Home

Gerechtshof Den Haag, 26-11-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:3766, BK-19/00281 tot en met BK-19/00293

Gerechtshof Den Haag, 26-11-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:3766, BK-19/00281 tot en met BK-19/00293

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
26 november 2019
Datum publicatie
24 maart 2020
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2019:3766
Zaaknummer
BK-19/00281 tot en met BK-19/00293

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is een dertiental naheffingsaanslagen opgelegd. Belanghebbende heeft hiertegen, na afloop van de bezwaartermijn, bezwaar aangetekend. Het Hof oordeelt, in navolging van de Rechtbank, dat de door belanghebbende aangedragen redenen voor deze termijnoverschrijding geen verschoonbare termijnoverschrijding opleveren. De telefonische mededeling van een medewerker van de gemeente, over het indienen van bezwaarschriften, die is gedaan na de overschrijding van de bezwaartermijnen maakt niet dat de termijnoverschrijding alsnog verschoonbaar wordt.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-19/00281 tot en met BK-19/00293

in het geding tussen:

(gemachtigde: [A] )

en

(vertegenwoordiger: [B] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 5 maart 2018, nummers SGR 18/6020, 18/6025, 18/6027, 18/6031, 18/6032, 18/6037, 18/6039, 18/6058, 18/6064, 18/6070, 18/6075, 18/6083 en 18/6092, betreffende na te vermelden naheffingsaanslagen.

Procesverloop

1.1.

Belanghebbende is voor de auto met het kenteken […] een dertiental naheffingsaanslagen (de naheffingsaanslagen) in de parkeerbelastingen van de gemeente Den Haag opgelegd:

-

naheffingsaanslag, gedagtekend 18 juni 2017, met aanslagnummer […] wegens het parkeren op 9 juni 2017 omstreeks 20:16 op de [C] (aanslag 1);

-

naheffingsaanslag, gedagtekend 29 oktober 2017, met aanslagnummer […]

wegens het parkeren op 21 oktober 2017 omstreeks 22:59 uur op de [D] (aanslag 2);

-

naheffingsaanslag, gedagtekend 4 februari 2018, met aanslagnummer […] wegens het parkeren op 27 januari 2018 omstreeks 9:27 uur op de [E] (aanslag 3);

-

naheffingsaanslag, gedagtekend 11 februari 2018, met aanslagnummer […] wegens het parkeren op 2 februari 2018 omstreeks 10:12 uur op de [E] (aanslag 4);

-

naheffingsaanslag, gedagtekend 16 februari 2018, met aanslagnummer […] wegens het parkeren op 7 februari 2018 omstreeks 9:53 uur op de [E] (aanslag 5);

-

naheffingsaanslag, gedagtekend 18 februari 2018, met aanslagnummer […] wegens het parkeren op 10 februari 2018 omstreeks 10:29 uur op de [F] (aanslag 6);

-

naheffingsaanslag, gedagtekend 9 april 2018, met aanslagnummer […] wegens het parkeren op 31 maart 2018 omstreeks 10:16 uur op de [E] (aanslag 7);

-

naheffingsaanslag, gedagtekend 9 april 2018, met aanslagnummer […] wegens het parkeren op 30 maart 2018 omstreeks 13:12 uur op de [F] (aanslag 8);

-

naheffingsaanslag, gedagtekend 13 april 2018, met aanslagnummer […] wegens parkeren op 4 april 2018 omstreeks 10:16 uur op de [E] (aanslag 9);

-

naheffingsaanslag, gedagtekend 12 maart 2018, met aanslagnummer […] wegens het parkeren op 5 maart 2018 omstreeks 10:01 uur op de [E]

(aanslag 10);

- naheffingsaanslag, gedagtekend 4 maart 2018, met aanslagnummer […] wegens het parkeren op de [E] op 24 februari 2018 omstreeks 10:00 uur

(aanslag 11);

- naheffingsaanslag, gedagtekend 2 maart 2018, met aanslagnummer […] wegens het parkeren op de [E] op 21 februari 2018 omstreeks 9:22 uur

(aanslag 12);

- naheffingsaanslag, gedagtekend 29 april 2018, met aanslagnummer […] wegens parkeren op de [E] op 20 april 2018 omstreeks 10:13 uur (aanslag 13).

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar belanghebbendes bezwaar tegen de naheffingsaanslagen niet-ontvankelijk verklaard en belanghebbende medegedeeld geen reden te zien voor ambtshalve vermindering van de naheffingsaanslagen.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 15 oktober 2019, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

2.1.

Op de onder 1.1 genoemde data, tijden en locaties is de auto met het kenteken

[…] geparkeerd aangetroffen. De onder 1.1 genoemde locaties zijn door de gemeente Den Haag aangewezen als plaats waar uitsluitend tegen betaling geparkeerd mag worden. Tijdens de respectievelijke controles hebben parkeercontroleurs geconstateerd dat in de auto geen geldig parkeerkaartje dan wel geldige parkeervergunning aanwezig was. Naar aanleiding daarvan zijn de naheffingsaanslagen opgelegd.

2.2.

Het kenteken van de auto staat op naam van [X] B.V. De enig aandeelhouder van belanghebbende, [A] , heeft op de genoemde data met de auto gereden en heeft de auto geparkeerd op voormelde locaties.

2.3.

Belanghebbende heeft op 6 mei 2018, na contact met de deurwaarder over een zestal openstaande naheffingsaanslagen, per e-mail bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen 1 tot en met 6. Na telefonisch contact op 13 juni 2018 met een medewerkster van de Heffingsambtenaar, heeft belanghebbende met dagtekening 17 juni 2018, ontvangen door de Heffingsambtenaar op 22 juni 2018, tegen alle dertien naheffingsaanslagen bezwaar gemaakt.

2.4.

Bij brief van 12 juli 2018 heeft de Heffingsambtenaar belanghebbende medegedeeld dat het bezwaarschrift niet is ingediend binnen de wettelijk vastgestelde termijn van zes weken en belanghebbende in de gelegenheid gesteld een verschoonbare reden voor de termijnoverschrijding op te geven. Belanghebbende heeft hier per brief van 25 juli 2018 op gereageerd.

2.5.

Met dagtekening 18 augustus 2018 is door de Heffingsambtenaar uitspraak gedaan op het bezwaarschrift.

2.6.

Belanghebbende heeft bij brief van 23 mei 2019, ingekomen ter griffie van het Hof op 23 mei 2019, een beroep op betalingsonmacht griffierecht gedaan.

2.7.

Bij brief van 24 mei 2019 heeft de griffier belanghebbende verzocht om, indien belanghebbende van mening is dat aan de criteria van betalingsonmacht inzake het griffierecht wordt voldaan, het bijgevoegde formulier samen met de daarbij gevraagde gegevens binnen twee weken retour te zenden. Belanghebbende heeft hier niet op gereageerd. Het Hof heeft het beroep op betalingsonmacht per brief van 4 juli 2019 afgewezen en op 5 juli 2019 is opnieuw een nota griffierecht aan belanghebbende gezonden met als uiterste betaaldatum 2 augustus 2019.

2.8.

Belanghebbende heeft bij brief van 2 augustus 2019, ingekomen ter griffie van het Hof op 2 augustus 2019, opnieuw een beroep op betalingsonmacht griffierecht gedaan. Op

3 augustus 2019 is belanghebbende door het Landelijk Dienstencentrum Rechtspraak een herinnering voor de eerder verzonden nota griffierecht gezonden. Bij brief van 8 augustus 2019 heeft de griffier belanghebbende bericht dat zijn brief van 2 augustus 2019 was ontvangen, verwezen naar de afwijzing van het beroep op betalingsonmacht van 4 juli 2019, onder toezending van een afschrift van die brief, en belanghebbende medegedeeld geen reden te zien op de beslissing van 4 juli 2019 terug te komen.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft, voor zover thans van belang, als volgt beslist:

