Gerechtshof Den Haag, 22-12-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:2567, BK-21/00239
Gerechtshof Den Haag, 22-12-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:2567, BK-21/00239
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 22 december 2021
- Datum publicatie
- 6 januari 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2021:2567
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2021:2997, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:147
- Zaaknummer
- BK-21/00239
Inhoudsindicatie
Art. 6a UR BPM Art. 110 VWEU Tweedehands ex-schadeauto BMW Coupé 435d xDrive M Sport uit een andere lidstaat. CO2-uitstoot van de auto zelf (RDW Voertuigbeeld) is bepalend en niet die van de referentieauto voor de BPM. Handelsinkoopwaarde vanwege jonge leeftijd, exclusiviteit en ernstige schade in goede justitie geschat. Naheffingsaanslag verminderd.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-21/00239
in het geding tussen:
(gemachtigde: S.M. Bothof)
en
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 22 maart 2021, nummer SGR 20/2554.
Procesverloop
Belanghebbende is ter zake van de registratie van een BMW Coupé 435d xDrive M Sport (de auto) een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) opgelegd ten bedrage van € 4.328 (naheffingsaanslag). Bij gelijktijdig genomen beschikking is € 88 belastingrente in rekening gebracht.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake daarvan is € 178 griffierecht geheven. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake daarvan is € 270 aan griffierecht geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft het Hof op 19 oktober 2021 een nader stuk ontvangen van de Inspecteur.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 28 oktober 2021. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Feiten
Belanghebbende heeft op 18 april 2018 ter zake van de registratie van de auto een bedrag van € 1.648 aan BPM aangegeven. Datum eerste toelating van de auto is 15 maart 2016.
Belanghebbende heeft de vermindering (afschrijving) als bedoeld in artikel 10, lid 2, van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 (Wet BPM) bepaald op basis van een taxatie, opgesteld door [A] . Het bij de aangifte overgelegde taxatierapport vermeldt dat het een voertuig betreft met meer dan normale gebruiksschade. Opname door de taxateur heeft plaatsgevonden op 28 maart 2018. In het taxatierapport is vermeld dat de auto schade heeft. De taxateur heeft de kosten van herstel van die schade gecalculeerd en als schade in het rapport opgenomen. De taxateur heeft de handelsinkoopwaarde van de auto geraamd op € 1.490,50 negatief. Dit bedrag heeft hij berekend door de handelsinkoopwaarde van een soortgelijke, in Nederland geregistreerde gebruikte personenauto in onbeschadigde staat (€ 41.209,42) te verminderen met het bedrag aan gecalculeerde schade (€ 42.699,92). Belanghebbende heeft in haar aangifte een CO2-uitstoot vermeld van 147 g/km.
Naar aanleiding van de aangifte heeft de Dienst Domeinen Roerende Zaken (DRZ) in opdracht van de Inspecteur belanghebbende verzocht de auto te tonen voor een hertaxatie. Belanghebbende heeft de auto op 30 april 2018 getoond. De schade aan de auto was op dat moment helemaal hersteld en er waren alleen nog de normale gebruikssporen te zien. De bevindingen van DRZ zijn neergelegd in een rapport, gedagtekend 8 mei 2018. DRZ heeft de handelsinkoopwaarde vastgesteld op € 38.160 op basis van de Xray koerslijst voor een margeauto.
Met dagtekening 26 juli 2019 is belanghebbende de naheffingsaanslag opgelegd ten bedrage van € 4.328 (= € 5.976 / € 1.648).
Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Inspecteur als verweerder:
”7. Vaststaat dat de schade aan de auto bij het tonen aan de DRZ op 30 april 2018 helemaal was hersteld. Eiser heeft dienaangaande gesteld dat hij op basis van artikel 8, derde lid, van de Uitvoeringsregeling Bpm, gehouden was om de schade te herstellen vóór het doen van aangifte. Genoemd artikel bepaalt inderdaad dat indien een gebruikt motorrijtuig essentiële gebreken vertoont waardoor met het motorrijtuig niet kan of mag worden deelgenomen aan het verkeer, de afschrijving op de auto pas wordt vastgesteld nadat deze gebreken zijn hersteld. Wat daar ook van zij, dat neemt niet weg dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat er sprake was van schade en hoe groot die schade was. Eiser is met hetgeen hij heeft gesteld en de door hem overgelegde stukken daarin niet geslaagd. De door hem overgelegde facturen en offertes zijn, voor zover ze al leesbaar zijn, niet te herleiden tot de auto. De opname door de taxateur zou hebben plaatsgevonden op 28 maart 2018. Het overgelegde taxatierapport is evenwel van 31 maart 2020 en is dus kennelijk ruimschoots na de aangifte opgemaakt. Verder is vreemd dat in het taxatierapport onder de staat van de auto wordt vermeld dat de wielophanging, de stuurinrichting, de remmen, de motor, de versnellingsbak en de elektrische installatie voor zover waarneembaar in slechte staat zijn, maar vervolgens telkens daarachter wordt vermeld: “Geen bijzonderheden waargenomen.”. Eiser heeft geen aankoopbewijs overgelegd en hij heeft ook geen reparatiebonnen overgelegd. Aldus kan niet worden vastgesteld dat er sprake was van schade en hoe groot die schade dan was.
8. Evenmin heeft eiser aannemelijk gemaakt dat de auto met een bedrag van € 10.000 in waarde is gedaald als gevolg van ex-schade. Het door hem overgelegde taxatierapport vermeldt daar niets over en ook overigens wordt de gestelde waardevermindering door eiser niet onderbouwd.
9. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”