Gerechtshof Den Haag, 11-08-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:1759, BK-21/00211
Gerechtshof Den Haag, 11-08-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:1759, BK-21/00211
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 11 augustus 2021
- Datum publicatie
- 7 oktober 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2021:1759
- Zaaknummer
- BK-21/00211
Inhoudsindicatie
Artikel 122a, eerste lid en tweede lid, aanhef en letter a, van de Waterschapswet; Waterschap Hollandse Delta.
Voor rechtsgeldigheid aanslag wegenheffing is niet van belang dat belanghebbende geen gebruik kan maken van de wegen in het beheergebied van het Waterschap. Gelijkheidsbeginsel niet geschonden.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-21/00211
in het geding tussen:
en
de heffingsambtenaar van het Samenwerkingsverband Vastgoedinformatie Heffing en Waardebepaling, de Heffingsambtenaar,
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 9 maart 2021, nummer ROT 20/637.
Procesverloop
Aan belanghebbende is voor het jaar 2019 ter zake van het gebruik van de woning [adres] in [woonplaats] (de woning) een aanslag in de wegenheffing van het waterschap Hollandse Delta (de aanslag) opgelegd ten bedrage van € 13,79.
De Heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar belanghebbendes bezwaar tegen de aanslag ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. In verband met het beroep is door de griffier van de Rechtbank een griffierecht geheven van € 48. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. In verband met het hoger beroep is door de griffier van het Hof een griffierecht geheven van € 134. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. elanghebbende heeft op 26 mei 2021 een nader stuk ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 6 juli 2021. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Feiten
2. Belanghebbende staat blijkens de Basisregistratie Personen sinds 23 maart 2017 ingeschreven op het adres van de woning, waarvan hij tevens het gebruik heeft. De woning is gelegen in het gebied van het waterschap Hollandse Delta (het Waterschap), waarbinnen laatstgenoemde de taak heeft de wegen te beheren.
Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft het volgende overwogen, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Heffingsambtenaar als verweerder:
‘Relevante bepalingen
3. Artikel 1, tweede lid, van de Waterschapswet (zoals geldig in 2019) luidt als volgt:
De taken die tot dat doel aan waterschappen zijn of worden opgedragen betreffen de zorg voor het watersysteem en de zorg voor het zuiveren van afvalwater op de voet van artikel 3.4 van de Waterwet. Daarnaast kan de zorg voor een of meer andere waterstaatsaangelegenheden zijn of worden opgedragen.
Artikel 122a, eerste lid, van de Waterschapswet luidt als volgt:
Ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de taak ter zake van het wegenbeheer kan, binnen het gebied waar deze taak wordt uitgevoerd, onder de naam wegenheffing een heffing worden geheven.
Artikel 122a, tweede lid, aanhef en onder a, van de Waterschapswet bepaalt dat de wegenheffing kan worden geheven van hen die ingezetenen zijn.
4. Artikel 2, eerste lid, van de Verordening wegenheffing waterschap Hollandse Delta 2019 (de Verordening) bepaalt dat ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de zorg voor het wegenbeheer onder de naam wegenheffing een directe belasting wordt geheven.
Uit artikel 2, tweede lid, aanhef en onder a, van de Verordening blijkt dat de heffing wordt geheven van hen die ingezetenen zijn als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, met dien verstande dat gebruik van woonruimte door de leden van een gezamenlijke huishouding wordt aangemerkt als gebruik door een door de heffingsambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.
Artikel 1, aanhef en onder a, van de Verordening bepaalt dat onder ingezetene wordt verstaan: degene die blijkens de basisregistratie personen bij het begin van het kalenderjaar woonplaats heeft in het gebied van het waterschap en die aldaar gebruik heeft van woonruimte, met dien verstande dat gebruik van woonruimte door de leden van een gezamenlijke huishouding wordt aangemerkt als gebruik door een lid van dat huishouden, dat wordt aangewezen door de heffingsambtenaar.
Het oordeel van de rechtbank
5. Naast de hoofdtaken van het waterschap kan ook de zorg voor het wegenbeheer of een gedeelte daarvan aan een waterschap zijn opgedragen. Om deze zorg te bekostigen is in artikel 122a van de Waterschapswet opgenomen dat een wegenheffing daarvoor kan worden ingevoerd. Dit heeft verweerder gedaan in de Verordening, zoals gepubliceerd in het Waterschapsblad op 28 december 2018. Verweerder licht in het verweerschrift toe dat eiser volgens de Basisregistratie personen op het peilmoment voor de aanslag staat ingeschreven op het adres [adres] te [woonplaats] . Eiser voldoet daarom aan de definitie van ingezetene en verweerder kon deze aanslag aan hem opleggen. Voor de heffing is niet van belang in hoeverre eiser gebruik maakt van de wegen.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.’