Home

Gerechtshof Den Haag, 13-01-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:38, BK-20/00459

Gerechtshof Den Haag, 13-01-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:38, BK-20/00459

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
13 januari 2021
Datum publicatie
3 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2021:38
Formele relaties
Zaaknummer
BK-20/00459

Inhoudsindicatie

Art. 6.17, lid 1 en 9, en art. 6.20, lid 1, letter c, van de Wet inkomstenbelasting 2001. Uitgaven voor behandelingen bij een analytisch therapeut/hypnotherapeut aan te merken als uitgaven voor specifieke zorgkosten? Drempel voor de specifieke zorgkosten te hoog vastgesteld.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-20/00459

in het geding tussen:

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 18 maart 2020, nummer SGR 19/6221.

Procesverloop

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 40.742 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 9.313 (de aanslag). Bij gelijktijdig gegeven beschikking is € 165 aan belastingrente in rekening gebracht (de beschikking belastingrente).

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 40.742 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 4.802, en de in rekening gebrachte belastingrente verminderd tot € 94.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. De griffier van de Rechtbank heeft een griffierecht van € 47 geheven. De beslissing van de Rechtbank luidt:

"De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 40.688 en handhaaft de overige elementen van de aanslag;

- vermindert de belastingrentebeschikking dienovereenkomstig;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op

bezwaar;

- draagt [de Inspecteur] op het betaalde griffierecht van € 47 aan [belanghebbende] te vergoeden."

1.4.

Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Er is een griffierecht van € 131 geheven. De Inspecteur heeft op 14 september 2020 een nader stuk, aangeduid als verweerschrift, ingediend.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 2 december 2020. Vóór de aanvang van het onderzoek ter zitting heeft belanghebbende het Hof telefonisch meegedeeld niet op de zitting aanwezig te kunnen zijn. Vervolgens heeft belanghebbende in een tweede vóór de zitting gevoerd telefoongesprek ermee ingestemd dat de mondelinge behandeling van de zaak in zijn afwezigheid doorgang zou vinden. De Inspecteur is verschenen. De Inspecteur heeft een pleitnota overgelegd.

Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft voor het jaar 2016 een aangifte IB/PVV ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.581 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 4.803. In de aangifte zijn uitgaven voor specifieke zorgkosten van € 4.496 (€ 5.724 minus een drempel van kennelijk € 1.228) en giften van € 1.590 in aanmerking genomen als persoonsgebonden aftrekpost.

2.2.

Belanghebbende heeft als specifieke zorgkosten onder meer opgevoerd een bedrag van € 3.520 ter zake van ondergane behandelingen bij een analytisch therapeut/hypnotherapeut (de therapeut).

2.3.

Bij het opleggen van de aanslag is de Inspecteur afgeweken van de door belanghebbende ingediende aangifte. Van de in de aangifte opgevoerde uitgaven voor specifieke zorgkosten van in totaal € 5.724 heeft de Inspecteur slechts € 2.204 als zodanige uitgaven aangemerkt. De Inspecteur heeft tevens het door belanghebbende in aanmerking genomen drempelbedrag gecorrigeerd naar € 1.340. Hiermee komt het totale aftrekbare bedrag aan uitgaven voor specifieke zorgkosten op € 864. Bij de uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag wat betreft het belastbaar inkomen uit werk en woning gehandhaafd.

Oordeel van de Rechtbank

3.1.

De Rechtbank heeft, voor zover van belang, het volgende overwogen.

“Specifieke zorgkosten

5. Op grond van artikel 6.17, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet IB 2001 zijn uitgaven voor specifieke zorgkosten de uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor geneeskundige- en heelkundige hulp.

6. Onder genees- en heelkundige hulp wordt volgens artikel 6.17, negende lid, van de Wet IB 2001 verstaan:

a. een behandeling door een arts;

b. een behandeling op voorschrift en onder begeleiding van een arts door een paramedicus;

c. een behandeling door een bij ministeriële regeling aan te wijzen paramedicus, mits voor de behandeling een verklaring door de paramedicus is afgegeven die voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden.

7. De bewijslast om aannemelijk te maken dat [belanghebbende] de op hem drukkende uitgaven heeft gedaan voor genoemde specifieke zorgkosten rust op [belanghebbende]. [Belanghebbende] heeft daartoe aangevoerd dat de therapeut een afgestudeerde psycholoog is, een in Nederland erkend diploma heeft, in Oostenrijk wordt vergoed en voor de omzetbelasting erkend wordt als medisch beroepsbeoefenaar.

8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [belanghebbende] heeft hiermee niet aannemelijk gemaakt dat hij aan één van de voorwaarden van artikel 6.17, negende lid, van de Wet IB 2001 heeft voldaan. De therapeut is geen arts of bij ministeriële regeling aangewezen paramedicus. Verder heeft [belanghebbende] niet aannemelijk gemaakt dat de behandeling bij de therapeut onder begeleiding van een arts heeft plaatsgevonden. [Belanghebbende] heeft weliswaar een voorschrift van zijn huisarts overgelegd, maar heeft niet aannemelijk gemaakt dat de behandeling ook onder begeleiding van een arts heeft plaatsgevonden, zoals artikel 6.17, negende lid, onderdeel b, van de Wet IB 2001 vereist. Het door [belanghebbende] aangehaalde besluit van de Staatssecretaris van Financiën is van toepassing op de omzetbelasting en heeft daarom geen rechtsgevolgen voor de inkomstenbelasting. [De Inspecteur] heeft de aftrek voor uitgaven specifieke zorgkosten dan ook terecht gecorrigeerd.

(...)

11. Tegen de in rekening gebrachte belastingrente heeft [belanghebbende] geen afzonderlijke gronden aangevoerd. Nu de aanslag is verminderd, heeft de rechtbank de belastingrentebeschikking dienovereenkomstig verminderd. Gesteld noch gebleken is dat de rente die nog wel in rekening is gebracht naar een onjuist bedrag of in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht is berekend.

12. Nu de aanslag tot een te hoog bedrag is opgelegd en teveel belastingrente in rekening is gebracht, is het beroep gegrond verklaard.”

Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing