Home

Gerechtshof Den Haag, 27-11-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:3242, BK-18/00797

Gerechtshof Den Haag, 27-11-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:3242, BK-18/00797

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
27 november 2019
Datum publicatie
11 december 2019
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2019:3242
Zaaknummer
BK-18/00797

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV een gift van € 2.000 aan de (G) Stichting opgevoerd als aftrekpost. De door de Inspecteur in hoger beroep aangevoerde feiten en omstandigheden leiden tot twijfel over de betrouwbaarheid van de kwitantie die belanghebbende ter onderbouwing van de gift heeft ingebracht. Het Hof oordeelt dat belanghebbende bij gebreke aan ander bewijs niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de gift daadwerkelijk heeft gedaan. Voorts beschikt de Inspecteur over het voor navordering vereiste nieuwe feit, omdat hij pas naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek naar de zoon en tevens gemachtigde van belanghebbende aanleiding had om de door belanghebbende opgevoerde gift aan een nader onderzoek te onderwerpen.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-18/00797

in het geding tussen:

(gemachtigde: [A] )

en

(vertegenwoordigers: [B] , [C] , [E] en [F] )

op het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 19 juni 2018, nummer SGR 18/1241.

Procesverloop

1.1

Aan belanghebbende is over het jaar 2012 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekering (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.114. Bij gelijktijdig gegeven beschikking heeft de Inspecteur aan belanghebbende een bedrag van € 124 belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

De Inspecteur heeft het daartegen gemaakte bezwaar afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. De Rechtbank heeft:

-

het beroep gegrond verklaard;

-

de uitspraak op bezwaar vernietigd;

-

de navorderingsaanslag vernietigd;

-

de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 46 aan belanghebbende te vergoeden.

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Bij brief van 16 november 2018, ingekomen bij het Hof op 19 november 2018, heeft de Inspecteur zijn hogerberoepschrift aangevuld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Eveneens bij brief van 16 november 2018 heeft de Inspecteur een geschoonde en een ongeschoonde versie van een proces-verbaal, door de FIOD opgemaakt in het kader van een strafrechtelijk onderzoek, en van enkele andere stukken aan het Hof gezonden. Daarbij heeft de Inspecteur het standpunt ingenomen, onder verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat enkel het Hof kennis mag nemen van de ongeschoonde versie van het proces-verbaal en de andere stukken (beperkte kennisneming).

1.6.

Het Hof heeft vervolgens het vooronderzoek geschorst en de zaak verwezen naar een enkelvoudige kamer (de geheimhoudingskamer).

1.7.

Bij beslissing van 16 april 2019 heeft de geheimhoudingskamer het verzoek van de Inspecteur tot beperkte kennisneming gedeeltelijk afgewezen en de Inspecteur gevraagd of hij bereid is een versie van de stukken over te leggen waarin de betreffende delen leesbaar zijn gemaakt.

1.8.

Bij brief van 17 mei 2019, ingekomen bij het Hof op 20 mei 2019, heeft de Inspecteur een versie van de stukken overgelegd waarin de betreffende delen leesbaar zijn gemaakt. Een afschrift van deze stukken is door de griffier van het Hof bij brief van 27 juni 2019 verzonden naar de gemachtigde van belanghebbende.

1.9.

De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting van het Hof te kennen gegeven dat hij toestemming verleent aan het Hof om mede op grondslag van de door de Inspecteur bij brief van 16 november 2018 verzonden ongeschoonde stukken uitspraak te doen.

1.10.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 16 oktober 2019. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces‑verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV voor het onderhavige jaar een gift van € 2.000 opgevoerd met de omschrijving " [G] stichting".

2.2.

Met dagtekening 30 augustus 2013 heeft de Inspecteur een definitieve aanslag IB/PVV voor het onderhavige jaar opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.114, overeenkomstig de ingediende aangifte.

2.3.

Bij brief van 15 december 2016 heeft de Inspecteur belanghebbende verzocht gegevens op te sturen over de in de aangifte in aftrek gebrachte gift. De bijlage (Formulier aftrekbare kosten aangifte inkomstenbelasting 2012) vermeldt onder meer:

"Giften

U hebt in uw aangifte bij 'Giften' € 2.000 afgetrokken. Stuur mij daarom:

-

een specificatie van deze giften

-

de originele schriftelijke bewijsstukken en betalingsbewijzen, zoals bankafschriften, waaruit blijkt aan wie deze giften zijn gedaan en voor welke bedragen".

