Home

Gerechtshof Den Haag, 27-11-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:3320, BK-18/00931

Gerechtshof Den Haag, 27-11-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:3320, BK-18/00931

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
27 november 2019
Datum publicatie
8 januari 2020
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2019:3320
Formele relaties
Zaaknummer
BK-18/00931

Inhoudsindicatie

Informatiebeschikking loonheffing. Belanghebbende exploiteert een horecaonderneming. Bij belanghebbende is een wisselend aantal mensen werkzaam. Tijdens een boekenonderzoek constateert de Inspecteur dat de loonboekhouding niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet en geeft hij belanghebbende een informatiebeschikking voor 2011 en 2012. In geschil is of dit terecht is. De rechtbank vernietigt de informatiebeschikking. De Inspecteur gaat in hoger beroep. Het Hof oordeelt dat belanghebbende de werkroosters niet heeft bewaard en dat er aanzienlijke verschillen zijn geconstateerd tussen gewerkte uren en betaalde lonen. De loonboekhouding voldoet daarom niet aan de daaraan te stellen eisen. De informatiebeschikking is daarom terecht gegeven. Daaraan doet niet af dat het boekenonderzoek ten tijde van het vaststellen van de informatiebeschikking nog niet was afgerond.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-18/00931

Uitspraak van 27 november 2019

in het geding tussen:

[X] B.V. (met ingang van 8 februari 2018 genaamd: [X1] B.V.) te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigden: [A] en [B] ),

en

de inspecteur van de Belastingdienst Grote ondernemingen, kantoor Rotterdam, de Inspecteur,

(vertegenwoordigers: [C] , [D] , [E] en [F] ).

op het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 19 juli 2018, nummer SGR 17/3818.

1 Procesverloop

1.1.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende een informatiebeschikking gegeven als bedoeld in artikel 52a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), met betrekking tot een op te leggen naheffingsaanslag loonheffingen voor het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2012.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de informatiebeschikking bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de informatiebeschikking gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep is van belanghebbende een griffierecht geheven van € 333.

1.4.

Bij de bestreden uitspraak heeft de Rechtbank het beroep gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar en de informatiebeschikking vernietigd. Verder heeft de Rechtbank de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.500 en hem opgedragen het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 333 aan haar te vergoeden.

1.5.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van het Hof van 28 augustus 2019. Partijen zijn verschenen. Zij hebben ieder een pleitnota overgelegd.

1.7.

Ter zitting heeft tevens de mondelinge behandeling plaatsgevonden van de zaken met de zaaknummers BK-SGR 18/00918, BK-SGR 18/00919, BK-SGR 18/00932 en BK-SGR 18/00933. Alles wat in die zaken is aangevoerd en overgelegd wordt ook geacht te zijn aangevoerd en overgelegd in deze zaak. Van het verhandelde ter zitting is één proces-verbaal opgemaakt.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende exploiteert een horecaonderneming. Tot 20:00 uur is zij een lunchroom/restaurant en vanaf dat tijdstip tot sluitingstijd een bar/nachtclub. De openingstijden zijn op zondag tot en met donderdag van 11:00 uur tot 03:00 uur en op vrijdag en zaterdag van 11:00 uur tot 04:00 uur. Bij belanghebbende is een wisselend aantal mensen werkzaam. Uit door belanghebbende overgelegde werkroosters komt het volgende beeld van het aantal in de onderneming werkzame personen naar voren:

Kantoor 4

Floormanagers 3

Bediening 11

Uitgifte 5

Bar 13

Entree 7

Runners 17

Buzzers 1

Keuken 10

2.2.

Tot 30 september 2012 waren naast het hierboven genoemde personeel bij belanghebbende ook muzikanten in dienst. Vanaf die datum zijn die in dienst bij een andere, aan belanghebbende gelieerde vennootschap.

2.3.

In 2010 heeft de Inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek uitgevoerd over de jaren 2006 tot en met 2010. Naar aanleiding van de bij dit onderzoek opgedane bevindingen heeft de Inspecteur op 9 december 2010 aan de B.V. een “Waarschuwing administratie- en bewaarplicht” doen toekomen die, voor zover hier van belang, als volgt luidt:

“Naar aanleiding van het ingestelde boekenonderzoek is gebleken dat u niet alle noodzakelijke administratieve vastleggingen hebt bewaard. Dit bent u volgens artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna te noemen AWR) wel verplicht. (…)

Om te voldoen aan de administratie- en bewaarplicht volgens artikel 52 van de AWR, zult u moeten zorgen dat naast dagelijkse kas-tellijsten (inclusief achterliggende z-afslagen), prijslijsten, roosters en planningen, de detailgegevens (de databasebestanden en journalbestanden) van de aangeslagen verkopen op de kassa voor een periode van 7 jaren bewaard blijven. Hierbij zal tenminste inzicht moeten zijn in de detailgegevens (inclusief correctieaanslagen e.d.) per dag.

Indien u niet of niet volledig aan de bovengenoemde verplichtingen voldoet kan dit tot gevolg hebben dat (…) omkering van de bewijslast van toepassing is. (…).

Door het niet voldoen aan de administratie- en bewaarplicht bent u bovendien strafbaar (…). Wij volstaan in dit geval met een waarschuwing en wijzen u er op dat u vanaf heden met de door ons hierboven genoemde bevindingen rekening dient te houden. Tot slot willen wij u er nog op wijzen dat binnenkort gecontroleerd kan worden of u zich aan deze verplichtingen houdt.

Een afschrift van wetsartikelen hebben wij bijgevoegd.”

2.4.

Het bovengenoemde boekenonderzoek leidde tot een geschil tussen partijen over de fiscale gevolgen van het onderzoek. Ter beslechting van dit geschil hebben zij op 19 april 2012 een vaststellingsovereenkomst gesloten die, voor zover hier van belang, als volgt luidt:

2. Omschrijving van het geschil/de onzekerheid

De kwestie waarover partijen van mening verschillen komt voort uit een ingesteld boekenonderzoek bij [belanghebbende]. De voorlopige bevindingen van het boekenonderzoek betekenden een verhoging van de omzetten over de jaren 2007 tot en met 2010 op basis van theoretische omzetberekeningen en correcties voor de loonheffing (en omzetbelasting) i.v.m. privé gebruik auto’s, kerstpakketten en loonbetalingen aan directeur [D] over de periode 2006 t/m 2010. (…).

(…)

4 Inhoud van de overeenkomst

Heffing

Sinds het boekenonderzoek is een belangrijke aanzet gemaakt door [belanghebbende] om de AO/IB van de onderneming sterk te verbeteren. Hierbij is door [belanghebbende] toegezegd dat de volgende stappen in het administratieve proces van de onderneming zullen worden gemaakt:

a- Beschrijving kassaprocedures (inclusief primaire vastleggingen) en verbetering toezicht kassahandelingen personeel;

b- Beschrijving entreeprocedures en verbetering toezicht ontvangstverantwoording entreegelden;

c- Bewaren planningen, roosters, urenverantwoording personeel;

d- Bewaren volledige kasadministratie (kastellijsten, z-afslagen, eigen verbruiklijsten personeel bankstortingoverzichten, detailgegevens kassasysteem etc.);

e- Bewaren voorraadlijsten en lijsten voorraad inventarisatie;

f- Kritisch beoordelen nettoloonafspraken [muzikanten] en overige personeel en het vastleggen/bewaren van de loonafspraken en arbeidscontracten.

[De Inspecteur] heeft toegezegd dat zij in overleg met [belanghebbende] wenst te blijven monitoren in hoeverre de AO/IB in de toekomst verbeterd kan worden. Hierbij zal ook door [de Inspecteur] constructief worden meegekeken met de fiscale consequenties van bovengenoemde stappen.”

2.5.

Tijdens een bespreking tussen partijen op 13 december 2012 heeft de Inspecteur mondeling een nieuw boekenonderzoek aangekondigd. Bij brief van 9 januari 2013 heeft de Inspecteur meegedeeld dat het doel van het boekenonderzoek was de aanvaardbaarheid vast te stellen van de aangiften loonheffingen en omzetbelasting over het tijdvak 1 december 2012 tot en met 31 december 2012. Verder deelde hij mee dat, als daartoe aanleiding zou zijn, het onderzoek zou worden uitgebreid naar andere middelen en andere perioden. Het boekenonderzoek is begonnen in januari 2013.

2.6.

Op 14 augustus 2013 heeft de Inspecteur een memo van zijn “voorlopige bevindingen inzake het boekenonderzoek” uitgebracht. In dit memo, dat in kopie tot de gedingstukken behoort, is onder meer het volgende vermeld:

1. Afspraken uit het verleden

In 2010 is bij [belanghebbende] een onderzoek door de Belastingdienst ingesteld voor het jaar 2008. Tijdens dit onderzoek is vastgesteld dat [belanghebbende] niet voldoet aan de administratie en bewaarplicht van artikel 52 Algemene wet rijksbelastingen (AWR). (…). De volgende gegevens zijn onder andere niet bewaard:

­ (…);

­ (…);

­ roosters en urenverantwoordingen van het personeel;

­ (…);

­ Eigen verbruiklijsten personeel en artiesten.

(…)

2 Reikwijdte ingestelde onderzoek

3 Formele gebreken administratie

7 Loonheffingen

3 Oordeel van de Rechtbank

4 Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

5 Beoordeling van het geschil

6 Proceskosten