Gerechtshof Den Haag, 17-03-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:509, BK-21/00399
Gerechtshof Den Haag, 17-03-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:509, BK-21/00399
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 17 maart 2022
- Datum publicatie
- 14 april 2022
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2022:509
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2021:4091, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- BK-21/00399
Inhoudsindicatie
Parkeerbelasting. In hoger beroep is uitsluitend de hoogte van de proceskostenvergoeding in de bezwaarfase in geschil.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-21/00399
in het geding tussen:
(gemachtigde: N.G.A. Voorbach)
en
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (de Rechtbank) van 12 mei 2021, nummer ROT 20/1784.
Procesverloop
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 64,42, bestaande uit € 1,72 parkeerbelasting en € 62,70 kosten.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar gegrond verklaard en de naheffingsaanslag vernietigd. De Heffingsambtenaar heeft een proceskostenvergoeding toegekend voor twee proceshandelingen met een wegingsfactor 0,5.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 48. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 134. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 17 februari 2022, gehouden te Den Haag. Namens belanghebbende is, met bericht van verhindering, niemand verschenen. De Heffingsambtenaar is verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Feiten
De Heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag opgelegd.
Tot de gedingstukken behoren twee verslagen van telefonische hoorzittingen gehouden op 8 en 16 januari 2020. In het eerste verslag staat, voor zover van belang:
“5. [nummer] cliënt [belanghebbende]
Dhr. Voorbach geeft aan dat er sprake was van het laden en lossen van goederen. De controleur heeft verder niets aangegeven. De foto's zijn ook niet duidelijk volgens hem. Hij is daarom niet mee eens met de opgelegde naheffingsaanslag.
Mw. [A] heeft vermeld dat er een uitspraak aanwezig is van de Rechtbank hierover en heeft verder gevraagd naar een bewijs van het laden en lossen, het gewicht van de goederen, wat precies geladen en gelost op de betreffende datum en tijdstip.
Dhr. Voorbach heeft aangegeven dat hij graag de betreffende uitspraak wil ontvangen. Mw. [A] heeft toegezegd dat zij deze uitspraak na het anonimiseren, binnen paar dagen zal mailen.
Verder heeft dhr. Voorbach toegevoegd dat het aan ons te bewijzen is dat de cliënt daar geparkeerd stond. Hij zult de zaak nog verder met z'n cliënt bespreken en wordt vervolgd bij de komende hoorzitting.”
In het tweede verslag staat, voor zover van belang: