Home

Gerechtshof Den Haag, 19-01-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:35, BK-21/00356

Gerechtshof Den Haag, 19-01-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:35, BK-21/00356

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
19 januari 2022
Datum publicatie
2 februari 2022
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2022:35
Formele relaties
Zaaknummer
BK-21/00356

Inhoudsindicatie

Wet WOZ. Waarde appartement. Gelijkheidsbeginsel; meerderheidsregel. Geen sprake van identieke objecten in hetzelfde appartementencomplex. Verschil in gebruiksoppervlakte en appartement beschikt naast een balkon ook over een terras. Gemeente heeft in vorige jaren het terras (ten onrechte) niet in de waardering betrokken. Geen sprake van begunstigend beleid of een oogmerk van begunstiging. Ieder jaar staat op zich.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-21/00356

in het geding tussen:

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 12 april 2021, nummer SGR 20/4218.

Procesverloop

1.1.

De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde op 1 januari 2019 (de waardepeildatum) van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats] (de woning), voor het kalenderjaar 2020 vastgesteld op € 425.000 (de beschikking). Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan belanghebbende voor het jaar 2020 opgelegde aanslag onroerende-zaakbelastingen (de aanslag).

1.2.

De Heffingsambtenaar heeft het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. De griffier heeft ter zake een griffierecht geheven van € 48. De beslissing van de Rechtbank luidt:

“De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;

- draagt [de Heffingsambtenaar] op het betaalde griffierecht van € 48 aan [belanghebbende] te vergoeden.”

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 134. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft het Hof op 7 december 2021 een pleitnota van belanghebbende ontvangen.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 8 december 2021. Partijen zijn verschenen. Belanghebbende heeft ter zitting een stuk overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het betreft een appartement uit 1987 gelegen in het [naam wijk] met een gebruiksoppervlakte van 94 m2 en een berging. De woning is gelegen op de parterre en beschikt over een balkon en terras.

2.2.

Belanghebbende heeft de woning op 7 februari 2019 aangekocht voor € 430.000. De WOZ-waarde is naar de waardepeildatum 1 januari 2019 vastgesteld op € 425.000. De woning maakt deel uit van een complex met vijftien appartementen genummerd [nummering 1] en [nummering 2] .

2.3.

De Heffingsambtenaar heeft een overzicht verstrekt van de kenmerken van de woning en van de door belanghebbende genoemde appartementen uit het complex. Het overzicht bevat de volgende gegevens:

Huisnummer

WOZ-waarde

m2 GO

Verdieping

Overige kenmerken

[adres] (de woning)

€ 425.000

94

Parterre

Balkon + terras

[adres 2]

€ 400.000

98

1e etage

Balkon

[adres 3]

€ 400.000

98

1e etage

Balkon

[adres 4]

€ 366.000

98

2e etage

Balkon + achterstallig onderhoud

[adres 5]

€ 400.000

98

3e etage

Balkon

[adres 6]

€ 400.000

98

1e etage

Balkon

[adres 7]

€ 400.000

98

1e etage

Balkon

2.4.

Belanghebbende heeft de volgende overzichten opgesteld en in het geding gebracht:

Huisnummer

Opper-vlakte

WOZ-waarde

2020

WOZ-waarde

2019

WOZ-waarde

2018

WOZ-waarde

2017

WOZ-waarde

2016

WOZ-waarde

2015

[adres] (de woning)

94 m2

€ 425.000

€ 375.000

€ 336.000

€ 309.000

€ 293.000

€ 287.000

[adres 2]

98 m2

€ 400.000

€ 385.000

€ 397.000

€ 340.000

€ 328.000

€ 320.000

[adres 3]

98 m2

€ 400.000

€ 385.000

€ 397.000

€ 340.000

€ 349.000

€ 340.000

[adres 4]

98 m2

€ 366.000

€ 350.000

€ 350.000

€ 330.000

€ 318.000

€ 310.000

[adres 5]

98 m2

€ 400.000

€ 385.000

€ 397.000

€ 340.000

€ 328.000

€ 320.000

[adres 6]

98 m2

€ 400.000

€ 385.000

€ 397.000

€ 340.000

€ 328.000

€ 320.000

[adres 7]

98 m2

€ 400.000

€ 385.000

€ 380.000

€ 325.000

€ 313.000

€ 305.000

Huisnummer

Oppervlakte

WOZ-waarde

2020

Prijs/m2 2020

WOZ-waarde

2019

Prijs/m2

2019

[adres] (de woning)

94 m2

€ 425.000

€ 4.521

521

€ 375.000

€ 3.989

[adres 2] , [adres 3] , [adres 5] , [adres 6] en [adres 7]

98 m2

€ 400.000

€ 4.081

€ 385.000

€ 3.928

[adres 4]

98 m2

€ 366.000

€ 3.734

€ 350.000

€ 3.571

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Heffingsambtenaar als verweerder.

“5. Eiseres heeft al in bezwaar uitdrukkelijk een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. In de uitspraak op bezwaar wordt daarop niet ingegaan. Aldus is de uitspraak op bezwaar onvoldoende gemotiveerd. Het beroep is daarom gegrond verklaard. De rechtbank heeft op grond van de artikelen 8:41a en 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zelf in de zaak voorzien.

(…)

7. Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde van de woning bepaald op de waarde die aan de woning dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Deze waarde is naar de bedoeling van de wetgever "de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding" (Kamerstukken II 1992/93, 22 885, nr. 3, blz. 44).

8. Het is aan verweerder om aannemelijk te maken dat de vastgestelde waarde van de woning van € 425.0000 per de waardepeildatum niet te hoog is. Verweerder wijst daartoe primair op de eigen aankoop door eiseres van de woning voor € 430.000.

9. Indien een belastingplichtige een woning kort voor of kort na de waardepeildatum heeft gekocht, kan in de regel er van worden uitgegaan dat de WOZ-waarde overeenkomt met de door de belastingplichtige betaalde prijs, tenzij de partij die het standpunt inneemt dat de WOZ-waarde afwijkt van de door de belastingplichtige betaalde prijs feiten of omstandigheden stelt en aannemelijk maakt waaruit volgt dat de koopsom niet de WOZ-waarde weergeeft (vgl. o.a. Hoge Raad 29 november 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8610).

10. Uit de enkele omstandigheid dat, naar eiseres heeft gesteld, zij destijds op zeer korte termijn een nieuwe woonruimte moest vinden en het aanbod van direct beschikbare huizen gering was, volgt niet dat de door eiseres betaalde prijs van € 430.000 te hoog is geweest en om die reden niet als uitgangspunt zou kunnen worden gebruikt bij de bepaling van de WOZ-waarde. Zij was kennelijk op dat moment de meestbiedende koper als bedoeld in de hiervoor aangehaalde kamerstukken. Gelet op dit aankoopcijfer, dat niet ver na de waardepeildatum is gerealiseerd, acht de rechtbank aannemelijk dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld.

11. Eiseres heeft in dit kader echter ook een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, meer in het bijzonder de meerderheidsregel. Voor een geslaagd beroep op de meerderheidsregel in WOZ-zaken is van belang dat de relevante groep wordt gevormd door objecten die identiek zijn, in die zin dat de onderlinge verschillen verwaarloosbaar zijn (vgl. HR 8 juli 2005, nr. 39850, ECLI:NL:HR:2005:AT8942). Eiseres heeft gesteld dat de appartementen aan de [adres 2] , [adres 3] , [adres 4] , [adres 5] , [adres] , [adres 6] en [adres 7] lager zijn gewaardeerd, terwijl deze objecten nagenoeg identiek zijn aan de woning. Eiseres heeft dat evenwel niet aannemelijk gemaakt. De woning en de even genoemde objecten zijn gelegen op verschillende verdiepingen en de woning heeft een terras terwijl de andere objecten een balkon hebben. Van identieke objecten als bedoeld in het arrest is daarom geen sprake. Reeds daarom faalt het beroep op de meerderheidsregel. Eiseres heeft verder ook niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een begunstigend beleid dat in haar geval achterwege is gebleven.

12. Gelet op wat hiervoor onder 5 is overwogen, is het beroep gegrond verklaard.

13. De rechtbank ziet geen aanleiding om een proceskostenvergoeding toe te kennen. Eiseres heeft alleen verzocht om vergoeding van een bedrag van € 48 aan verschotten. Dit bedrag ziet echter op het betaalde griffierecht en dat valt niet onder de op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht te vergoeden kosten. Wel moet, omdat het beroep gegrond is verklaard, het griffierecht op grond van artikel 8:74, eerste lid, van de Awb aan eiseres worden vergoed.”

Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten

Beslissing