2.4.

De reactie (het ingevulde formulier aftrekbare kosten aangifte inkomstenbelasting 2012) van belanghebbende op voormelde brief is ingekomen bij de Inspecteur op 5 januari 2017 en vermeldt onder meer:

"Ik heb ook een brief ontvangen over de gift van 2015. Echter het bewijs hiervan ligt bij mijn zoon thuis en mijn zoon is op dit moment op vakantie. Zodra hij terug is, stuur ik het bewijs gelijk op met het andere formulier."

2.5.1.

De zoon, en tevens gemachtigde, van belanghebbende is onderwerp van een strafrechtelijk onderzoek naar fraude met giftenaftrek in aangiften inkomstenbelasting.

2.5.2.

Het dossier bevat stukken uit het strafrechtelijk onderzoek ' [H] ', dat is uitgevoerd door de FIOD. De FIOD heeft onderzoek gedaan naar het gebruik van valse giftkwitanties van onder andere de [I] ( [I] ) in aangiften inkomstenbelasting. Gedurende dit onderzoek werd onder meer gezien dat ook de zoon van belanghebbende, medewerker van de Belastingdienst, gebruik heeft gemaakt van dergelijke kwitanties. Voorts werd geconstateerd dat de zoon samen met een derde, eveneens een medewerker van de Belastingdienst, een belastingadvieskantoor heeft. Uit onderzoek is gebleken dat dit belastingadvieskantoor aangiften inkomstenbelasting heeft ingediend waarin giften werden opgevoerd die werden onderbouwd met, na achteraf is gebleken, vervalste kwitanties op naam van de [I] .

2.5.3.

In het kader van het strafrechtelijk onderzoek zijn WhatsApp-gesprekken onderzocht tussen [A] en E alsmede tussen [A] en C:

"AMB-028 What'sApp gesprek tussen [A] en [E] (11-03-2015 t/m 6-10-2016)

 Op 13 maart 2015 verzoekt verdachte [A] aan ene [E] om voor ten hoogste € 2.000 een gift voor hem te regelen;

 Verdachte [A] geeft de data en de tenaamstelling van de kwitanties door, te weten 25 augustus en 15 mei en [A] ;

 [E] geeft vervolgens op 14 maart 2015 door dat de kwitanties zijn geregeld met de gegevens zoals verdachte [A] ze had doorgegeven;

 Nadat hem wordt doorgegeven dat de kwitanties binnen zijn, geeft verdachte [A] te kennen dat hij ze graag komt ophalen en dan direct het geld zal betalen.

(…)

AMB-028b What'sApp gesprek tussen [A] en [C] (01-03-2015 t/m 12-09-2016)

 Op 1 maart 2015 vraagt [ [A] ] aan [C] een gift te regelen voor het jaar 2014 voor hem en zijn vader, [belanghebbende];

 Op 9 maart 2016 vraagt [ [A] ] aan [C] een gift te regelen voor het jaar 2015 voor hem en zijn vader, [belanghebbende];"

2.5.4.

In het kader van het strafrechtelijk onderzoek zijn telefoongesprekken opgenomen en uitgeluisterd van [A] . Het zaaksproces-verbaal, met nummer 60527 en documentcode AMB-009 vermeldt onder meer:

" De navolgende gesprekken werden op 13 december [2016] gevoerd (…).

DOC-028 [D]: ok, dan moeten wij dus rond 1000 euro terug betalen?

[A] : ja, dat is rond 1000 euro, voor die twee jaren, dan kan jij dinges ontvangen

[A] : want jij hebt geen bonnen, als goed is

[D]: ja, dat bedoel ik ook, wij hebben geen bonnen, wij hebben 1000 ingevuld/ingegooid, maar wij weten niet of wij voor die 1700 wel of geen dinges voor hebben gekregen. Toen die tijd, had jij aangegeven als je onder 2000 euro blijft, dat dan niet zou opvallen ja, ja, ja.

[A] : zoiets zei ik wel, maar jij hebt helemaal niets gedaan. Jij hebt zomaar iets ingevuld/ingegooid. Jij hebt geen bonnen gekocht/gehaald, stel voor als jij 10% bonnen had gekocht/gehaald, dan had je minstens die bonnen nu gehad en je kon dan die bonnen nu opsturen, dan had dat op papier/zogenaamd kunnen bewijzen."

2.6.1.

Tot de stukken van het geding behoort een zaaksproces-verbaal, met nummer 60527 en documentcode 0-OPV-01. Hierin is onder meer vermeld:

"(…)

AMB-001 Door de Belasting is bij het onderzoek naar aangiften waarin [I] als PGA [Hof: persoonsgebonden aftrekpost] was aangegeven vastgesteld dat op naam van [A] een aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2012 was ingediend waarin een gift van € 1.000 aan [I] was aangegeven.

AMB-001 Uit nader onderzoek komt naar voren dat [A] in zijn aangifte inkomstenbelasting 2014 een bedrag van € 2.000 als PGA heeft aangegeven, waarbij in de omschrijving Stichting [J] werd vermeld.

AMB-001 Bij onderzoek in de administraties van [I] en [J] is vastgesteld dat de naam [A] niet voorkomt in de giftenadministratie van deze stichtingen.

(…)"

2.6.2.

Tot de stukken van het geding behoort een zaaksproces-verbaal, met nummer 60527 en documentcode AMB-001. Hierin is onder meer vermeld:

“Resumé

Gezien de hiervoor gerelateerde feiten en omstandigheden, te weten dat:

  1. In de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2012 op naam van [A] is opgenomen dat er € 1.000 is gedoneerd aan de Stichting [I] , terwijl er in de administratie over 2012 van de Stichting [I] geen giften zijn verantwoord op naam van [A] ;

  2. In de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2014 op naam van [A] is opgenomen dat er € 2.000 is gedoneerd aan de stichting [J] , terwijl er in de administratie van de stichting [J] geen giften zijn verantwoord op naam van [A] ;

  3. Door onderzoek is vastgesteld dat kwitanties van onder andere de Stichting [J] en de Stichting [I] valselijk worden opgemaakt en kunnen worden verkregen voor 10 à 20% van de waarde die op de kwitantie vermeld staat; (…)

is bij mij [Hof: de opsporingsambtenaar bij de Belastingdienst/FIOD] het vermoeden ontstaan dat [A] zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk onjuist indienen van de aangifte inkomstenbelasting over de jaren 2012 en 2014.”

2.7.

De gedingstukken bevatten een interne e-mail van de Belastingdienst waaruit volgt dat belanghebbendes aangifte IB/PVV voor het onderhavige jaar is ingediend via een IP-adres dat veelvuldig is gebruikt door zijn zoon.

2.8.1.

In de brief van 24 juli 2014 betreffende "Uitkomst bedrijfsonderzoek algemeen nut beogende instelling (ANBI)" gericht aan de [G] is onder meer vermeld:

"Voor kasverkeer hanteert, men een kasboekje en een kwitantieboekje (genummerd)."

2.8.2.

Ter onderbouwing van de gift aan de [G] , ook bekend onder de naam [K] Moskee, in het onderhavige jaar heeft belanghebbende een kwitantie van € 2.000 overgelegd. De kwitantie is gedateerd op 26 juni 2012 en is uitgeschreven op naam van belanghebbende. De kwitantie is niet genummerd.

2.9.1.

Tot de stukken van het geding behoren kwitanties van de [G] van andere belastingplichtigen, waaronder die van de heer A. Deze kwitanties zijn niet genummerd.

2.9.2.

De kwitanties van de heer A zijn overgelegd in reactie op een vragenbrief van de Inspecteur om de in de aangifte over het jaar 2009 opgevoerde gift aan [G] van € 2.115 te onderbouwen. In totaal heeft de heer A vier kwitanties overgelegd met een totaalbedrag € 1.923. Dit bedrag komt overeen met het aftrekbare bedrag aan giften dat resteert na aftrek van de drempel.

2.9.3.

De kwitanties van belanghebbende en de heer A zijn onderzocht en vergeleken door een documentdeskundige van de Belastingdienst. Tot de stukken van het geding behoort een ambtsbericht opgemaakt op 20 augustus 2018 door voormelde documentdeskundige. De documentdeskundige verklaart in dit bericht te vermoeden dat de teksten op de kwitanties van belanghebbende en de heer A “heel zeer waarschijnlijk geschreven werden door één en dezelfde persoon”.

2.10.

Tot de gedingstukken behoort een proces-verbaal van verhoor verdachte in het kader van het strafrechtelijk onderzoek " [L] ", de heer [M] , van 9 maart 2016. Hierin is onder meer vermeld:

"Vraag verbalisanten: Heb jij deze € 7.000 echt betaald?

Oordeel van de Rechtbank

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten

Beslissing