Home

Gerechtshof Den Haag, 16-03-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:575, BK-20/00484

Gerechtshof Den Haag, 16-03-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:575, BK-20/00484

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
16 maart 2021
Datum publicatie
6 april 2021
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2021:575
Formele relaties
Zaaknummer
BK-20/00484

Inhoudsindicatie

Werkkostenregeling. Gerichte vrijstelling. Onderzoek naar werkelijk gemaakte kosten.

Relatieve bevoegdheid rechtbank.

Art. 3.81 en art. 3.84, lid 2 Wet IB 2001, art. 31, lid 1, onderdeel f, en art. 31a Wet LB

Art. 8:7, lid 3, en art. 8:117 Awb, art. 8, lid 2, Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, artt. 17, letter a, en 6 Wet op de rechterlijke indeling

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK 20/00484

in het geding tussen:

(gemachtigde: P.M. Blom)

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 2 april 2020, nummer SGR 19/4111.

Procesverloop

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting en

de premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil (aanslag). De Inspecteur heeft de nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek (pga) bij beschikking vastgesteld op € 84.240.

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar is de Inspecteur belanghebbende deels tegemoet gekomen en heeft hij de nog te verrekenen pga vastgesteld op € 84.482.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank Limburg ingesteld. De Rechtbank Limburg heeft het beroep voor de verdere behandeling en beslissing verwezen naar de Rechtbank Zeeland-West-Brabant en deze heeft het beroep, met toestemming van partijen, voor de verdere behandeling en beslissing verwezen naar de Rechtbank. Ter zake van dit beroep is een griffierecht geheven van € 46. De beslissing van de Rechtbank luidt:

“De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- handhaaft de aanslag en vernietigt de beschikking restant persoonsgebonden aftrek

en de uitspraak op bezwaar;

- stelt het restant persoonsgebonden aftrek vast op € 88.597;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;

- veroordeelt [de Inspecteur] in de proceskosten van [belanghebbende] tot een bedrag van € 1.311;

- draagt [de Inspecteur] op het betaalde griffierecht van € 46 aan [belanghebbende] te vergoeden.”

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende zowel als de Inspecteur heeft voorafgaand aan de zitting een pleitnota naar het Hof gezonden.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 2 februari 2021. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende woont in Nederland. Belanghebbende is werkzaam als piloot. Hij is met ingang van 28 september 2015 in dienstbetrekking werkzaam bij [A] Limited, gevestigd in Dublin, Ierland (de werkgever). De thuisbasis van belanghebbende was in 2015 de luchthaven van Hamburg (Duitsland, de basis). De werkgever is niet inhoudingsplichtig voor de Nederlandse loonheffingen.

2.2.

Belanghebbende ontvangt een zogenoemde “per diem allowance” van € 4,60 per uur dat hij niet op de basis werkt (de per diem).

2.3.

De tussen belanghebbende en de werkgever gesloten arbeidsovereenkomst houdt – voor zover van belang – het volgende in:

“TERMS AND CONDITIONS

(…)

2.6

The Airline will provide the Agency Employee with positive airline tickets or arrangements for the supply of tickets at the commencement and termination of the Agreement for travel between his home base or other point of equivalent or lessor expense and the designated base of operation required by the Airline.

2.7.

The Airline will provide the Agency Employee with single room hotel accommodation al layover stations other than base and suitable ground transportation to and from airfields at layover stations other than base.

(…)

PAYMENTS

3.1.

In consideration of his services hereunder [B] shall pay to the Agency Employee the following gross monthly amounts pro rata:

(…)

3.1.2

Applicable allowances in accordance with the Airline’s current expense policy as

amended from time to time. Appropriate extracts of the Airline’s current expense

policy are indicated in Appendix B to this agreement, payable in arrears.”

2.4.

De per diem is vastgesteld in Appendix B bij de arbeidsovereenkomst. Appendix B luidt:

“Payroll and Expense Information with effect 01/03/2014

Expense Rates and Allowances:

Aircrew/Engineers (...)

Per diem € 4.60 per hour away from base

(...)

1. Per diem expenses

a. Courses at base do not accrue per diem expenses.

b. Office duties at base do not accrue per diem expenses.

c. Crews stood down at base do not accrue per diem expenses during the stood down period.

d. Crews on stand-by at base do not accrue per diem expenses until the beginning of the standby duty away from base.

e. (...)

f. (...)

g. Per diem expenses stop on arrival base.

h. Per diem expenses will not be paid in connection with obtaining Medicals or Passport.

i. If self accommodation allowance is claimed in lieu of hotac then per diem expenses stop on completion of daily duties.

j. If the Company request that you HOTAC at base then per diem expenses will be paid.

k. All per diem expenses must be calculated using Z timings.”

2.5.

Belanghebbende heeft volgens loonstroken van de werkgever in november 2015 als ‘per diem’ € 1.526,79 ontvangen en € 1.245,45 in december 2015, in totaal € 2.772,24.

2.6.

