Gerechtshof Den Haag, 27-11-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:3401, BK-19/00333
Gerechtshof Den Haag, 27-11-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:3401, BK-19/00333
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 27 november 2019
- Datum publicatie
- 8 januari 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2019:3401
- Zaaknummer
- BK-19/00333
Inhoudsindicatie
Afvalstoffenheffing. De heffingsambtenaar heeft het perceel juist afgebakend en terecht geheven van de ingebruikgever. De 1e verdieping beschikt niet over een keuken en is niet zelfstandig afsluitbaar ten opzichte van de 2e verdieping en is daarmee niet een zelfstandig object. De 2e verdieping is niet zelfstandig ten opzichte van de 1e verdieping reeds omdat deze niet afsluitbaar is. De stelling dat sprake zou zijn van zes zelfstandige, afsluitbare wooneenheden voor toepassing van de afvalstoffenheffing die belanghebbende afzonderlijk verhuurt, heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt. Het beroep op het vertrouwensbeginsel wordt verworpen. Het gebruik maken door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, wordt aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-19/00333
in het geding tussen:
(gemachtigde: [A] )
en
(vertegenwoordiger: [B] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 4 april 2019, nummer SGR 18/7213.
Procesverloop
De heffingsambtenaar heeft belanghebbende voor het jaar 2016 een aanslag in de afvalstoffenheffing opgelegd, gedagtekend 26 januari 2018, tot een bedrag van € 287,64.
Bij uitspraak op bezwaar van 18 september 2018 heeft de heffingsambtenaar de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. Ter zake is een griffierecht van € 338 geheven. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 519. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 15 oktober 2019. De heffingsambtenaar is verschenen. Van de zijde van belanghebbende is niemand verschenen. Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 5 augustus 2019 aan de gemachtigde van belanghebbende op het adres [C] te [Z] , onder vermelding van plaats, datum en tijdstip uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Blijkens door de griffier op de website van PostNL ingewonnen informatie is deze brief op 8 augustus 2019 afgehaald op PostNL-afhaallocatie [D] , [Z] . Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
De verordening
2. De Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2008 (Verordening afvalstoffenheffing 2008), zoals deze is gewijzigd bij de Verordening van 18 december 2014, Gemeenteblad 218, 2014 (hierna: de Verordening) luidt, voor zover hier van belang:
Artikel 1 Aard van de belasting en belastbaar feit
1. Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artike1 15.33 van de Wet milieubeheer.
2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.