Gerechtshof Leeuwarden, 09-03-2001, AB0521, 00/00537
Gerechtshof Leeuwarden, 09-03-2001, AB0521, 00/00537
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 9 maart 2001
- Datum publicatie
- 4 juli 2001
- ECLI
- ECLI:NL:GHLEE:2001:AB0521
- Zaaknummer
- 00/00537
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
BELASTINGKAMER
Nr. 00/00537
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
U I T S P R A A K
9 maart 2001
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, vierde enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X, te Z, tegen de uitspraak van het hoofd van de van de afdeling Middelen en Ondersteuning van de gemeente Harlingen (hierna: de ambtenaar) op het bezwaarschrift van belanghebbende betreffende de aan hem opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen de dato 18 mei 2000, aanslagnummer 000000000000.
1. Ontstaan en loop van het geding
De naheffingsaanslag bedraagt f82,50, bestaande uit f0,50 aan parkeergeld en f82,-- aan kosten.
Na bezwaar heeft de ambtenaar de naheffingsaanslag bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
De ambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 22 januari 2001 te Leeuwarden. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende en de heer A, namens de ambtenaar.
Belanghebbende heeft ter zitting zonder bezwaar van de wederpartij een aantal stukken overgelegd.
2. Feiten
Het Hof stelt op grond van de stukken, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.
2.1. Belanghebbende heeft op 18 mei 2000 zijn auto geparkeerd aan de a-straat op een plaats waar hij ingevolge de Verordening Parkeerbelastingen 1992 van de gemeente Harlingen deswege parkeerbelasting verschuldigd was. Om 14 uur 11 is door de parkeercontroleur geconstateerd dat geen parkeerkaartje zichtbaar in de auto was neergelegd.
2.2. De parkeercontroleur heeft toen de naheffingsaanslag opgelegd.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1. Belanghebbende doet er een beroep op dat de parkeercontroleurs bij hem in de straat geen auto's welke bestemd zijn voor autostalling De Bazuin (deze auto's zijn herkenbaar aan handgeschreven briefjes achter de voorruit) en autostalling voormalig Hokatex en geen auto's van NUON bekeuren, maar wel andere auto's, zoals die van hem. De auto's bestemd voor de autostallingen zijn van toeristen, die naar de waddeneilanden gaan en de auto's achterlaten.
De ambtenaar heeft daaromtrent medegedeeld dat er geen beleid bestaat om in de a-straat met twee maten te meten.
3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
Zij hebben daaraan ter zitting geen argumenten toegevoegd.
3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en de naheffingsaanslag.
De ambtenaar concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.
4. Overwegingen omtrent het geschil
4.1. Naar het gerechtshof begrijpt doet belanghebbende een beroep op het gelijkheidsbeginsel, zijnde het in het algemeen rechtsbewustzijn levend beginsel van behoorlijk bestuur dat de administratie gelijke gevallen gelijk behandelt. Een zodanig beroep op het gelijkheidsbeginsel kan slechts met succes worden gedaan indien van de zijde van de ambtenaar bij het (niet) opleggen van naheffingsaanslagen ten aanzien van bepaalde auto's een beleid heeft gevoerd dat voor de betreffende belastingplichtigen een begunstiging inhield en waarvan in belanghebbendes geval is afgeweken, terwijl belanghebbende in vergelijkbare omstandigheden verkeerde als de begunstigde belastingplichtigen.
4.2. Door het overleggen van lijsten waarop belanghebbende gedurende een deel van het jaar 2000 bijhield, welke auto's in de Vissersstraat van een naheffingsaanslag werden voorzien en welke niet, heeft belanghebbende naar het oordeel van het Hof aannemelijk gemaakt dat ten aanzien van hem in strijd met het gelijkheidsbeginsel is gehandeld.
4.3. Het gelijk in het geschil is derhalve aan de zijde van belanghebbende, zodat moet worden beslist als hierna te vermelden.
5. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, aangezien van dergelijke kosten niet is gebleken.
6. Beslissing
Het Hof verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden uitspraak en de naheffingsaanslag en gelast voorts dat de ambtenaar aan belanghebbende vergoedt het door hem gestorte griffierecht ten bedrage van f60,-.
Aldus vastgesteld op 9 maart 2001 door J. Huiskes, lid van voormelde Kamer, in tegenwoordigheid van J.M. Gerrits, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op 14 maart 2001