Home

Gerechtshof Den Haag, 06-10-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:2032, BK-19/00727

Gerechtshof Den Haag, 06-10-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:2032, BK-19/00727

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
6 oktober 2020
Datum publicatie
5 november 2020
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2020:2032
Formele relaties
Zaaknummer
BK-19/00727

Inhoudsindicatie

De Heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2018 aanslagen in de watersysteemheffing (Wsh) en de zuiveringsheffing (Zh) van het Hoogheemraadschap van Delfland opgelegd. In hoger beroep stelt belanghebbende zich op het standpunt dat:

1e. de aanslagen niet door een daartoe bevoegde functionaris zijn opgelegd en de uitspraak op bezwaar niet door een daartoe bevoegde functionaris is gedaan;

2e. de in de Verordening Wsh en in de Verordening Zh vastgestelde tarieven van de watersysteemheffing en de zuiveringsheffing onverbindend zijn omdat zij leiden tot hogere heffingsopbrengsten dan wettelijk is toegestaan;

3e. de Kostentoedelingsverordening onverbindend is;

4e. de Rechtbank ten onrechte heeft beslist dat van schending van de hoorplicht geen sprake is;

5e. de Rechtbank een brief van belanghebbende heeft ontvangen en in haar uitspraak ten onrechte niet op deze brief is ingaan;

6e. de Rechtbank de zaak van belanghebbende en de zaken van twee ander belastingplichtigen ten onrechte als samenhangende zaken heeft aangemerkt.

Naar het oordeel van het Hof falen alle hogerberoepsgronden.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-19/00727

in het geding tussen:

(gemachtigde: [gemachtigde] )

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (de Rechtbank) van 14 oktober 2019, nummer ROT 18/4508.

Procesverloop

1.1.

De Heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2018 aanslagen in de watersysteemheffing en de zuiveringsheffing van het Hoogheemraadschap van Delfland (het Hoogheemraadschap) opgelegd. Beide aanslagen betreffen de woning [adres] in [woonplaats] (de woning). De aanslag in de watersysteemheffing is berekend naar een tarief per woonruimte van € 121,47. De aanslag in de zuiveringsheffing bedraagt € 280,50 en is berekend naar een vervuilingswaarde van 3 vervuilingseenheden en een tarief van € 93,50 per vervuilingseenheid.

1.2.

De Heffingsambtenaar heeft het tegen de aanslagen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Er is een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en bepaald dat de Heffingsambtenaar belanghebbende het door haar betaalde griffie-

recht van € 46 vergoedt.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 128. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Voorafgaand aan de zitting heeft het Hof van de zijde van belanghebbende op 3 juli 2020 een nader stuk ontvangen.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 14 juli 2020. De Heffingsambtenaar is verschenen. Belanghebbende is, met kennisgeving vooraf, niet verschenen. Ter zitting is tevens behandeld het hoger beroep van [A] , nummer BK-19/00728, en het hoger beroep van [B] , nummer BK-19/00729, inzake de aan hen opgelegde aanslagen in de watersysteemheffing en de zuiveringsheffing van het Hoogheemraadschap voor het jaar 2018. Voor zover in die zaken door partijen stukken zijn overgelegd, worden die stukken geacht ook in de onderhavige procedure te zijn overgelegd. Tevens wordt hetgeen door partijen in die zaken voor het overige is aangevoerd, aangemerkt als te zijn aangevoerd in de onderhavige zaak. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier één proces-verbaal opgemaakt.

De Verordeningen

2.1.

De Verenigde Vergadering van het Hoogheemraadschap heeft op 24 september 2015 de Kostentoedelingsverordening watersysteembeheer 2016 (Kostentoedelingsverordening) vastgesteld. De Kostentoedelingsverordening is op 17 december 2015 bekendgemaakt in het Waterschapsblad 2015, nr. 9813.

De Kostentoedelingsverordening luidt, voor zover hier van belang:

“Artikel 1 (…).

Deze verordening verstaat onder:

a. kosten voor het watersysteem: netto-kosten van de kostendrager watersysteembeheer zoals opgenomen in de begroting van het waterschap en die gedekt worden met behulp van de watersysteemheffing;

b. (…)

c. ingezetenen: degenen die blijkens de basisregistratie personen bij het begin van het kalenderjaar woonplaats hebben in het gebied van het waterschap en die aldaar gebruik hebben van woonruimte, met dien verstande dat gebruik van woonruimte door de leden van een gezamenlijke huishouding wordt aangemerkt als gebruik door een lid van dat huishouden, dat wordt aan gewezen door de in artikel 123, derde lid, onderdeel b, bedoelde ambtenaar van het waterschap;

(…)

Artikel 2 (…).

1. De kosten voor het watersysteembeheer worden als volgt aan de heffingplichtige categorieën toegedeeld:

a. 54 % aan de ingezetenen;

b. 4,78 % aan de zakelijk gerechtigden van ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen;

c. 0,01 % aan de zakelijk gerechtigden van natuurterreinen;

d. 41,21 % aan de zakelijk gerechtigden van gebouwde onroerende zaken.

2. De waarde in het economisch verkeer van de onroerende zaken bedoeld in het vorige artikellid, onderdelen b, c en d, wordt bepaald naar de waarde die de onroerende zaken op de waardepeildatum hebben naar de staat en hoedanigheid waarin zij op die datum verkeren.

3. De waardepeildatum is 1 januari 2014.

(…)

Artikel 5 (…).

1. Deze verordening treedt in werking nadat Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op grond van art. 120, lid 5 Waterschapswet goedkeuring aan deze verordening hebben verleend en deze verordening is gepubliceerd, doch niet eerder dan 1 januari 2016.

2. (…)”

2.2.

De Verenigde Vergadering van het Hoogheemraadschap heeft op 16 november 2017 de Verordening watersysteemheffing 2018 (Verordening Wsh) vastgesteld. De Verordening Wsh is op 19 december 2017 bekendgemaakt in het Waterschapsblad 2017, nr. 11538.

De Verordening Wsh luidt, voor zover hier van belang:

“Artikel 2. Belastbaar feit en belastingplichtigen

1. Ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de zorg voor het watersysteem wordt onder de naam ‘watersysteemheffing’ een directe belasting geheven.

2. De in het eerste lid bedoelde watersysteemheffing wordt geheven van hen die:

a. ingezetenen zijn als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, met dien verstande dat gebruik van woonruimte door de leden van een gezamenlijke huishouding wordt aangemerkt als gebruik door een door de heffingsambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden;

(…)

Artikel 3 Heffingsmaatstaf

Voor de heffing geldt als heffingsmaatstaf:

a. ter zake van ingezetenen: de woonruimte;

(…)

Artikel 4 Tarief ingezetenen

Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de Kostentoedelingsverordening watersysteemheffing Delfland 2016 bedraagt het tarief voor het jaar 2018 van de watersysteemheffing voor de categorie ingezetenen per woonruimte: € 121,47.”

2.3.

De Verenigde Vergadering van het Hoogheemraadschap heeft op 16 november 2017 de Verordening zuiveringsheffing 2018 (Verordening Zh) vastgesteld. De Verordening Zh is op 19 december 2017 bekendgemaakt in het Waterschapsblad 2017, nr. 11540.

De Verordening Zh luidt, voor zover hier van belang:

“Artikel 3 Belastbaar feit en heffingplicht

1. Ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de taak inzake het zuiveren van afvalwater, wordt onder de naam zuiveringsheffing een directe belasting geheven ter zake van direct of indirect afvoeren op een zuiveringtechnisch werk.

2. Aan de heffing worden onderworpen:

a. ter zake het afvoeren vanuit een woonruimte of een bedrijfsruimte: degene die het gebruik heeft van die ruimte;

(…)

Artikel 8 Grondslag en heffingsmaatstaf

(…)

2. Voor de heffing geldt als heffingsmaatstaf de vervuilingswaarde van de stoffen die in een kalenderjaar worden afgevoerd. De vervuilingswaarde wordt uitgedrukt in vervuilingseenheden.

(…)

Artikel 18 Vervuilingswaarde van woonruimten

1. In afwijking van (….) wordt de vervuilingswaarde van de stoffen die vanuit een woonruimte worden afgevoerd, gesteld op drie vervuilingseenheden. De vervuilingswaarde van de stoffen die vanuit een door één persoon gebruikte woonruimte worden afgevoerd, bedraagt één vervuilingseenheid.

(…)

Artikel 20 Tarief

Het tarief per kalenderjaar bedraagt € 93,50 per vervuilingseenheid.”

Vaststaande feiten

3.1.

Belanghebbende is gebruiker van de woning.

3.2.1.

De Gemeenschappelijke regeling Regionale Belasting Groep (RBG), waarin de hoogheemraadschappen van Delfland en van Schieland en de Krimpenerwaard, alsmede de gemeenten Delft, Vlaardingen en Schiedam samenwerken, luidt, voor zover hier van belang:

“Artikel 2

1. Er is een openbaar lichaam, genaamd: de Regionale Belasting Groep.

(…)

Artikel 4

1. Het bestuur van de RBG bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter. De heffingsambtenaar, de invorderingsambtenaar, de belastingdeurwaarder en de ambtenaar van RBG behoren tot het bestuur voor zover aan hen krachtens artikel 232, vierde lid, van de Gemeentewet onderscheidenlijk artikel 124, vijfde lid, van de Waterschapswet bevoegdheden zijn toegekend.

2. De RBG heeft een ambtelijke organisatie met aan het hoofd een directeur, en verder een heffingsambtenaar, een invorderingsambtenaar, een ambtenaar van de RBG en een belastingdeurwaarder.

Artikel 5

Het belang van deze regeling bestaat uit het ten behoeve van de deelnemers:

a. heffen en invorderen van belastingen;

(…)

Artikel 6

1. Aan de bestuursorganen van de RBG als genoemd in artikel 4, eerste lid, komen de bevoegdheden toe die in deze regeling aan de RBG zijn toegekend.

2. De door het dagelijks bestuur van een deelnemend waterschap aan de RBG overgedragen bevoegdheden tot heffing en invordering van waterschapsbelastingen worden vastgelegd in een takenregister.

(…)

Artikel 26

1. De heffingsambtenaar heeft, ter zake van de belastingen en de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken de bevoegdheden en verplichtingen die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Waterschapswet, de Wet milieubeheer, de Waterwet of de Wet waardering onroerende zaken zijn toegekend aan de inspecteur, respectievelijk de ambtenaar belast met de heffing van de deelnemers.

2. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het eerste lid neemt de heffingsambtenaar de nadere regels en beleidsregels van het dagelijks bestuur in acht.

(…)”

3.2.2.

Het op grond van artikel 6 van de gemeenschappelijke regeling RBG op 7 september 2017 door het algemeen bestuur van de RGB vastgestelde takenregister luidt per 1 januari 2018, voor zover hier van belang:

“A. Het hoogheemraadschap van Delfland heeft aan de RBG de heffing en invordering van de volgende belastingen overgedragen:

1. Watersysteemheffing;

2. Zuiveringsheffing;

(…)”

3.2.3.

Het dagelijks bestuur van de RBG heeft op 14 april 2016 het “Aanwijzingsbesluit ambtenaar belast met de heffing en met de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken” vastgesteld (het Aanwijzingsbesluit).

Het Aanwijzingsbesluit luidt, voor zover hier van belang:

“Het dagelijks bestuur van de Regionale Belastinggroep;

(….)

besluit:

aan te wijzen als ambtenaar (…), bedoeld in artikel 124, vijfde lid, onder a, van de Waterschapswet (…):

de clustermanager Productie”

3.2.4.

Bij brief van 21 juni 2017 deelt de directeur van de RBG aan [C] ( [C] ), sedert 1 april 2013 werkzaam als ambtenaar van de RBG, mee dat diens nieuwe functie van Productiemanager is beschreven en gewaardeerd en dat naar aanleiding daarvan het salaris van [C] is verhoogd. Bij brief van 5 september 2017 rectificeert de directeur van de RBG de in zijn brief van 21 juni 2017 gebruikte functiebenaming: de benaming van de nieuwe functie van [C] is niet Productiemanager maar clustermanager Productie.

3.3.1.

Bij het verweerschrift in eerste aanleg heeft de Heffingsambtenaar een kopie van de “Programmabegroting 2018 en meerjarenraming 2019-2022” van het Hoogheemraadschap, vastgesteld op 16 november 2017, gevoegd (hierna kortweg: de Begroting). De Begroting, die raadpleegbaar is op https:www.hhdelfland.nl/programmabegroting-2018-2022-definitieve-versie.pdf/view, dient als hier ter plaatse ingelast te worden beschouwd.

3.3.2.

In zijn brief van 9 april 2019, waarin de Heffingsambtenaar reageert op het nadere stuk van belanghebbende van 1 maart 2019 in de procedure in eerste aanleg, heeft de Heffingsambtenaar over het tarief van de watersysteemheffing, de kostentoedeling en de kostenverdeling watersysteembeheer en zuiveringsbeheer onder meer het volgende opgemerkt:

“ Specificatie tarief watersysteemheffing

Onderbouwing kostentoedeling

Kostenverdeling watersysteembeheer en zuiveringsbeheer

A. Specifieke kosten

B. Resteert te verdelen89.158.637

Oordeel van de Rechtbank

Omschrijving geschil in hoger beroep, standpunten en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing