Home

Gerechtshof Den Haag, 31-03-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:794, BK-19/00539

Gerechtshof Den Haag, 31-03-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:794, BK-19/00539

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
31 maart 2020
Datum publicatie
9 april 2020
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2020:794
Formele relaties
Zaaknummer
BK-19/00539

Inhoudsindicatie

Bron van inkomen ontbreekt omdat er geen sprake is van een objectieve voordeelsverwachting.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-19/00539

in het geding tussen:

(gemachtigde: [A] )

en

(vertegenwoordiger: [B] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 22 juli 2019, nummer SGR 19/1370.

Procesverloop

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.440 (de aanslag). Bij gelijktijdig gegeven beschikking heeft de Inspecteur een bedrag van € 218 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar van 10 januari 2019 heeft de Inspecteur het bezwaar tegen de aanslag afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Er is een griffierecht geheven van € 47. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Er is een griffierecht geheven van € 128. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van 18 februari 2020. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is in december 2011 gestart met activiteiten onder de naam “ [C] ”. De activiteiten bestaan uit de verkoop van tabak-gerelateerde producten via internet. Belanghebbende heeft daartoe een webshop op internet ingericht. Op 1 december 2011 heeft belanghebbende zich ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

2.2.

Belanghebbende heeft in de aangifte IB/PVV over het jaar 2015 een winst uit onderneming van nihil aangegeven en een ondernemersaftrek opgevoerd van € 9.403 onder aftrek van € 1.316 aan MKB-winstvrijstelling. Ook over de jaren 2011, 2012, 2013, 2014, 2016 en 2017 heeft belanghebbende geen winst uit onderneming aangegeven.

2.3.

Vanaf de start van de activiteiten heeft belanghebbende aangifte omzetbelasting gedaan. Over de jaren 2011 tot en met 2017 heeft belanghebbende het volgende aangegeven in de aangiften omzetbelasting:

Jaar

Omzet

Voorbelasting

2011

nihil

nihil

2012

€ 870

€ 282

2013

€ 1.671

€ 466

2014

€ 2.414

€ 885

2015

€ 982

€ 518

2016

€ 590

€ 596

2017

nihil

€ 120

2.4.

In het jaar 2015 bedroeg de omzet € 972 en waren de kosten € 2.437. In 2015 was dus sprake van een verlies uit de activiteiten van € 1.465.

2.5.

De activiteiten onder de naam “ [C] ” zijn per 1 juli 2017 door belanghebbende beëindigd. In de periode van 2011 tot en met 2017 heeft belanghebbende uitsluitend negatieve resultaten behaald.

Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of de werkzaamheden die belanghebbende verricht onder de naam “ [C] ” in het onderhavige jaar een bron van inkomen vormen, en meer in het bijzonder of sprake is van een objectieve voordeelsverwachting. Zo ja, dan is tussen partijen in geschil of deze inkomsten moeten worden aangemerkt als winst uit onderneming. Als ook deze laatste vraag bevestigend kan worden beantwoord, dan is tussen partijen in geschil of belanghebbende recht heeft op ondernemersaftrek.

3.2.

Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen, verwijst het Hof naar de gedingstukken.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak op bezwaar, tot vermindering van de aanslag en dienovereenkomstige vermindering van de beschikking belastingrente.

3.4.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten

Beslissing