Home

Gerechtshof Den Haag, 11-11-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:2141, BK-21/00166 t/m BK-21/00171

Gerechtshof Den Haag, 11-11-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:2141, BK-21/00166 t/m BK-21/00171

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
11 november 2021
Datum publicatie
12 november 2021
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2021:2141
Formele relaties
Zaaknummer
BK-21/00166 t/m BK-21/00171

Inhoudsindicatie

Aanslagen IB/PVV 2011 tot en met 2016. Compromis ter zitting van het hof. Belanghebbende doet een succesvol beroep op de redelijke bedenktermijn van paragraaf 26, onderdeel 8, van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht en partijen zijn daarom niet gebonden aan het bereikte compromis.

Artikelen 27e en 52 AWR. Verwerping van de administratie. Gemotiveerde schatting van omzet en winst van belanghebbende door de Inspecteur; belanghebbende maakt lagere omzet en winst niet aannemelijk. Belanghebbende heeft niet de vereiste aangiften gedaan. Omkering en verzwaring van de bewijslast. Redelijke schatting. De aanslagen 2011 tot en met 2013 blijven in stand en de aanslagen 2014 tot en met 2016 worden verminderd conform de gemotiveerde schatting. Vergrijpboetes worden verminderd.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-21/00166 tot en met BK-21/00171

in het geding tussen:

(gemachtigde: F.J.H.M. Berndsen)

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 11 februari 2021, nummers SGR 18/7865 tot en met SGR 18/7868, SGR 19/6016 en SGR 19/6017.

Procesverloop

BK-21/00166 (2011)

1.1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 256.034 (de aanslag 2011). Bij gelijktijdig gegeven beschikking is € 18.396 aan heffingsrente in rekening gebracht.

BK-21/00167 (2012)

1.1.2.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 280.941 (de aanslag 2012). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is € 1.420 aan belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete opgelegd van € 50.123.

BK-21/00168 (2013)

1.1.3.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 356.156 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.306(de aanslag 2013). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is € 3.262 aan belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete opgelegd van € 69.916.

BK-21/00169 (2014)

1.1.4.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 553.860 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 746 (de aanslag 2014). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is € 8.412 aan belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete opgelegd van € 122.124.

BK-21/00170 (2015)

1.1.5.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 504.082 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 649 (de aanslag 2015). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is € 7.616 aan belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete opgelegd van € 108.812.

BK-21/00171 (2016)

1.1.6.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 605.792 en belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.601 (de aanslag 2016). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is € 12.207 aan belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete opgelegd van € 135.976.

2011 tot en met 2014

1.2.1.

Belanghebbende heeft tegen de aanslagen bezwaar gemaakt en daarbij de Inspecteur verzocht in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de belastingrechter overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:1a, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Inspecteur heeft met dat verzoek ingestemd en de bezwaarschriften doorgezonden naar de Rechtbank. De Rechtbank heeft éénmaal griffierecht geheven van € 46.

1.2.2.

De Rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 14 november 2019 de Inspecteur in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak een inhoudelijke beslissing te nemen op belanghebbendes bezwaarschriften.

1.2.3.

Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren tegen de aanslagen 2011 tot en met 2014 afgewezen.

2015 en 2016

1.2.4.

Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren tegen de aanslagen 2015 en 2016 afgewezen.

1.2.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. De Rechtbank heeft éénmaal griffierecht geheven van € 47.

Alle jaren

1.3.

De Rechtbank heeft voor alle jaren gelijktijdig uitspraak gedaan. De beslissing van de Rechtbank luidt, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Inspecteur als verweerder:

“De rechtbank:

- verklaart de beroepen gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar;

- vermindert het in de aanslag IB/PVV 2011 begrepen belastbaar inkomen uit werk en woning tot € 95.733 en vermindert de daarbij gegeven beschikking heffingsrente dienovereenkomstig;

- vermindert het in de aanslag IB/PVV 2012 begrepen belastbaar inkomen uit werk en woning tot € 136.150, vermindert de daarbij gegeven beschikking belastingrente dienovereenkomstig en vernietigt de daarbij gegeven boetebeschikking;

- vermindert het in de aanslag IB/PVV 2013 begrepen belastbaar inkomen uit werk en woning tot € 168.557, vermindert de daarbij gegeven beschikking belastingrente dienovereenkomstig en vernietigt de daarbij gegeven boetebeschikking;

- vermindert het in de aanslag IB/PVV 2014 begrepen belastbaar inkomen uit werk en woning tot € 314.551, vermindert de daarbij gegeven beschikking belastingrente dienovereenkomstig en vernietigt de daarbij gegeven boetebeschikking;

- vermindert het in de aanslag IB/PVV 2015 begrepen belastbaar inkomen uit werk en woning tot € 272.127, vermindert de daarbij gegeven beschikking belastingrente dienovereenkomstig en vernietigt de daarbij gegeven boetebeschikking;

- vermindert het in de aanslag IB/PVV 2016 begrepen belastbaar inkomen uit werk en woning tot € 317.287, vermindert de daarbij gegeven beschikking belastingrente dienovereenkomstig en vernietigt de daarbij gegeven boetebeschikking;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.800,50;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 93 aan eiser te vergoeden.”

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. De Inspecteur heeft op 16 juli 2021 een nader stuk ingediend.

1.5.

Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft het Hof op 22 juli 2021 een pleitnota ontvangen van de Inspecteur en per e-mail van 27 juli 2021 een pleitnota van de gemachtigde van belanghebbende.

1.6.

De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 27 juli 2021. Partijen zijn verschenen. Ter zitting is tevens behandeld het hoger beroep van de medevennoot van belanghebbende, [A] , nummers BK-21/00160 tot en met BK-21/00165. Al hetgeen in een zaak is aangevoerd wordt, voor zover van belang, geacht ook in de andere zaken te zijn aangevoerd, tenzij het specifiek op een bepaalde zaak betrekking heeft. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier één proces-verbaal opgemaakt.

1.7.

Na de sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het Hof op 30 juli 2021 een brief aan partijen verzonden met daarin een bevestiging van het ter zitting tot de Inspecteur gerichte verzoek dat hij het Hof uiterlijk op 7 september 2021 zal berichten of het hoger beroep wordt ingetrokken.

1.8.

De Inspecteur heeft een brief verstuurd aan het Hof, ingekomen op 8 september 2021.

1.9.

Na de sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende de volgende stukken aan het Hof gezonden: een brief ingekomen bij het Hof op 3 september 2021, een fax ingekomen bij het Hof op 8 september 2021 en een fax ingekomen bij het Hof op 29 september 2021.

1.10.

Het Hof heeft in de brief genoemd in 1.8 aanleiding gezien het onderzoek te heropenen. De tweede mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 5 oktober 2021. De gemachtigde van belanghebbende heeft voorafgaand aan de zitting per e-mail een pleitnotitie ingediend. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier één procesverbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.

Belanghebbende drijft samen met [A] een onderneming in de vorm van een vennootschap onder firma onder de naam " [naam vof] " (de vof). Belanghebbende is gerechtigd tot 50% van de winst van de vof. De activiteiten van de vof bestaan uit de exploitatie van een coffeeshop die is gelegen in [plaats] (de coffeeshop).

2.2.

De coffeeshop verkoopt diverse cannabisproducten, daaraan gerelateerde artikelen en kleine versnaperingen. De coffeeshop verkocht tot 1 januari 2015 ook in eigen beheer gemaakte joints.

2.3.

De in- en verkopen gebeuren contant. Er wordt geen gebruikgemaakt van een kasregister. De bedrijfsleider noteert dagelijks de ontvangsten en uitgaven op speciaal daartoe ingerichte kasstaten (de kasstaten). Voor het bepalen van de omzet van de cannabisproducten maakt de coffeeshop gebruik van speciaal daartoe ingerichte lijsten (de dagstaten). Op basis van de beginvoorraden, de aanvullingen en de eindvoorraden wordt in de dagstaten per product de dagomzet en de inkoopwaarde berekend. De formule die hierbij wordt gehanteerd luidt als volgt: “Beginvoorraad + Aanvullingen -/- Eindvoorraad = Verkocht”. Deze dagomzet wordt genoteerd op de kasstaten. Hierop worden ook de uitgaven, de privéonttrekkingen en -stortingen en de omzet van de overige artikelen genoteerd. Deze gegevens en de diverse bankmutaties worden door belanghebbendes adviseur geboekt in een geautomatiseerde administratie.

2.4.

De aantallen in eigen beheer vervaardigde joints werden tot 1 januari 2015 genoteerd op aparte staten. De omzet uit de verkoop van overige artikelen wordt bepaald op basis van een staffellijst waarop wordt bijgehouden welke producten zijn verkocht.

2.5.

De Inspecteur heeft diverse malen een waarneming ter plaatse (wtp) verricht bij de coffeeshop. In de periode 2010 tot en met 2013 hebben bij de coffeeshop 22 wtp’s plaatsgevonden. De Inspecteur heeft tijdens deze wtp’s aansluitberekeningen gemaakt tussen de omzet verkopen softdrugs volgens de voorraadadministratie en die volgens de kasadministratie.

2.6.

De controlemedewerkers van de Belastingdienst hebben belanghebbende, blijkens de rapporten van de wtp’s, bij een aantal van de onder 2.5 genoemde wtp’s geïnstrueerd de kasadministratie van de coffeeshop in te richten en te voeren overeenkomstig de wijze zoals vermeld onder 2.3.

2.7.

De Inspecteur heeft tevens op 29 maart 2014, 2 september 2015 en 15 juni 2016 wtp’s verricht bij de coffeeshop. Daarnaast heeft de Inspecteur op 16 mei 2019, 6 juni 2019 en 12 juli 2019 steeds op twee momenten een wtp verricht bij de coffeeshop.

2.8.

Tijdens de wtp op vrijdag 18 oktober 2013 hebben drie medewerkers van de Inspecteur een klanten- en opbrengsttelling in de coffeeshop gedaan. Daarbij heeft de Inspecteur het aantal klanten geteld en een gemiddelde besteding per klant vastgesteld. Van die telling is op 28 oktober 2013 een rapport opgemaakt. In dat rapport staat onder meer:

“Telling aantal klanten en bepaling van de gemiddelde omzet per klant

Na de telling van de voorraad en het kasgeld hebben wij de heren [B] en [M., Hof] [C] meegedeeld nog enige tijd in de onderneming te zullen blijven om een beeld te krijgen van het aantal klanten dat de onderneming bezoekt en om inzicht te krijgen in de gemiddelde omzet die per klant wordt behaald. (...)

Geteld is het aantal klanten dat de onderneming bezocht van 14.15 uur tot 14.30 uur. Daarbij wordt opgemerkt dat de onderneming van 13.45 tot 14.15 uur gesloten was in verband met de waarneming ter plaatse. We hebben geconstateerd dat de meeste bezoekers van de onderneming tijdens de sluiting hebben gewacht op de heropening om 14.15 uur. Het aantal getelde klanten betreft dan ook het aantal klanten van 13.45 uur tot 14.30 uur. In de telling zijn uitsluitend de klanten opgenomen die daadwerkelijk cannabisproducten hebben gekocht.

Tussen 13.45 uur en 14.30 uur hebben wij 42 klanten geteld die één of meerdere cannabisproducten kochten. Om 14.30 uur hebben wij de heren [M., Hof] [C] en [B] verzocht om opnieuw het kasgeld voor te tellen. De omzet volgens de kastelling hebben wij vergeleken met de omzet volgens de kastelling van 13.45 uur. Het verschil is besteed door de 42 door ons getelde klanten.

De omzet volgens de kastelling om 14.30 uur bedroeg € 3.122 (...). De omzet volgens de kastelling om 13.45 bedroeg € 2.578 (...). De omzet die tussen 13.45 uur en 14:30 uur werd behaald bedroeg derhalve € 544. Gemiddeld is dat per klant € 12,95.”

2.9.

In december 2013 heeft de politie Rotterdam vier onderzoeken bij de coffeeshop uitgevoerd. Daarbij is gedurende een bepaalde tijdsduur het aantal bezoekers geteld. Volgens de vier processen-verbaal van bevindingen zijn de volgende aantallen bezoekers bij de coffeeshop geteld:

Datum

tijdstip

aantal bezoekers

maandag 2 december 2013

09.30 - 13.38 uur

230

dinsdag 3 december 2013

12.00 - 15.40 uur

241

zaterdag 7 december 2013

18.00 - 22.00 uur

435

dinsdag 10 december 2013

14.30 - 18.00 uur

318

Tijdens deze zichtwaarnemingen is, blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal, het aantal bezoekers geteld, is geregistreerd of bezoekers met een vervoermiddel met een buitenlands kenteken zijn gekomen en of bezoekers verkeersovertredingen hebben begaan.

2.10.

De Inspecteur heeft in de jaren 2013 tot en met begin 2020 verschillende wtp’s ingesteld bij coffeeshops binnen het ambtsgebied van de Belastingdienst/kantoor Rotterdam. In een door de Inspecteur overgelegde ongedateerde, door vier controlemedewerkers ondertekende ‘Ambtsedige verklaring’, waarbij de Inspecteur een bijlage met een overzicht van 68 wtp’s in de periode 23 juli 2014 tot en met 2 juli 2019 heeft overgelegd, staat onder meer:

“Bij de hieronder genoemde coffeeshops zijn in [plaats] zijn in de jaren 2014 tot en met heden meerdere waarnemingen ter plaatse ingesteld, waarbij gedurende een bepaalde periode in de onderneming het aantal klanten is geteld, dat één of meerdere cannabisproducten kocht en waarbij tevens de gemiddelde besteding per klant is vastgesteld. De bevindingen uit de waarnemingen ter plaatse zijn geanonimiseerd en als bijlage bijgevoegd.

De tellingen van het aantal klanten en het vaststellen van de gemiddelde besteding per klant werden volgens twee methoden uitgevoerd.

Bij de eerste methode (A) werd bij aankomst in de onderneming direct begonnen met het tellen van het aantal klanten gedurende een bepaalde periode en werd elke aankoop geregistreerd. Door telling van de door de betreffende ambtenaar genoteerde omzet werd de tijdens de telling behaalde omzet vastgesteld. De gemiddelde omzet per klant werd berekend door de omzet te delen door het aantal klanten.

Bij de tweede methode (B) werd begonnen met het tellen van het aantal klanten nadat de omzet tot dan toe werd bepaald op basis van de kastelling en een voorraadtelling. Na afloop van de klantentelling is de omzet die werd behaald tijdens de klantentelling bepaald door een tweede telling van het kasgeld. Het verschil tussen de eerste en de tweede telling van het kasgeld is dan de tijdens de telling behaalde omzet. Door die behaalde omzet te delen door het aantal getelde klanten is de gemiddelde omzet per klant bepaald.

Ondergetekenden verklaren hierbij dat bij alle waarnemingen ter plaatse is vastgesteld dat vrijwel alle bezoekers aan de onderneming daadwerkelijk één of meerdere cannabisproducten kochten en dat de naar aanleiding van de waarnemingen ter plaatse opgemaakte rapporten een getrouwe weergave zijn van de bevindingen.”

Uit de bijgevoegde bijlage volgt een gemiddelde besteding per klant van € 15,10.

2.11.

In een nader stuk dat de Inspecteur in aanvulling op het onder 2.10 vermelde stuk heeft overgelegd, heeft de Inspecteur onder meer het volgende geschreven:

“Bij alle coffeeshops in het ambtsgebied van het Belastingkantoor Rotterdam zijn in de jaren 2013 tot en met begin 2020 295 WTP’s ingesteld, waarbij ook het aantal klanten gedurende een periode is geteld en de gemiddelde besteding per klant is bepaald. Een overzicht van de ingestelde WTP’s is als bijlage bijgevoegd. Dit overzicht loopt tot 4 februari 2020. In het overzicht ontbreken de gegevens van één, op 13 januari 2020 ingestelde WTP bij een onderneming die in 2019 is gestart en een voortzetting is van een coffeeshop waarvan de gegevens van de daar ingestelde WTP’s wel in het overzicht zijn opgenomen.

De gemiddelde besteding per klant over de periode waarin de WTP’s werden ingesteld bedraagt € 15,14 en kan per coffeeshop (geanonimiseerd) als volgt worden weergegeven.

[grafiek]

De grafiek laat zien dat de gemiddelde besteding per klant varieert van € 10,62 tot € 26,71 per klant. De uitschieters naar boven zijn een coffeeshop waarvan bekend is dat er veel Belgische klanten komen, die vanzelfsprekend voor een hoger bedrag cannabisproducten kopen en coffeeshops die niet in [plaats] zijn gelegen.

Op loopafstand van coffeeshop [naam vof] (minder dan 5 minuten lopen) zijn vier coffeeshops gevestigd die een vergelijkbaar assortiment aanbieden en ook vergelijkbare verkoopprijzen hanteren. De gegevens wijzen uit dat de gemiddelde besteding per klant in die shops niet afwijkt van de gemiddelde besteding zoals die ons op 18 oktober 2013 bij [naam vof] is waargenomen.”

[Opgenomen is een grafiek van de gemiddelde besteding per klant bij de coffeeshop en vier coffeeshops op loopafstand van de coffeeshop. Volgens de grafiek is de gemiddelde besteding bij de coffeeshop €12,95 en de gemiddelde besteding per klant bij de coffeeshops op loopafstand van de coffeeshop respectievelijk € 12,07, € 15,35, € 16,12 en € 17,71]

Tijdens de WTP’s is vastgesteld dat de gemiddelde besteding per klant in 2013 en 2014 tussen de € 12 en € 13 ligt. In 2014 is sprake van een lichte stijging die zich iets sterker doorzet in 2015. Daarna is er min of meer sprake van een stabilisatie van de gemiddelde besteding. Dit wordt weergegeven in onderstaande grafiek.

[Opgenomen is een grafiek van de gemiddelde besteding per klant van alle coffeeshops 2013-2020 in euro’s]

Op basis van het bovenstaande is het aannemelijk dat de tijdens de WTP op 18 oktober 2013 bij coffeeshop [naam vof] vastgestelde gemiddelde besteding per klant een reële weergave is van de werkelijke gemiddelde besteding per klant.

[Opgenomen is een bijlage: “Overzicht ingestelde WTP’s” en een daarbij gegeven toelichting].”

2.12.

In een door de Inspecteur overgelegde ‘Ambtsedige verklaring’ gedateerd 18 maart 2021, die is ondertekend door een controlemedewerker, staat onder meer het volgende:

Ambtsedige verklaring gemiddelde besteding per klant, verkoopprijzen 2011 t/m 2016 en samenstelling klantenbestand van coffeeshop [naam vof] en coffeeshops op loopafstand daarvan.

Bij coffeeshop [naam vof] en bij vier op loopafstand van deze coffeeshop gelegen coffeeshops zijn in de periode van 1 januari 2011 tot 31 december 2016 acht waarnemingen ter plaatse (hierna WTP) ingesteld waarbij het aantal klanten dat één of meerdere cannabisproducten kocht werd geteld en waarbij ook de gemiddelde besteding per klant werd berekend. Een overzicht van die ingestelde WTP’s is als bijlage bijgevoegd.

Uit het overzicht volgt dat de gemiddelde besteding per klant in de jaren 2013, 2014, 2015 en 2016 € 12,98 bedroeg. De gemiddelde besteding per klant is berekend door de omzet in geld tijdens de telling te delen door het aantal klanten dat één of meerdere cannabisproducten kocht. Het overzicht van de gehanteerde verkooprijzen geeft aan dat de verschillen tussen de in het overzicht opgenomen shops gering zijn.

Uit de vele recensies die raadpleegbaar zijn via Google Maps kan worden afgeleid dat er bij de betreffende coffeeshops sprake is van een vergelijkbare klantenkring. Ook blijkt uit die recensies dat de ondernemingen niet alleen door wijkbewoners worden bezocht, maar ook door klanten die niet woonachtig zijn in de directe omgeving. De recensies zijn te raadplegen op:

[webadres Google Maps]

(…)

[Opgenomen is een kaart van coffeeshops op loopafstand]

Bijlage 2 is een overzicht van de verkoopprijzen van vergelijkbare cannabisproducten zoals die bij WTP’s in die jaren bij genoemde coffeeshops door de Belastingdienst werden waargenomen. De verkoopprijzen zijn vastgelegd in de rapporten die van de WTP’s zijn opgemaakt.

(…)

[Opgenomen zijn twee bijlagen: “Overzicht WTP’s met klantentellingen 2011 t/m 2016” en “Overzicht verkoop[p]rijzen”].”

2.13.

Belanghebbende heeft voor de onderhavige jaren aangiften IB/PVV gedaan. Hij heeft in de aangiften, overeenkomstig de jaarstukken, het volgende met betrekking tot de in- en verkoop van de cannabisproducten in de coffeeshop opgenomen:

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Omzet

€ 1.328.842

€ 1.462.257

€ 1.795.452

€ 2.312.890

€ 2.327.614

€ 2.775.815

Inkoopwaarde

€ 796.194

€ 812.633

€ 1.028.650

€ 1.323.132

€ 1.308.239

€ 1.580.683

Brutowinst

€ 532.648

€ 649.624

€ 766.801

€ 989.758

€ 1.019.375

€ 1.195.132

2.14.

De Inspecteur is op 18 november 2014 een boekenonderzoek gestart naar onder meer de aangiften IB/PVV van belanghebbende voor de jaren 2011 tot en met 2013. Bij brief van 15 november 2017 heeft de Inspecteur aangekondigd dat het boekenonderzoek is uitgebreid met de jaren 2014 tot en met 2016. Bij brief van 11 juni 2018 heeft de Inspecteur het conceptrapport van het boekenonderzoek aan belanghebbende gestuurd. In die brief heeft de Inspecteur tegelijkertijd aangekondigd bij de aanslagen vergrijpboetes op grond van artikel 67d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) op te leggen.

2.15.

Het definitieve rapport van het boekenonderzoek is gedagtekend 2 augustus 2018. In dit rapport staat onder meer het volgende:

“2.2Bedrijfsactiviteiten

Oordeel van de Rechtbank

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten

Beslissing