Gerechtshof Den Haag, 14-07-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1315, BK-19/00244
Gerechtshof Den Haag, 14-07-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1315, BK-19/00244
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 14 juli 2020
- Datum publicatie
- 22 juli 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2020:1315
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2019:1052, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- BK-19/00244
Inhoudsindicatie
Belanghebbende kent een Arbeidsvoorwaardenregeling (Avr) waarin is opgenomen een Individueel Keuze Budget (IKB) dat per maand ter beschikking wordt gesteld en onder meer 1/12e deel van de voorheen jaarlijks toe te kennen vakantietoeslag bevat. In geschil is of het opgebouwde deel van het IKB dat correspondeert met de voormalige vakantietoeslag behoort tot ‘het loon over een maand’ in de zin van artikel 11, eerste lid, onder m en o, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB). Anders dan de Inspecteur en de rechtbank oordeelt het Hof dat het opgebouwde deel van het IKB dat correspondeert met de voormalige vakantietoeslag behoort tot ‘het loon over een maand’ in de zin van artikel 11, eerste lid, onder m en o, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB).
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-19/00244
in het geding tussen:
(vertegenwoordiger: [A] )
en
(vertegenwoordigers: [B] en [C] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 31 januari 2019, nummer SGR 18/5425.
Procesverloop
Belanghebbende heeft over het tijdvak 1 januari 2018 tot en met 31 januari 2018 aangifte loonheffingen ingediend (de aangifte).
Belanghebbende heeft tegen de afdracht op aangifte bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep is een griffierecht geheven van € 338. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. In verband daarmee is een bedrag van € 519 aan griffierecht geheven. De [Inspecteur] heeft een verweerschrift ingediend. Voorafgaand aan de zittingen heeft het Hof de volgende stukken ontvangen, waarvan de wederpartij kennis heeft genomen:
- -
-
op 29 oktober 2019 van belanghebbende de aangifte loonheffingen over het onderhavige tijdvak, de onderbouwing van de aangifte en het rekeningafschrift;
- -
-
op 5 december 2019 van de Inspecteur de mededeling dat partijen het hoger beroep wensen voort te zetten;
- -
-
op 26 mei 2020 van belanghebbende een pleitnota.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad op 22 oktober 2019 en 2 juni 2020. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting zijn processen-verbaal opgemaakt.
Vaststaande feiten
De Rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld.
“1. [Belanghebbende] kent een Arbeidsvoorwaardenregeling (Avr) voor de bij haar in dienst zijnde ambtenaren. Hierin zijn onder andere de volgende bepalingen opgenomen:
“Artikel 3:19
1. Een ambtenaar ontvangt éénmalig een jubileumtoelage zodra hij 25, 40 en 50 jaar in overheidsdienst is. (…)2. Bij 25 jaar overheidsdienst bedraagt de toelage de helft van het maandsalaris en de toegekende salaristoelage(n) over de maand van jubileren, tezamen vermeerder met 8%. Bij 40 en 50 jaar overheidsdienst bedraagt de toelage het maandsalaris en de toegekende salaristoelage(n) over de maand van jubileren, tezamen vermeerderd met 8%.(…)
Artikel 3:23
(…)2. Na het overlijden van de ambtenaar ontvangt de achterblijvende partner – of bij het ontbreken daarvan diens minderjarige kinderen – een overlijdensuitkering, die bestaat uit: driemaal het laatst genoten salaris en de toegekende salaristoelage(n), tezamen vermeerderd met 8%.(…)”
2. In de onder 1 genoemde Avr is voor de ambtenaren die bij [belanghebbende] in dienst zijn tevens een Individueel Keuzebudget (IKB) opgenomen. In artikel 3:28 van de Avr is bepaald dat het IKB per maand wordt opgebouwd. Het IKB bedraagt 16,3% van het maandsalaris en bestaat uit de volgende onderdelen:
1. van het maandsalaris (voorheen vakantietoeslag)
2. 6% van het maandsalaris (voorheen de eindejaarsuitkering)
3. 1,5% van het maandsalaris (voorheen de levensloopbijdrage)
4. 0,8% van het maandsalaris (omrekening 14,4 bovenwettelijke verlofuren).
3. Ingevolge artikel 3:29 en artikel 3:29 ‘DH Aanvulling doelen IKB’ van de Avr kan het IKB worden aangewend voor:1. Het kopen van extra vakantie-uren;
2. Extra inkomen door uitbetaling van het IKB;3. Financieren van een opleiding;
4. Aanschaf van een fiets;
5. Aanschaf van vakliteratuur;
6. Aanvullende vergoeding voor de reiskosten van woon-werkverkeer;
7. Betaling van vakbondscontributie;
8. Bedrijfsfitness.
4. Indien de werknemer voor het einde van het jaar geen keuze heeft gemaakt wordt het (resterende deel van het) IKB met de loonbetaling over de maand december uitbetaald.
5. In de aangifte over het tijdvak januari 2018 heeft [belanghebbende] € 37.972 opgenomen aan uitgekeerde ambtsjubileum- en overlijdensuitkeringen. Hiertegen heeft zij bezwaar gemaakt.”
Het Hof neemt de feitenvaststelling van de Rechtbank over en vult deze als volgt aan.
In het Handboek loonheffingen (paragraaf 19.2.1., uitgave 1, januari 2018) (het Handboek) is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“Loon over een maand
Bij het vaststellen van het loon over een maand (tijdvakloon) gaat u uit van het fiscale loon over een maand. Dat is het loon voor de loonbelasting/volksverzekeringen uit kolom 14 van de loonstaat. U mag geen rekening houden met:
- bijzondere beloningen die niet vast en gegarandeerd zijn, zoals tantièmes
- aanspraken die tot het loon horen
- keuzeloon (zie paragraaf 4.15)