Gerechtshof Den Haag, 29-09-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1869, BK-19/00524 en BK 19/00525
Gerechtshof Den Haag, 29-09-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1869, BK-19/00524 en BK 19/00525
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 29 september 2020
- Datum publicatie
- 6 oktober 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2020:1869
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:905, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- BK-19/00524 en BK 19/00525
Inhoudsindicatie
Belanghebbende dreef samen met twee andere vennoten een vennootschap onder firma (vof). In 2012 en 2013 is aan belanghebbende de algemene heffingskorting uitbetaald. In 2015 kon de vof niet langer aan haar financiële verplichtingen voldoen en is een bewindvoerder aangesteld. In juni 2017 heeft de bewindvoerder een saneringsvoorstel gedaan, dat door de Ontvanger is aanvaard. De Ontvanger heeft tevens een kwijtscheldingsbeschikking gegeven aan de vof. Vanwege in 2018 vastgestelde verliesverrekeningen bij haar partner voldoet belanghebbende niet langer aan de voorwaarden voor toepassing van de algemene heffingskorting. De uitbetaling van de algemene heffingskorting 2012 en 2013 aan belanghebbende wordt teruggedraaid door middel van het opleggen van navorderingsaanslagen inkomstenbelasting. In geschil is of de gesloten saneringsovereenkomst in de weg stond aan het opleggen van deze navorderingsaanslagen. Het Hof stelt voorop dat door het saneringsvoorstel en de akkoordverklaring door de Ontvanger een vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen. Het saneringsaanbod en de daaraan ten grondslag liggende berekening hadden slechts betrekking op aanslagen loonheffingen en omzetbelasting ten name van de vof, berekend naar de stand per 31 mei 2017. Noch uit het aanbod, noch uit de aanvaarding daarvan blijkt dat de overeenkomst betrekking heeft op aanslagen inkomstenbelasting die na 31 mei 2017 aan belanghebbende zouden kunnen worden opgelegd. Ook de kwijtscheldingsbeschikking vermeldt slechts aanslagen loonheffingen en omzetbelasting. De vaststellingsovereenkomst staat daarom niet in de weg aan het opleggen van de onderhavige navorderingsaanslagen.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-19/00524 en BK-19/00525
in het geding tussen:
(gemachtigde: [A] )
en
(vertegenwoordiger: [B] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 18 juli 2019, nummers SGR 19/292 en 19/306.
Procesverloop
19/00524
Aan belanghebbende is over het jaar 2012 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 508 (de navorderingsaanslag 2012). Bij de gelijktijdig gegeven beschikking is een bedrag van € 431 aan belastingrente in rekening gebracht (de beschikking belastingrente 2012).
19/00525
Aan belanghebbende is over het jaar 2013 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 1.269 (de navorderingsaanslag 2013). Bij gelijktijdig gegeven beschikking is een bedrag van € 273 aan belastingrente in rekening gebracht (de beschikking belastingrente 2013).
Beide zaken
Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren tegen de navorderingsaanslagen en beschikkingen belastingrente afgewezen.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Ter zake van deze beroepen is tweemaal een griffierecht geheven van € 47, in totaal € 94. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 128. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. De Inspecteur heeft op 12 augustus 2020 een nader stuk, met twee bijlagen, per e-mail naar het Hof gestuurd. Belanghebbende heeft op 13 augustus 2020 een nader stuk, met twee bijlagen, per e-mail naar het Hof gestuurd. Een afschrift van deze stukken is naar de wederpartij gestuurd.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 18 augustus 2020. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Feiten
Belanghebbende dreef samen met [C] en [D] de vennootschap onder firma [E] (de vof).
Aan belanghebbende is een aanslag IB/PVV voor het jaar 2012 opgelegd met dagtekening 13 februari 2015, naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 3.002, waarbij een bedrag van € 1.388 aan algemene heffingskorting is toegepast. De algemene heffingskorting is aan belanghebbende uitbetaald.
Aan belanghebbende is een aanslag IB/PVV voor het jaar 2013 opgelegd met dagtekening 2 december 2015, naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 1.269, waarbij een bedrag van € 1.692 aan algemene heffingskorting is toegepast. De algemene heffingskorting is aan belanghebbende uitbetaald.
In 2015 kon de vof niet langer aan haar financiële verplichtingen voldoen. Op verzoek van de franchisegever is gemachtigde aangesteld als bewindvoerder voor de uitvoering van de sanering van de schulden en de liquidatie van de vof.
Bij brief van 28 september 2015 heeft de Ontvanger gereageerd op een door de gemachtigde gedaan verzoek tot kwijtschelding van belastingschulden. In deze brief staat onder meer het volgende:
"Betreft
Beslissing op saneringsverzoek;
V.o.f. [E] te [Z]
(…)
U heeft namens V.o.f. [E] , [adres] te [postcode] [Z] om (gedeeltelijke) kwijtschelding verzocht voor de per 05 juli 2015 openstaande belastingaanslagen. De specificatie van de belastingschuld per heden treft u hierbij aan. Mijn vordering op dit moment bedraagt € 97.347,00 (aanvullende rente en kosten : p.m. !)
lk wijs uw saneringsverzoek af.
Voor de belastingschuld waarvoor u kwijtschelding vraagt kunnen derden aansprakelijk worden gesteld. In een dergelijk geval neemt de Belastingdienst geen deel aan een akkoord.
In het geval dat de Belastingdienst geen mogelijkheid heeft derden aansprakelijk te stellen, komt uw verzoek evenmin voor inwilliging in aanmerking.
Na 05 juli 2015 heeft de V.o.f. [E] namelijk nieuwe belastingaanslagen onbetaald gelaten.
En bovendien zal het u wellicht bekend zijn dat een saneringsverzoek uitgebreid gedocumenteerd dient te zijn. Nu uw cliënt op basis van eerder genoemde gronden niet in aanmerking komt voor (gedeeltelijke) kwijtschelding heb ik er van afgezien nadere informatie op te vragen."
In de bij deze brief behorende bijlage is het volgende overzicht opgenomen: