Gerechtshof Den Haag, 04-02-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:201, BK-19/00224
Gerechtshof Den Haag, 04-02-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:201, BK-19/00224
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 4 februari 2020
- Datum publicatie
- 1 april 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2020:201
- Zaaknummer
- BK-19/00224
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting Ondernemerschap. Fiscale eenheid. De stichting die belanghebbende, een [T] BV, heeft opgericht heeft zich ten opzichte van ± 10 bedrijven verbonden om voor hen in de markt van zgn. startups die startups te zoeken die werkzaam (gaan) zijn op of ter ondersteuning van het economische gebied waarin de 10 bedrijven al werkzaam zijn. Deze startups worden na selectie in de opstartfase intensief begeleid door de bedrijven zodat zij na 100 dagen in staat zijn zichzelf als onderneming te presenteren tijdens een event. Het doel is dat de startups zich vestigen en verder ontwikkelen en een samenwerking starten met een of meer bedrijven. De uitvoering van het programma, waaronder het zoeken naar de startups en de begeleiding naar het event toe verricht de stichting in nauwe samenwerking met belanghebbende en andere door haar opgerichte BV’s. Het Hof oordeelt dat de activiteiten geschieden onder bezwarende titel, omdat de 10 bedrijven in directe samenhang met de dienstverrichting een bedrag betalen. Over en weer worden prestaties ingebracht en uitgewisseld in het economische verkeer. Geen asymmetrische dienstverrichting. Er is een reëel verband tussen de door de bedrijven betaalde bedragen en de verrichte diensten. De stichting verricht samen met belanghebbende en de andere [T] BV’s economische activiteiten en is ondernemer is voor de heffing van omzetbelasting. De stichting vormt met belanghebbende en de andere BV’s een fiscale eenheid. De activiteiten van de stichting en belanghebbende en de andere BV’s hangen nauw met elkaar samen en vinden in een dusdanig onderling verband plaats dat zij als met elkaar verweven moeten worden aangemerkt.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-19/00224
Uitspraak van 4 februari 2020
het geding tussen:
[X] B.V., te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigden: [A] , [B] , [C] en [D] )
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor [Z] , de Inspecteur,
(vertegenwoordigers: [E] , [F] , [G] )
inzake het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (Rechtbank) van 8 januari 2019, nummers SGR 18/558.