Home

Gerechtshof Den Haag, 08-09-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:1781, BK-21/00195

Gerechtshof Den Haag, 08-09-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:1781, BK-21/00195

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
8 september 2021
Datum publicatie
7 oktober 2021
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2021:1781
Formele relaties
Zaaknummer
BK-21/00195

Inhoudsindicatie

Artt. 26 lid 1 AWR , 6:10, 6:15 en 7:1 Awb.

Bezwaar tegen mededeling over openstaand bedrag voorlopige aanslag terecht niet-ontvankelijk verklaard, omdat noch de mededeling noch de voorlopige aanslag voor bezwaar vatbaar is. Bezwaar tevens terecht niet aangemerkt als verzoek om ambtshalve vermindering, omdat de definitieve aanslag nog niet was vastgesteld. De Rechtbank heeft echter ten onrechte nagelaten het beroepschrift in eerste aanleg aan te merken als bezwaarschrift tegen de definitieve aanslag en dit op grond van art. 6:15 Awb door te zenden aan de Inspecteur. Het Hof zal dit alsnog doen.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-21/00195

in het geding tussen:

(gemachtigde: M. Jonker)

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 17 februari 2021, nummer SGR 20/2855.

Procesverloop

1.1.

Aan belanghebbende is een mededeling verstuurd over een openstaand bedrag op de voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2015 (de mededeling).

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de mededeling bezwaar gemaakt.

1.3.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De Inspecteur heeft het bezwaar niet aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Ter zake van het beroep is een griffierecht geheven van € 48. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van het hoger beroep is een griffierecht geheven van € 134. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 13 juli 2021. De Inspecteur is verschenen. Ter zitting zijn tevens behandeld de zaken van belanghebbende met nummers BK-21/00193 en BK-21/00194. Hetgeen in die zaken is aangevoerd en overgelegd wordt voor zover van belang geacht tevens te zijn aangevoerd en overgelegd in de onderhavige zaak. Van het verhandelde ter zitting is één proces-verbaal opgemaakt.

1.7.

Na sluiting van het onderzoek heeft belanghebbende op 14 juli 2021 nog een

e-mailbericht naar het Hof gezonden. Hierin heeft het Hof geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen.

Feiten

2.1.

De mededeling is gedagtekend 18 november 2017. De mededeling houdt – voor zover van belang – in dat het openstaande bedrag van de voorlopige aanslag IB/PVV 2015 is gewijzigd door een verrekening.

2.2.

Het bezwaar tegen de mededeling is gedagtekend 29 november 2017 en door de Inspecteur ontvangen op 30 november 2017.

2.3.

De Inspecteur heeft het bezwaar tegen de mededeling bij uitspraak op bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat de mededeling geen voor bezwaar vatbare beschikking is en de mededeling bovendien een voorlopige aanslag betreft, waartegen evenmin bezwaar en beroep openstaat. De Inspecteur heeft het bezwaar niet aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering.

2.4.

Bij brief van 11 september 2019 heeft de Inspecteur aangekondigd te zullen afwijken van de ingediende aangifte IB/PVV over het jaar 2015.

2.5.

Met dagtekening 27 september 2019 is aan belanghebbende de aanslag IB/PVV 2015 opgelegd.

2.6.

Belanghebbende heeft tegen de aanslag IB/PVV 2015 geen bezwaar gemaakt.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Inspecteur als verweerder:

"8. De rechtbank stelt voorop dat de mededeling geen belastingaanslag is, maar betrekking heeft op een aan eiser opgelegde voorlopige aanslag. Evenmin vormt de mededeling voor wat betreft de hoogte van de voorlopige aanslag een voor bezwaar vatbare beschikking. Uit het bepaalde in artikel 26 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr) volgt dat het belastingrecht een gesloten stelsel van rechtsmiddelen kent. Dit brengt mee dat niet tegen elke beslissing van de inspecteur bezwaar en, na uitspraak op bezwaar, beroep bij de belastingrechter mogelijk is. Ingevolge artikel 26, eerste lid, van de Awr kan, in afwijking van artikel 8:1, eerste lid, van de Awb, tegen een ingevolge een belastingwet genomen besluit slechts beroep bij de rechtbank worden ingesteld indien het betreft:

a. een belastingaanslag, daaronder begrepen de in artikel 15 van de Awr voorgeschreven verrekening, of

b. een voor bezwaar vatbare beschikking.

De onderhavige mededeling, waarbij de nog openstaande aanslag verminderd wordt met € 7.419, geschiedt niet bij een voor bezwaar vatbare beschikking in bovengenoemde zin. Evenmin is de mededeling aan te merkten als een belastingaanslag of een in artikel 15 van de Awr voorgeschreven verrekening, nu artikel 15 van de Awr ziet op verrekening van een voorlopige aanslag met een definitieve aanslag. Tegen de mededeling kan daarom geen bezwaar worden gemaakt en evenmin beroep worden ingesteld.

9. Voor zover eiser bezwaar heeft willen maken tegen de aanslag IB/PVV voor het jaar 2015 overweegt de rechtbank dat de aanslag met dagtekening 27 september 2019 is opgelegd en, ten tijde van de indiening van het bezwaarschrift op 30 november 2017, nog niet tot stand was gekomen. Dit blijkt onder meer uit de brief van 11 september 2019, waarin verweerder aankondigt dat de aanslag in afwijking van de ingediende aangifte zou worden vastgesteld. Evenmin heeft eiser redelijkerwijs kunnen menen dat de aanslag reeds tot stand was gekomen ten tijde van de indiening van bezwaar maakte. Een situatie als bedoeld in artikel 6:10 van de Awb, op grond waarvan niet-ontvankelijkverklaring achterwege had moeten blijven, doet zich dan ook niet voor. Verweerder heeft het bezwaar tegen de mededeling dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.

10. De stelling van eiser dat verweerder het bezwaar ten onrechte niet als verzoek om ambtshalve vermindering heeft aangemerkt, kan niet tot een ander oordeel leiden. Verweerder kan een aanslag die nog niet is opgelegd niet ambtshalve verminderen. Het had op de weg van eiser gelegen om, nadat de aanslag IB/PVV voor het jaar 2015 was opgelegd bezwaar te maken danwel te verzoeken om ambtshalve vermindering.

11. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond verklaard."

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing