vaste tweetal de bestelauto bestuurt of meerijdt. Daarmee is de bestelauto doorlopend afwisselend in gebruik bij twee of meer werknemers van wie bezwaarlijk is vast te stellen of en aan wie die auto ter beschikking is gesteld. Belanghebbende mag de regeling van art. 31, lid 1, onderdeel d, Wet LB 1964 (eindheffing doorlopend afwisselend gebruik) toepassen. Het Hof verwerpt het hoger beroep van de Inspecteur.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-18/00955
in het geding tussen:
(gemachtigde: [A] ),
en
(vertegenwoordigers [B] en [C] ),
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (de rechtbank) van 7 augustus 2018, nummer SGR 18/1842.
Procesverloop
De Inspecteur heeft op 27 maart 2017 aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 een naheffingsaanslag in de loonheffing opgelegd van € 34.381. Bij de naheffingsaanslag is bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 5.157 en bij beschikking € 4.421 belastingrente in rekening gebracht.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de bezwaren tegen de naheffingsaanslag en de beschikkingen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag verminderd tot € 10.267, de boete verminderd tot € 1.540 met veroordeling van de Inspecteur tot vergoeding aan belanghebbende van € 1.500 proceskosten en € 338 griffierecht.
De Inspecteur is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en een verweerschrift ingediend. De Inspecteur heeft het incidenteel hoger beroep beantwoord.
De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van 8 oktober 2019, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Vaststaande feiten
Belanghebbende exploiteert een aannemersbedrijf. Bij belanghebbende zijn ongeveer 20 tot 30 werknemers werkzaam. De Inspecteur heeft in 2016 een controle ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffingen over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013, waarbij onder meer het privégebruik auto is gecontroleerd. Het daarvan opgemaakte rapport van 10 maart 2016 behoort tot de gedingstukken.
Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat belanghebbende voor een drietal bestelauto’s met kentekens [D] , [E] en [F] (de bestelauto’s) voor de loonheffing de eindheffing doorlopend afwisselend gebruik als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) heeft toegepast.
De bestelauto’s beschikken over een cabine en daarvan afgescheiden een laadruimte en worden gebruikt voor het vervoer van de werknemers en materiaal naar de plaats van de werkzaamheden. De auto’s beschikken over een bestuurderstoel en een zitplaats voor een andere inzittende in de cabine. Er zijn geen achterbanken.
De bestelauto’s worden doorgaans gebruikt door een vast tweetal werknemers met wie belanghebbende gebruikersovereenkomsten heeft gesloten. In de gebruiksovereenkomst is bepaald:
“Artikel 1 Omschrijving -van de auto
Oe werkgever stelt aan de werknemer de navolgende auto ter beschikking: (…), kenteken (…), met een cataloguswaarde van (…).