Gerechtshof Den Haag, 03-04-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:761, BK-18/00725
Gerechtshof Den Haag, 03-04-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:761, BK-18/00725
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 3 april 2019
- Datum publicatie
- 19 april 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2019:761
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2018:9723, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- BK-18/00725
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft voor het boekjaar 2013 een aangifte vennootschapsbelasting ingediend naar een negatief belastbaar bedrag. De Inspecteur heeft de in de aangifte opgenomen afwaardering van een rekening-courantvordering gecorrigeerd. Dit resulteerde in een aanslag naar een positief belastbaar bedrag. Als gevolg van de correctie is belastingrente in rekening gebracht. Vervolgens is een carry back beschikking gegeven in verband met de verrekening van een verlies van het boekjaar 2014. Het belastbaar bedrag van 2013 is als gevolg daarvan vastgesteld op nihil.
Belanghebbende vindt het onredelijk dat in dit geval belastingrente in rekening wordt gebracht omdat het verrekenbare verlies van het boekjaar 2014 reeds bekend was voordat het belastbaar bedrag van het boekjaar 2013 was vastgesteld en er derhalve door de achterwaartse verliesverrekening over het boekjaar 2013 in feite geen belasting verschuldigd was. Zij pleit er daarom voor om artikel 30fe, lid 2, AWR buiten toepassing te laten. Het Hof oordeelt dat het niet bevoegd is op grond van redelijkheid en billijkheid voorbij te gaan aan een juiste wetstoepassing. Voor zover belanghebbende stelt dat de Inspecteur in strijd met de redelijkheid en billijkheid handelt door zich jegens haar op artikel 30fe lid 2 AWR te beroepen, faalt die stelling reeds omdat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat partijen een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten ter zake van het jaar waarin de afwaardering van de rekening-courantvordering in aanmerking zou worden genomen. Tot slot oordeelt het Hof dat de Inspecteur niet onzorgvuldig heeft gehandeld doordat hij tijdens het overleg over de correctie op de aangifte vennootschapsbelasting 2013 haar gemachtigde niet heeft gewezen op de verschuldigdheid van belastingrente. Belanghebbende werd immers vertegenwoordigd door een professionele rechtsbijstandverlener, van wie moet worden aangenomen dat hij op de hoogte is van de gevolgen van een correctie op de aangifte voor de verschuldigdheid van belastingrente.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-18/00725
in het geding tussen:
(gemachtigde: B. de Bruijn),
en
(vertegenwoordigers: P.A.M. Ernster en S. Sahin),
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 15 mei 2018, nummer SGR 18/113.
Procesverloop
De Inspecteur heeft belanghebbende bij beschikking met dagtekening 19 augustus 2017 € 12.387 belastingrente in rekening gebracht.
De Inspecteur heeft het daartegen gemaakte bezwaar bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Ter zake daarvan is een griffierecht van € 338 geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De griffier heeft ter zake een griffierecht van € 508 geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 6 maart 2019. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Vaststaande feiten
Belanghebbende heeft op 13 juni 2014 voor het boekjaar 2013 de aangifte vennootschapsbelasting (de aangifte vpb 2013) ingediend naar een belastbare winst en een belastbaar bedrag van negatief € 284.937. Daarin is een buitengewone last vermeld van
€ 2.286.456. Deze ziet op het beëindigen van de activiteiten van een dochtervennootschap.
De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag vennootschapsbelasting voor het boekjaar 2013 (de aanslag vpb 2013) de in de aangifte vermelde buitengewone last voor een bedrag van € 701.130 gecorrigeerd. Deze correctie is tot stand gekomen na overleg met de gemachtigde van belanghebbende. Daarbij heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat de afwaardering van de rekening-courantvordering op de deelneming niet wordt geaccepteerd en dat dit bedrag bij de liquidatie van de deelneming in 2015 bij belanghebbende in aanmerking zal worden genomen, mits tevens aan de overige voorwaarden van artikel 13d van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 is voldaan. (De gemachtigde van) belanghebbende is hiermee akkoord gegaan. De aanslag vpb 2013 is aldus vastgesteld naar een belastbare winst van € 416.193 en, na verrekening van verliezen uit het verleden ten bedrage van € 187.004, naar een positief belastbaar bedrag van € 229.189. De aanslag heeft de dagtekening 19 augustus 2017. Belanghebbende heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze aanslag.
Bij beschikking van eveneens 19 augustus 2017 is belanghebbende € 12.387 belastingrente in rekening gebracht. De belastingrente is gebaseerd op de positieve aanslag vpb 2013 van 19 augustus 2017 en is berekend over de periode 1 juli 2014 tot en met 30 september 2017.
De Inspecteur heeft op 16 september 2017 een carry back beschikking gegeven voor een bedrag van € 229.189. Een deel van het verlies over het boekjaar 2014 is aldus verrekend met de aanslag vpb 2013. De aanslag vpb 2013 is als gevolg daarvan vastgesteld naar een belastbaar bedrag van nihil.
Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft het volgende overwogen.
“7 (…) In artikel 30fc van de AWR is onder meer bepaald:
“1. Indien met betrekking tot de inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting na het verstrijken van een periode van 6 maanden te rekenen vanaf het einde van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven een aanslag of een navorderingsaanslag met een door de belastingplichtige te betalen bedrag aan belasting wordt vastgesteld, wordt met betrekking tot die aanslag, onderscheidenlijk die navorderingsaanslag, aan de belastingplichtige rente - belastingrente - in rekening gebracht.”
In artikel 30fe van de AWR is onder meer bepaald:
“1. […] In het geval ter zake van de verminderde of vernietigde aanslag of navorderingsaanslag eerder belastingrente in rekening is gebracht, wordt deze rente verminderd overeenkomstig de herziening van een voorlopige aanslag, bedoeld in artikel 30fb, tweede en derde lid.
8 De rechtbank overweegt dat belastingrente in rekening kan worden gebracht naar aanleiding van een positieve aanslag ingevolge artikel 30fc, lid 1, van de AWR. Uit artikel 30fe, lid 2, van de AWR volgt dat de vermindering van een aanslag na verrekening van een verlies van een volgend jaar geen invloed kan hebben op reeds vastgestelde belastingrente. De wettelijke regeling biedt naar zijn tekst en strekking verder geen ruimte om het in rekening brengen van belastingrente in dit geval achterwege te laten. De belastingrente is aldus terecht en - naar overigens verder niet in geschil is - tot het juiste bedrag in rekening gebracht.
9 Voor een matiging van de in rekening gebrachte belastingrente, omdat het in rekening brengen daarvan in het onderhavige geval onredelijk is, ziet de rechtbank geen aanleiding. Het is de rechter immers, op grond van artikel 11 van de Wet Algemene Bepalingen, niet toegestaan de innerlijke waarde en de billijkheid van de wet te toetsen.
Overigens merkt de rechtbank op dat de belastingrente in rekening is gebracht, mede als gevolg van de keus door [belanghebbende] ten onrechte een afwaardering in de aangifte 2013 in aanmerking te nemen. Die afwaardering kon immers pas na formele liquidatie van de vennootschap waarop de vordering bestond tot uitdrukking worden gebracht in de aangifte 2015, zijnde het moment waarop [Y] B.V. formeel was ontbonden en vereffend. [Belanghebbende] is er daarom zelf (deels) debet aan dat zij belastingrente is verschuldigd. Had zij immers de afwaardering direct in het juiste jaar in aanmerking genomen dan was zij geen - althans minder - belastingrente over 2013 verschuldigd geweest.”