Home

Gerechtshof Den Haag, 04-08-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1683, BK-19/00389

Gerechtshof Den Haag, 04-08-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1683, BK-19/00389

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
4 augustus 2020
Datum publicatie
17 september 2020
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2020:1683
Zaaknummer
BK-19/00389

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen de WOZ-waarde van zijn woning en daarbij gesteld dat, in vergelijking met het naast de woning van belanghebbende gelegen vergelijkingsobject, onvoldoende rekening is gehou-den met voor zijn woning meer specifiek geldende overlast van voor de wo-ning gelegen verkeerslichten, tramrails, tramwissels en een nabijgelegen tramremise, dat onvoldoende rekening is gehouden met het verschil in onder-houdstoestand met het vergelijkingsobject en dat zijn woning in vergelijking met de naastgelegen woning op de hoek te hoog is gewaardeerd. Het Hof beslist dat de overlast is verdisconteerd in de voor het vergelijkingsobject gerealiseerde verkoopprijs en niet aannemelijk is dat een koper op een detail-niveau als belanghebbende voorstaat rekening houdt met de vibraties van de tramwissels, dat het niet duidelijk worden van de verschillen in onderhouds-toestand tussen de naastgelegen onroerende zaak en de woning van belang-hebbende in de risicosfeer van belanghebbende ligt, nu belanghebbende in verschillende jaren niet in is gegaan op het door de Heffingsambtenaar gedane verzoek tot inpandige opname van de woning en dat geen sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel ten aanzien van de naastgelegen woning op de hoek.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-19/00389

in het geding tussen:

en

(vertegenwoordiger: [A] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 29 april 2019, nummer SGR 18/6630 betreffende de hierna vermelde beschikking en aanslag.

Procesverloop

1.1.

De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde op 1 januari 2017 (de waardepeildatum) van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat] 444 (de woning), voor het kalenderjaar 2018 vastgesteld op € 550.000. Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan belanghebbende voor het jaar 2018 opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Den Haag (de aanslag).

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de beschikking en de aanslag bezwaar gemaakt. De Heffingsambtenaar heeft het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Er is een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 128. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Van de zijde van belanghebbende is op 27 maart 2020 een nader stuk met bijlagen, op 15 april 2020 een stuk met administratieve informatie ten behoeve van het Hof en op 11 juni 2020 een tweetal stukken met bijlagen ingekomen. Van de stukken van 27 maart 2020 en 11 juni 2020 is een afschrift aan de Heffingsambtenaar gezonden.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 23 juni 2020. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

1.6.

Ter zitting is tevens behandeld het hoger beroep van belanghebbende tegen de WOZ-beschikking voor het jaar 2019 en de gelijktijdig daarmee opgelegde aanslag in de

onroerendezaakbelastingen van de gemeente Den Haag voor het jaar 2019 met kenmerk

BK-20/00339. Al hetgeen in de ene zaak is gesteld dan wel overgelegd wordt, voor zover van belang, ook geacht te zijn gesteld en overgelegd in de andere zaak.

De Verordening

2. De raad van de gemeente Den Haag heeft in zijn openbare vergadering van 2 november 2017 de Verordening tot wijziging van de Verordening op de heffing en invordering van onroerendezaakbelastingen 2008 (hierna: de Verordening) vastgesteld. Blijkens de inhoud van de gedingstukken zijn de Verordening en de wijziging daarvan op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt.

Vaststaande feiten

3.1.

Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de woning. De woning is een tussenherenhuis bestaande uit drie bouwlagen en gelegen in de wijk [wijk] in [Z] . Het bouwjaar van de woning is 1913; de woning is gerenoveerd in 2009. De woning heeft een totaaloppervlakte van ongeveer 179 m2 en is gelegen op een perceel van ongeveer 141 m2.

3.2.

Belanghebbende heeft de woning op [datum februari] 2013 gekocht voor een bedrag van

€ 500.000. De naastgelegen onroerende zaak [a-straat] 446 is op [datum december] 2016, met transportdatum [datum januari] 2017, verkocht voor € 590.000.

3.3.

De Heffingsambtenaar heeft een taxatieverslag overgelegd waartoe een matrix behoort met gegevens van een drietal vergelijkingsobjecten. Bij de uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar naast die drie vergelijkingsobjecten tevens de onroerende zaak [a-straat] 446 als vergelijkingsobject bij de beoordeling van de juistheid van de waardering betrokken.

Oordeel van de Rechtbank

Geschil, standpunten en conclusies van partijen

Beoordeling van het geschil

Proceskosten en griffierecht

Beslissing