Home

Gerechtshof Den Haag, 16-03-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:429, 200.279.820

Gerechtshof Den Haag, 16-03-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:429, 200.279.820

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
16 maart 2021
Datum publicatie
23 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2021:429
Zaaknummer
200.279.820

Inhoudsindicatie

Verzoekschrift ex art 4:194a BW. Ontheffing onverwachte belastingschuld erfgenamen. Aanvang driemaandstermijn. Proces(on)bevoegdheid Staat. Artikel 48 Invorderingswet.

Uitspraak

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.279.820 / 01

Zaaknummer rechtbank : 7831893 \ EJ VERZ 19-79602

Beschikking van 16 maart 2021

inzake:

De Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën, Directoraat-Generaal Belastingdienst),

gevestigd te Den Haag,

verzoeker in het principaal beroep,

verweerster in het incidenteel beroep,

hierna te noemen: de Staat,

advocaat: mr. W.I. Wisman,

tegen:

1 [verweerder 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

2. [verweerder 2] ,

wonende te [woonplaats 2] ,

verweerders in het principaal beroep,

verzoekers in het incidenteel beroep,

hierna te noemen: de erven,

advocaat: mr. J.S. van Daal.

1 Het verloop van het geding

Bij beroepschrift, bij het hof binnengekomen op 19 juni 2020, heeft de Staat hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 20 maart 2020 (hierna: de beschikking). In het beroepschrift (met bijlagen) heeft de Staat twee grieven tegen de beschikking aangevoerd. De erven hebben de grieven bij verweerschrift bestreden en tevens incidenteel appel ingesteld. De Staat heeft vervolgens een verweerschrift in incidenteel appel ingediend. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 december 2020. De Staat heeft haar standpunt toegelicht door mr. Wisman die daarbij pleitnotities heeft overgelegd. De standpunten van de erven zijn door mr. van Daal toegelicht. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt. Partijen hebben om een beschikking gevraagd.

2 De vaststaande feiten

Het hof gaat uit van de volgende feiten:

2.1.

Op [datum] 2015 is de heer [naam] (hierna: erflater) overleden. Uit de verklaring van erfrecht van 2 april 2015 blijkt onder meer dat erflater gehuwd is geweest met mevrouw [echtgenote] en dat hij twee kinderen heeft achtergelaten, de erven. Op grond van het versterferfrecht zijn de erven als enige twee erfgenamen tot zijn nalatenschap geroepen. Zij hebben de nalatenschap zuiver aanvaard.

2.2.

Het saldo van de ING-rekening van erflater bedroeg bij opheffing op 22 mei 2015 € 519,42.

2.3.

De Belastingdienst heeft de erven bij brief van 30 mei 2018 bericht dat volgens haar informatie erflater een rekening heeft aangehouden in Zwitserland bij de bank Julius Bär en dat zij vermoedt dat in de ingediende aangiften inkomstenbelasting door erflater geen opgaaf is gedaan van deze vermogensbestanddelen en de eventuele opbrengsten daaruit. De Belastingdienst heeft de erven verzocht om een Verklaring vermogen in het buitenland in te vullen en aan haar terug te sturen.

2.4.

Bij brief van 4 december 2018 heeft de Belastingdienst nogmaals verzocht om de gevraagde informatie toe te zenden.

2.5.

Op 31 januari 2019 heeft Solid Administration (de toenmalige gemachtigde van de erven) bericht dat zij bijgaand een kopie toezenden van de gevraagde bankafschriften van de Zwitserse bankrekening over de jaren 2005 tot en met de opheffing van de rekening in 2014. De kopieën van de bankafschriften ontbraken echter.

2.6.

Na een rappel op 25 februari 2019 heeft de Belastingdienst op 12 april 2019 alsnog de opgevraagde bankafschriften ontvangen. Daaruit blijkt dat sinds 2005 een bedrag van ongeveer € 200.000,-- op de Zwitserse bankrekening stond bijgeschreven. Op 27 mei 2014 is € 160.000,-- in contanten opgenomen en op 15 december 2014 is het resterende bedrag overgeschreven naar een derde. De rekening is voor het overlijden van erflater opgeheven.

2.7.

Bij brief van 9 mei 2019 heeft de Belastingdienst/kantoor Hoorn aan Solid Administration bericht dat zij voornemens is de jaren 2005 tot en met 2014 te corrigeren door middel van het opleggen van (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

De Belastingdienst heeft voorgesteld om de correcties door middel van de bijgevoegde vaststellingsovereenkomst (hierna: VSO) af te handelen.

2.8.

De erven hebben bij mail van 18 juni 2019 meegedeeld dat zij niet instemmen met de VSO.

2.9

De Inspecteur heeft over de jaren 2007 en 2008 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen aan de erflater opgelegd en zal ter voorkoming van verjaring ook over volgende jaren navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opleggen. Er zijn geen primitieve aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen aan de erflater opgelegd.

3 De procedure in eerste aanleg

4 Het hoger beroep

5 Beslissing