Gerechtshof Den Haag, 08-03-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:678, BK-18/01032
Gerechtshof Den Haag, 08-03-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:678, BK-18/01032
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 8 maart 2019
- Datum publicatie
- 19 april 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2019:678
- Zaaknummer
- BK-18/01032
Inhoudsindicatie
In hoger beroep, zo is tussen partijen op de zitting komen vast te staan, is tussen partijen in geschil of de Inspecteur in rechte is gehouden in totaal, na toepassing van de drempel, € 2.288 wegens specifieke zorgkosten in aftrek toe te staan en of, zo dat niet het geval is, naast de € 609 nog € 775 aan extra uitgaven kleding en beddengoed voor aftrek in aanmerking komt. Tussen partijen is verder op de zitting komen vast te staan dat, zo het vertrouwensbeginsel is geschonden, de aanslag moet worden verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.384 (€ 19.063 -/- € 2.288 + € 609).
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-18/01032
in het geding tussen:
en
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 18 september 2018, nr. SGR 18/3788.
Procesverloop
Belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (IB/PVV) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.672 opgelegd en bij beschikking € 421 aan belastingrente in rekening gebracht.
Bij gezamenlijke uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.163 en de belastingrente vastgesteld op € 408.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep bij de Rechtbank ingesteld. Een griffierecht van € 46 is geheven.
De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.063 en de Inspecteur opgedragen het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Een griffierecht van € 126 is geheven.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 15 februari 2019 in Den Haag. Partijen zijn verschenen.
De zaak is op de zitting gelijktijdig behandeld met de zaak van de echtgenoot van belanghebbende met kenmerk BK-18/01031.
Feiten
Belanghebbende is gehuwd en heeft samen met haar echtgenoot, tevens fiscale partner, de aangifte (IB/PVV) voor het jaar 2015 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.627. Op 10 juni 2016 en 23 november 2016 heeft belanghebbende opnieuw een aangifte IB/PVV ingediend, waarbij € 4.821 wegens specifieke zorgkosten in aftrek is gebracht. Dat bedrag is volledig toegerekend aan belanghebbende.
Bij de regeling van de onderwerpelijke aanslag heeft de Inspecteur geen specifieke zorgkosten in aftrek toegelaten, omdat het in aanmerking te nemen bedrag wegens specifieke zorgkosten niet boven de drempel uitkomt.
Belanghebbende heeft tegen de aanslag bezwaar ingesteld. Naar aanleiding van het bezwaar heeft op initiatief van de Inspecteur op 1 mei 2018 een telefoongesprek plaatsgevonden tussen de echtgenoot en de Inspecteur, in de persoon van [A] , over de aftrek van specifieke zorgkosten. Bij brief van 2 mei 2018 heeft de echtgenoot de Inspecteur de uitkomsten van het telefoongesprek bevestigd en zijn de uitkomsten zowel door de echtgenoot als door belanghebbende voor akkoord ondertekend:
"(…)
Belastingdienst
Kantoor Eindhoven
T.a.v. de heer [A]
Antwoordnummer 70500
Uw gegevens: Belastingdienst/kantoor Eindhoven/Antwoordnummer 70500/5600 TS Eindhoven/Team: T&B/ Karel de Grotelaan 4/5616 CA Eindhoven/Postbus 90056/ 5600 PJ Eindhoven/Uw telefoonnummer: […] /Datum van uw schrijven: 26 april 2018/Uw referentie: […] /Uw onderwerp: Betreft: vooraankondiging uitspraak op het bezwaar
Mijn gegevens: de heer [B] / [C] /Geboortedatum: [in] 1949/Burgerservicenummer: […] /Gegevens van de echtgenote: mevrouw [X] / [C] /geboortedatum: [in] 1959/Burgerservicenummer: […]
Betreft: akkoordbevestiging inzake aftrek specifieke zorgkosten
Rotterdam, 2 mei 2018
Geachte heer [A] ,
Bij dezen bevestig ik het telefoongesprek dat ik op 1 mei 2018 met u heb gevoerd. U bent met de volgende punten akkoord gegaan:
A: aftrek van de specifieke zorgkosten, zijnde dieet en andere kosten voor een bedrag van € 2.288,00 na de drempel.
B: Het genoemde bedrag zal als aftrekbaar bedrag, zijnde specifieke zorg- en andere kosten in de aangifte van mevrouw [X] dienen te worden gerealiseerd. Dit wil zeggen dat van het verzamelinkomen van Mevrouw [X] dient een bedrag van € 2.288,00 te worden afgetrokken. Het burgerservicenummer van mevrouw [X] is: […] .
Voorts attendeer ik u bij dezen zeer beleefd dat zowel de heer [B] , BSN […] , als mevrouw [X] , BSN: […] , met de genoemde punten akkoord gaan.
Onderstaand hebben zowel de heer [B] als mevrouw [X] voor akkoord getekend.
Bij voorbaat hartelijke dank voor uw medewerking in dezen.
Voor akkoord: de heer [B] (BSN: […] )
w.g.
[B]
Voor akkoord: mevrouw [X] (BSN: […] )
w.g.
Mevrouw [X] "
De brief van 2 mei 2018 is door de Inspecteur ontvangen op 4 mei 2018. De Inspecteur heeft niet op de brief gereageerd.
Bij uitspraak op bezwaar van 15 mei 2018 heeft de Inspecteur het bezwaar gegrond verklaard. Na toepassing van de drempel is een bedrag van € 509 (€ 850 dieetkosten luchtwegen + € 100 dieetkosten nierziekten + € 12 medicijnen + € 112 uitgaven vervoer / € 565 drempel) wegens specifieke zorgkosten in aftrek toegelaten. Dat bedrag is volledig toegerekend aan belanghebbende.
De Rechtbank
3. De Rechtbank heeft overwogen:
"(…)
Geschil
4. In geschil is of [de Inspecteur] de aftrek van de specifieke zorgkosten terecht heeft gecorrigeerd tot een bedrag € 509 (na toepassing van de drempel). Daarnaast is de in rekening gebrachte belastingrente in geschil.
5. [ Belanghebbende] stelt dat [de Inspecteur] ten onrechte de aftrek heeft gecorrigeerd. Zij stelt dat naast het bedrag van € 12 aan medicijnen en € 112 aan vervoerkosten een bedrag van € 1.050 aan dieetkosten in aftrek komt en een bedrag van € 775 aan extra uitgaven voor kleding en beddengoed. Verder stelt [belanghebbende] dat [de Inspecteur] telefonisch heeft toegezegd dat het totaal aftrekbare bedrag aan specifieke zorgkosten op € 2.288 zal worden vastgesteld.
6. [ De Inspecteur] stelt in zijn verweerschrift dat een bedrag van € 1.050 aan dieetkosten, naast de € 112 aan vervoerkosten en de € 12 aan medicijnen, in aftrek kan worden gebracht. Na toepassing van de drempel laat [de Inspecteur] een bedrag van € 609 als specifieke zorgkosten in aftrek toe.
Beoordeling van het geschil
7. Artikel 6:17 luidt voorzover hier van belang:
'1. Uitgaven voor specifieke zorgkosten zijn de uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor:
a. genees- en heelkundige hulp (…);
b. vervoer
c. farmaceutische hulpmiddelen verstrekt op voorschrift van een arts;
(…)
f. de extra kosten van een op medisch voorschrift gehouden dieet tot een bedrag bepaald bij ministeriele regeling;
g. extra kleding en beddengoed alsmede daarmee samenhangede extra uitgaven volgens bij ministeriële regeling te stellen regels;
(…)'
8. Nu [de Inspecteur] in beroep met betrekking tot de door [belanghebbende] geclaimde dieetkosten van € 1.050 tegemoet komt aan [belanghebbende] wordt het beroep om die reden gegrond verklaard. Het geschil spitst zich enkel nog toe op de vraag of de aftrek van een bedrag van € 775 aan extra uitgaven voor kleding en beddengoed terecht door [de Inspecteur] is gecorrigeerd.
9. In artikel 38 van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 wordt het volgende bepaald ten aanzien van de uitgaven voor extra kleding en beddengoed:
'1. Uitgaven voor extra kleding en beddengoed alsmede daarmee samenhangende extra uitgaven als bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, onderdeel g, van de wet worden in aanmerking genomen voor een bedrag van € 310 dan wel, indien blijkt dat die uitgaven € 620 te boven gaan, voor een bedrag van € 775, indien:
a. de genoemde uitgaven voortvloeien uit ziekte of invaliditeit van een persoon als bedoeld in artikel 6.16 van de wet die tot het huishouden van de belastingplichtige behoort; en
b. de ziekte of invaliditeit ten minste een jaar heeft geduurd of vermoedelijk zal duren.
(…)'
10. De rechtbank stelt voorop dat op [belanghebbende] de last rust aannemelijk te maken dat recht bestaat op de door haar gevraagde aftrek wegens uitgaven voor extra kleding en beddengoed van € 775. De rechtbank is van oordeel dat [belanghebbende] niet is geslaagd in deze bewijslast. [Belanghebbende] heeft geen bewijsstukken in de vorm van bonnen/facturen en betaalbewijzen overgelegd. De enkele stelling van [belanghebbende] dat het logisch is dat er gelet op de ziekte COPD van haar echtgenoot een bedrag van € 775 voor extra kleding en beddengoed in aftrek kan worden gebracht acht de rechtbank onvoldoende. [De Inspecteur] heeft terecht de aftrek geweigerd.
11. Met betrekking tot de stelling van [belanghebbende] dat [de Inspecteur] telefonisch heeft toegezegd dat het totaal aftrekbare bedrag aan specifieke zorgkosten op € 2.288 zal worden vastgesteld, overweegt de rechtbank het volgende. [De Inspecteur] bestrijdt deze toezegging daar in dossier geen stukken daarvan aanwezig zijn en het bij een toezegging gebruikelijk is dat [de Inspecteur] het behaalde compromis vastlegt in dossier. De door [belanghebbende] zelf opgestelde en enkel door haar en haar echtgenoot ondertekende brief, gedateerd 2 mei 2018, waarin [belanghebbende] een akkoord vermeldt over een bedrag van € 2.288 aan specifieke zorgkosten brengt naar het oordeel van de rechtbank niet met zich mee dat partijen een overeenstemming hebben bereikt over het in aftrek te brengen bedrag aan specifieke zorgkosten. Voor zover [belanghebbende] zich met deze brief beroept op het vertrouwensbeginsel merkt de rechtbank op dat dit beroep niet slaagt nu naar het oordeel van de rechtbank geen sprake was van een bewuste standpuntbepaling dan wel een toezegging van [de Inspecteur].
12. [ Belanghebbende] heeft geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen de in rekening gebrachte belastingrente. Niet is gebleken dat de rente niet in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk VA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is berekend.
13. Gelet op hetgeen [] is overwogen onder 8 dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.
(…)"