Gerechtshof Den Haag, 21-01-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:104, BK-19/00382 tm BK-19/00385
Gerechtshof Den Haag, 21-01-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:104, BK-19/00382 tm BK-19/00385
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 21 januari 2020
- Datum publicatie
- 30 januari 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2020:104
- Zaaknummer
- BK-19/00382 tm BK-19/00385
Inhoudsindicatie
Aanslagen schenkingsrecht en schenkbelasting zijn tijdig opgelegd. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij en/of zijn moeder destijds in 2007, 2008, 2009, 2010 en ook niet in 2011 voor de aan X gedane schenkingen de Inspecteur om een uitnodiging tot het doen van aangiften voor het schenkingsrecht/schenkbelasting hebben verzocht. Voor zover daar wel om is verzocht in X’ brief van 18 december 2017, heeft de Inspecteur kennelijk deze brief met stukken opgevat als aangiften en heeft hij naar aanleiding daarvan de aanslagen opgelegd. Uit het dossier komt niet naar voren dat de Inspecteur anderszins op de hoogte was van de schenkingen. Ingevolge art. 66, lid 1, onderdeel 2, e Successiewet 1956 (tekst met ingang van 1 januari 2018, Stb. 2017, 518 onmiddellijk werkend) gaat bij een niet-tijdige aangifte schenkbelasting, de termijn voor het opleggen van een aanslag of navorderingsaanslag in op de dag nadat die aangifte van de schenking is gedaan en in geval geen aangifte is gedaan, begint de termijn voor het opleggen van de aanslag van drie jaar te lopen op de dag na de dag van inschrijving van de akte van overlijden van de schenker. De moeder van belanghebbende is in april 2016 overleden. De aanslagen zijn op 20 februari 2018 opgelegd en zijn daarmee tijdig, ook als geen sprake zou zijn van het doen van aangiften in december 2017.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-19/00382 tot en met BK-19/00385
Uitspraak van 21 januari 2020
het geding tussen:
[X] , [Z] , belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Rotterdam, de Inspecteur,
(vertegenwoordigers: [A] en [B] )
inzake het hoger beroep van belanghebbende en het incidenteel hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 28 mei 2019, nummers SGR 18/6204, SGR 18/6207 tot en met SGR 18/6209.