Ontvankelijkheid van de bezwaren

7. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. Deze termijn begint op de dag na die van de dagtekening van de naheffingsaanslagen. Dit volgt uit artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn door [de Heffingsambtenaar]] is ontvangen. Als het bezwaarschrift per post wordt verstuurd, is het ook tijdig ingediend wanneer het voor afloop van de termijn op de post is gedaan en door [de Heffingsambtenaar]] is ontvangen binnen een week na afloop van de termijn. Dit volgt uit artikel 6:9, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

8. Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, moet het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig indienen van het bezwaarschrift betrokkene niet is toe te rekenen. In dat geval laat [de Heffingsambtenaar]] op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring als gevolg van die te late indiening achterwege.

9. Gesteld noch gebleken is dat de naheffingsaanslagen later dan de dagtekening bekend zijn gemaakt. De rechtbank gaat voor het bepalen van de bezwaartermijn dus uit van de dagtekeningen die onder 1 genoemd zijn.

10. Niet in geschil is dat de bezwaren van [belanghebbende][belanghebbende] die hij per e-mail van 6 mei 2018 bij [de Heffingsambtenaar][de Heffingsambtenaar]] ingediend heeft, betrekking hadden op de aanslagen 1 tot en met 6. De bezwaartermijnen van die aanslagen eindigden op 30 juli 2017, 10 december 2017, 18 maart 2018, 25 maart 2018, 30 maart 2018 respectievelijk 1 april 2018. Deze bezwaren van 6 mei 2018 zijn dus, gelet op artikel 6:9, eerste en tweede lid, van de Awb, buiten de bezwaartermijn ingediend en door [de Heffingsambtenaar][de Heffingsambtenaar]] terecht niet-ontvankelijk verklaard.

De bezwaren van 22 juni 2018 hadden betrekking op alle naheffingsaanslagen. De bezwaartermijnen van de aanslagen 7 tot en met 13 eindigden op 21 mei 2018, 21 mei 2018, 25 mei 2018, 23 april 2018, 15 april 2018, 13 april 2018 respectievelijk 10 juni 2018. Gelet op deze termijn zijn ook deze bezwaren buiten de bezwaartermijn ingediend.

11. De rechtbank overweegt dat de door [belanghebbende] genoemde redenen voor het te laat indienen van de bezwaren geen verontschuldiging voor de termijnoverschrijding opleveren. Het is de verantwoordelijkheid van [belanghebbende] tijdig bezwaar te maken. Voor zover [belanghebbende]es met zijn betoog over het gesprek met de deurwaarder en de medewerker van [de Heffingsambtenaar]] een beroep doet op het vertrouwensbeginsel, overweegt de rechtbank het volgende. [Belanghebbende] spreekt enkel over een mededeling van deze personen dat een bezwaarschrift alsnog kon worden ingediend. Niet gesteld of gebleken is dat door de desbetreffende personen aan [belanghebbende] een concrete en ondubbelzinnige toezegging is gedaan dat de bezwaarschriften dan als tijdig zouden worden aangemerkt en inhoudelijk zouden worden behandeld. [De Heffingsambtenaar]] heeft het bezwaarschrift ontvangen en – zoals de wet van hem vraagt – beoordeeld of het bezwaar tijdig is ingediend. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is een fatale termijn van openbare orde en de duur van die termijn kan niet worden gewijzigd. Indien een bezwaarschrift te laat is ingediend en er geen verschoonbare omstandigheden zijn, moet het bezwaar niet-ontvankelijk worden verklaard. [De Heffingsambtenaar]] heeft dan ook terecht de bezwaarschriften niet-ontvankelijk verklaard.

12. Gelet op wat hiervoor is overwogen dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard. Aan een inhoudelijke beoordeling van deze beroepen komt de rechtbank niet meer toe.

Proceskosten

13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”

Omschrijving geschil in hoger beroep, standpunten en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten

Beslissing