De jaaropgave van de werkgever vermeldt over het jaar 2015 een loon van € 8.827. Hierin is de per diem niet opgenomen.

2.7.

In zijn aangifte IB/PVV 2015 heeft belanghebbende het loonbedrag zoals vermeld op de jaaropgave, naast ander loon, opgenomen. De per diem heeft hij niet in zijn aangifte opgenomen.

2.8.

Bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV voor het jaar 2015 heeft de Inspecteur de per diem en een vooruitbetaling van € 1.500 tot het loon gerekend. Het fiscale loon van de werkgever heeft hij vastgesteld op € 13.184 en de nog te verrekenen pga op € 84.240.

2.9.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het fiscale loon genoten van de werkgever met toepassing van de 1,2%-regeling van artikel 31a, lid 2, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) verminderd tot € 12.942 en de nog te verrekenen pga verhoogd naar € 84.484.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft het volgende overwogen.

“12. Artikel 3.81 van de Wet IB 2001 bepaalt dat onder loon wordt verstaan: loon

overeenkomstig de wettelijke bepalingen van de loonbelasting. Ingevolge artikel 10 van de

Wet LB is loon al hetgeen uit een dienstbetrekking of een vroegere dienstbetrekking wordt

genoten, daaronder mede begrepen hetgeen wordt vergoed of verstrekt in het kader van de dienstbetrekking.

13. Artikel 3.84, tweede lid, van de Wet IB 2001 luidt:

“Ingeval een belastingplichtige loon geniet uit een dienstbetrekking ter zake van

welke dienstbetrekking de werkgever geen inhoudingsplichtige is in de zin van

artikel 6 van de Wet op de loonbelasting 1964, behoren niet tot het loon de in het

loon van de belastingplichtige opgenomen vergoedingen en verstrekkingen overeenkomstig artikel 31, eerste lid, onderdeel f en onderdeel g, van de Wet op de

loonbelasting 1964, voorzover een inhoudingsplichtige daarover bij toepassing van

artikel 31a, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 geen belasting zou zijn

verschuldigd.”

14. Artikel 31, eerste lid, van de Wet LB luidt (voor zover relevant):

“Eindheffingsbestanddelen zijn: (...)

f. voor zover sprake is van tegenwoordige arbeid: door de inhoudingsplichtige

aangewezen vergoedingen en verstrekkingen, (...)”

15. Artikel 31a, tweede lid, van de Wet LB luidt:

“De verschuldigde belasting met betrekking tot vergoedingen en verstrekkingen als

bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f en onderdeel g, wordt bepaald naar een

tarief van 80%, met dien verstande dat deze vergoedingen en verstrekkingen worden

verminderd, maar niet verder dan tot nihil, met het bedrag aan vrije ruimte als

bedoeld in het derde lid, alsmede met vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld

in artikel 31, eerste lid, onderdeel f en onderdeel g, ter zake of in de vorm van:

(...)

b. tijdelijk verblijf in het kader van de dienstbetrekking, niet zijnde een tijdelijk

verblijf als bedoeld in onderdeel e, alsmede maaltijden met een meer dan bijkomstig

zakelijk karakter.

(...)

16. Ondanks het ontbreken van een Nederlandse inhoudingsplichtige kan een deel van

[belanghebbendes] loon als onbelaste kostenvergoeding worden aangemerkt, indien en voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden van de hiervoor opgenomen artikelen. Die bepalingen moeten zo worden uitgelegd dat de onbelaste looncomponenten vooraf door de werkgever aangewezen dienen te zijn (de gerichte vrijstellingen). De vergoedingen moeten dus tussen de werkgever en [belanghebbende] op voorhand, uiterlijk bij betaling, zijn vastgesteld en gespecificeerd. De bewijslast hiervoor rust op [belanghebbende].

17. In de arbeidsovereenkomst en appendix B is een per diem van € 4,60 per uur buiten

de basis overeengekomen. Uit de criteria die in appendix B zijn vermeld, kan worden

afgeleid dat hiermee verblijfskosten worden gedekt die tijdens dienst buiten de basis worden

gemaakt. De vergoeding ziet dan naar zijn aard op eten, drinken en overnachtingen. [Belanghebbende] heeft er bovendien op gewezen dat ‘per diem’ een bekend begrip is in de vliegwereld en dat het begrip op Europees niveau is omschreven (ter dekking van “accommodation, meals, local travel within the place of mission and sundry expenses”). Naar het oordeel van de rechtbank heeft [belanghebbende] daarmee aannemelijk gemaakt dat de per diem in voldoende mate is gespecificeerd om als aangewezen, en daarmee onbelaste, vergoeding te worden aangemerkt (vgl. HR 7 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7763). Het beroep is daarom gegrond. In dat geval is niet in geschil dat rekening houdend met een loon van € 8.827 van de werkgever, het restant pga € 88.597 bedraagt.

18. Hetgeen partijen verder hebben aangevoerd, behoeft geen behandeling.”

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten

Beslissing