Gerechtshof Den Haag, 14-02-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:498, BK-19/00533 t/m/ BK-19/00516
Gerechtshof Den Haag, 14-02-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:498, BK-19/00533 t/m/ BK-19/00516
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 14 februari 2020
- Datum publicatie
- 23 maart 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2020:498
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2019:7361, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- BK-19/00533 t/m/ BK-19/00516
Inhoudsindicatie
Op de zitting is tussen partijen komen vast te staan - de Inspecteur heeft zijn subsidiaire en meer subsidiaire standpunt ingetrokken (beide inhoudend dat belanghebbende grofschuldig handelen is te verwijten) en belanghebbende het incidentele hoger beroep (inhoudend dat de navorderingsaanslagen 2014 en 2015 niet hadden mogen worden opgelegd) - dat in hoger beroep het geschil is beperkt tot de vraag, in zoverre net als bij de Rechtbank, of sprake is van (voorwaardelijk) opzettelijk handelen bij het indienen van de aangiften IB/PVV 2012 tot en met 2015 ten gevolge waarvan de aanslagen te laag zijn vastgesteld. Anders dan de Inspecteur, meent belanghebbende dat sprake is van (door)rekenfouten en niet van (opzettelijk) verwijtbaar handelen.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-19/00533 t/m BK-19/00536
Uitspraak van 14 februari 2020
in het geding tussen:
[X] te [Z] , belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Arnhem, de Inspecteur,
op het hoger beroep van de Inspecteur en het incidentele hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 18 juli 2019, nummers SGR 18/6079, SGR 18/6080, SGR 18/6081 en SGR 18/6082.