Gerechtshof Leeuwarden, 15-12-2000, AA9097, BK 99/00030
Gerechtshof Leeuwarden, 15-12-2000, AA9097, BK 99/00030
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 15 december 2000
- Datum publicatie
- 4 juli 2001
- ECLI
- ECLI:NL:GHLEE:2000:AA9097
- Zaaknummer
- BK 99/00030
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
G e r e c h t s h o f t e L e e u w a r d e n
Tweede meervoudige belastingkamer UITSPRAAK
BK 99/00030 15 december 2000
Uitspraak op het beroep van
X te Z (de belanghebbende)
tegen de uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen te Heerenveen (de inspecteur) op haar bezwaarschrift inzake de haar opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 1995.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.01. De aanslag - gedagtekend 30 november 1996 - is in afwijking van de aangifte (f 15.574,-) opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 29.824,- met inachtneming van een belastingvrije som van f 6.074,- .
1.02. Bij de uitspraak van 3 december 1998 op het tijdig ingediende
bezwaarschrift is deze aanslag gehandhaafd.
1.03. Het beroepschrift is op 14 januari 1999 ter griffie ingekomen en op 16 februari 1999 aangevuld met de aan belanghebbendes gemachtigde verstrekte volmacht.De inspecteur heeft op 23 april 1999 een vertoogschrift ingediend.
1.04. Bij de mondelinge behandeling - op 14 september 2000 te Leeuwarden waren aanwezig de belanghebbende met haar gemachtigde A, en de inspecteur.
1.05. Met de partijen heeft vervolgens een briefwisseling plaatsgevonden naar aanleiding van op uitnodiging van het hof door de inspecteur schriftelijk verschafte nadere inlichtingen, ten aanzien waarvan het bepaalde in de te dezen nog geldende artikelen 14, eerste lid, onder 20, en 16 van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken is toegepast.
2. De gedingstukken
De inhoud van de volgende stukken geldt als hier ingevoegd:
2.01. Het beroepschrift met vijf bijlagen en de nagezonden volmacht.
2.02. Het vertoogschrift met tien bijlagen.
2.03. Het door de belanghebbende ter zitting, zonder bezwaar van de kant van de inspecteur, overgelegde overzicht van de openingstijden van haar postagentschap met de daaraan verbonden werktijden.
2.04. De onder 1.05 genoemde briefwisseling.
3. De feiten
Op grond van de gedingstukken en het ter zitting verhandelde staat tussen de partijen als niet, dan wel onvoldoende weersproken het volgende vast.
3.01. De belanghebbende exploiteerde in het onderwerpelijke jaar een postagentschap en kaartenshop (verkoop van kaarten en enveloppen) in een door haar te Z gehuurd pand.
Voor de inhoud van en de toelichting op de inzake het agentschap tussen de belanghebbende en B BV gesloten overeenkomst van 18 januari 1995 (de overeenkomst) zij verwezen naar de bijlagen 9 en 10 bij het vertoogschrift.
3.02. Belanghebbendes omzet aan kaarten en enveloppen
was in 1995 f 4.267,-
Voor het verrichten van diensten ten behoeve van het betalings-, post- en telefoonverkeer, voor openbaar vervoer, enz. (bijlage F bij de overeenkomst, onder I) ontving zij aan variabele vergoedingen f 28.103,-
aan provisies en vaste vergoedingen (bijlage F, onder II)f 10.356,-
en aan overige declarabele bedragen f 2.146,-
f 44.872,-
Inkopen en verleende kortingen f 4.375,-
f 40.497,-
Kosten van huisvesting, kantoor, afschrijving, personeel, etc.f 10.663,-
Netto resultaat f 29.834,-
3.03. Op 31 december 1995 had belanghebbende's agentschap
- een computer ter waarde van f 1.830,-
- een voorraad kaarten met een inkoopwaarde van f 2.050,-
- een vordering op B BV van f 3.832,-
- en aan zakelijke liquide middelen f 3.697,-
Aan te betalen omzetbelasting stond nog f 1.381,- open.
3.04. In haar aangifte bracht zij op het onzuivere inkomen van f 29.824,- een zelfstandigenaftrek van f 10.821,- en een toevoeging aan de oudedagsreserve voor ondernemers van f 3.429,- in mindering.
3.05. De inspecteur heeft belanghebbendes belastbare inkomen vastgesteld en ook na bezwaar gehandhaafd op f 29.824,-
4. Het geschil en de standpunten van de partijen
4.01. De belanghebbende stelt dat zij in 1995 in Heeg een onderneming dreef waaruit zij winst genoot als bedoeld in afdeling 2 van Hoofdstuk II van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (de Wet), zodat zij een oudedagsreserve kan hebben (artikel 44d, eerste lid, van de Wet) en recht heeft op zelfstandigenaftrek (artikel 44m, eerste lid, van de Wet).
4.02. Ter ondersteuning van haar standpunt voert zij aan
- dat zij, om het postagentschap en de kaartenshop te kunnen drijven, voor eigen rekening en risico voor een (verlengbare) periode van vijf jaren bedrijfsruimte heeft gehuurd;
- dat zij met betrekking tot de verkoop van kaarten en postzegels debiteurenrisico loopt;
- dat kastekorten tot een bedrag van f 500,- per gebeurtenis voor haar rekening zijn (zie nader bijlage J bij de overeenkomst);
- dat zij naar eigen inzicht aan grote afnemers van postzegels kwantumkortingen verstrekt;
- dat zij zich voor eigen rekening en risico laat bijstaan door haar echtgenoot en personeel;
- dat zij in aanvulling op de door B BV verstrekte basisinventaris heeft geïnvesteerd in computerapparatuur, meubilair, kaartmolen en
andere noodzakelijke voorzieningen;
- dat zij haar openings- en sluitingstijden zelf bepaalt en haar eigen reclame- en promotieactiviteiten uitvoert;
- dat zij zelfstandig en onafhankelijk van B BV werkt en dat slechts een keer per jaar controle van haar geld- en goederenvoorraad plaatsvindt;
- dat zij de inrichting en het assortiment van haar agentschap heeft bepaald;
- dat bij haar het beheer van de brandkast en de verantwoordelijkheid voor de gevoerde administratie berusten.
4.03. De belanghebbende verzoekt vernietiging van de bestreden uitspraak, vaststelling van het belastbare inkomen op f 15.574,- zoals aangegeven, en vergoeding van het griffierecht en de proceskosten.
4.04. De inspecteur is van mening dat de belanghebbende in 1995 voordelen genoot uit niet in dienstbetrekking verrichte werkzaamheden en diensten in de zin van artikel 22, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet, zodat de zelfstandigenaftrek en de toevoeging aan de oudedagsreserve (zie 3.04) terecht zouden zijn geschrapt.
De in het vertoogschrift subsidiair verdedigde stelling dat de zelfstandigenaftrek moet worden geweigerd (wegens minder dan 1225 uren arbeid) is in de onder 1.05 genoemde briefwisseling ingetrokken.
4.05. Het ontbreekt de belanghebbende bij de verrichting van haar werkzaamheden naar het oordeel van de inspecteur aan de voor kwalificatie als ondernemerschap vereiste zelfstandigheid.
Dit zou blijken uit de strakke regels van de overeenkomst.
4.06. Ook in de ogen van het publiek is de belanghebbende - aldus de inspecteur - een ondergeschikte, gebonden aan de regels van B BV, beeldbepalend voor haar optreden naar buiten en haar enige opdrachtgever.
De voor belanghebbendes rekening gekomen investeringen acht de inspecteur, evenals de door haar gelopen risico's, te onbeduidend om enig gewicht in de schaal te kunnen leggen.
4.07. De inspecteur handhaaft de primaire conclusie: bevestiging van de uitspraak.
4.08.1. Voor de gronden waarop deze standpunten steunen zij verwezen naar de onder 2 vermelde stukken. Daaraan is (voorzover na het vervallen van de subsidiaire stelling van de inspecteur nog van belang) ter zitting het volgende
toegevoegd:
4.08.2. Door en namens de belanghebbende:
- de praktijk van het beheer van het postagentschap wijkt nogal af van hetgeen de inspecteur opmaakt uit de overeenkomst, die niet meer is dan een formaliteit;
- er is niet sprake van werkzaamheden voor een opdrachtgever maar van verschillende activiteiten ten behoeve van diverse cliënten van agentschap en kaartenshop;
- per 1 maart 2000 is zij met het postagentschap gestopt;
- aan de in het beroepschrift genoemde risico's kan nog worden
toegevoegd het risico dat zij als werkgeefster is gaan lopen door de invoering van de Wet premiedifferentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (pemba);
- evenmin denkbeeldig is het bij haar gelegen risico van bedrijfsschade in geval van brand;
- het haar uitgereikte aangiftebiljet is een O(ndernemers)-formulier;
- de reducties die zij met wederverkopers is overeengekomen zijn voor haar rekening;
4.08.3. Door de inspecteur:
- de overeenkomst is geen formaliteit maar zeer gedetailleerd; de belanghebbende is daardoor volledig gebonden aan B BV als enige opdrachtgeefster;
- een vergelijking met franchisenemers gaat, gezien de verschillen in omzetten en risico's, niet op.
5. De overwegingen van het hof
5.01. De belanghebbende behaalde in 1995 met werkzaamheden, die van haar daarvoor beschikbare tijd ten minste 1225 uren in beslag namen, en met inzet van ongeveer f 10.000,- aan kapitaal, een omzet van f 44.872,- en een netto-jaarresultaat van f 29.834,-.
Omdat het tegendeel is gesteld noch gebleken neemt het hof aan dat deze cijfers ook representatief zijn voor de jaren daarna.
5.02. Bij haar werkzaamheden is de belanghebbende, zoals uit de overeenkomst blijkt, wel gebonden aan nauwkeurige richtlijnen van B BV maar aan deze contractpartij niet ondergeschikt.
Uitgangspunt van de overeenkomst is trouwens dat zij wederzijds door ondernemers is aangegaan. Dat de belanghebbende de aan het ondernemerschap verbonden zelfstandigheid zou missen kan daaruit naar het oordeel van het hof niet worden opgemaakt.
5.03. In de overeenkomst zijn de verplichtingen en aansprakelijkheden der partijen scherp afgebakend, maar daaruit wordt tevens duidelijk dat de belanghebbende (buiten de door B BV aanvaarde risico's, hoezeer ook door de inspecteur beklemtoond) met betrekking tot de exploitatie van het postagentschap en de kaartenshop financiële (betalings-) en materiële (huisvestings-) risico's van betekenis blijft lopen.
5.04. Naar het oordeel van het hof onderscheidt de belanghebbende zich niet van de vele franchisenemers die voor de afzet van goederen of diensten eveneens gebruik maken van aan hen onder strakke voorwaarden - maar zonder aantasting van hun zelfstandigheid als ondernemer - door franchisegevers verleende rechten, ondersteuning en andere faciliteiten.
5.05. Ook gemeten naar de voormelde omzet en risico's kan de belanghebbende, anders dan de inspecteur meent, met deze franchisenemers zeer wel op een lijn worden gesteld.
6. De conclusie
6.01. Gelet op de gegeven feiten en omstandigheden vormen belanghebbendes werkzaamheden een duurzame en risicodragende deelname aan het economische verkeer met inzet van kapitaal en arbeid, en met het oogmerk winst te behalen, die naar aard en omvang moet worden aangemerkt als het drijven van een onderneming in de zin van artikel 6 van de Wet.
6.02. Haar onder 4.01 weergegeven stelling is juist en het beroep
gegrond.
7. Proceskosten
De inspecteur wordt veroordeeld tot een tegemoetkoming in de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij het gerechtshof redelijkerwijs heeft moeten maken: 2 (beroepschrift en mondelinge behandeling) x 1 (belang) x f 710,- = f 1.420,-.
8. De beslissing
Het gerechtshof vernietigt de uitspraak waarvan beroep, vermindert de aanslag tot een, berekend naar een belastbaar inkomen van f 15.574,- met inachtneming van een belastingvrije som van f 6.074,-,verstaat dat de inspecteur de belanghebbende het griffierecht van f 80,- vergoedt en bepaalt dat de Staat der Nederlanden een tegemoetkoming in belanghebbendes kosten van het beroep zal betalen van f 1.420,-.
Gedaan op 15 december 2000 door mr. H.S. Pruiksma, vice-president en voorzitter, mr. F.J.W. Drion, raadsheer, en mr. J.A. Wolt, raadsheer-plaatsvervanger, in tegenwoordigheid van de griffier mr. K. de Jong - Braaksma, ondertekend door de voorzitter en de griffier, en op dezelfde dag uitgesproken ter openbare terechtzitting te Leeuwarden.
Afschriften aangetekend aan de partijen verzonden op 20 december 2000