Home

Gerechtshof Leeuwarden, 22-10-2001, AD5426, BK 99/30193

Gerechtshof Leeuwarden, 22-10-2001, AD5426, BK 99/30193

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Datum uitspraak
22 oktober 2001
Datum publicatie
13 november 2001
ECLI
ECLI:NL:GHLEE:2001:AD5426
Zaaknummer
BK 99/30193

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN

tweede meervoudige belastingkamer 22 oktober 2001

PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK

nummer : 99/30193

belanghebbende : Stichting X

te : : Z

tegen : het hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen Leeuwarden (: de inspecteur)

aangevallen beslissing :uitspraak op bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag

belasting : omzetbelasting

periode : 1 februari 1997 tot en met 31 december 1997

mondelinge behandeling :op 8 oktober 2001 te Leeuwarden door mr Pruiksma, vice-president en voorzitter, mrs Huiskes en Fransen, beiden raadsheer, in tegenwoordigheid van dhr Haarsma als griffier

verschenen : de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door mr A en dhr B, de coördinator van het bezoekerscentrum, alsmede de inspecteur, bijgestaan door een ambtenaar van zijn eenheid

geschilpunt : -ondernemer tzv exploitatie bezoekerscentrum ?

-vertrouwensbeginsel geschonden ?

Beslissing:

Het hof verklaart het beroep gegrond,

vernietigt de uitspraak van de inspecteur,

vernietigt de naheffingsaanslag,

verstaat dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht ad f 450,- aan hem vergoedt,

veroordeelt de inspecteur tot betaling aan belanghebbende van een tegemoetkoming van door belanghebbende gemaakte proceskosten, ten bedrage van f 2.130,- en

wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die deze kosten heeft te dragen.

De gronden:

1. Het waddeneiland Schiermonnikoog is een natuurgebied met de status van nationaal park. Ten behoeve van de voorlichting, de educatie en het beheer is op Schiermonnikoog voor betrokkenen, bewoners en bezoekers het bezoekerscentrum "C" (: het centrum) in het leven geroepen. Voor de stichting en exploitatie van het bezoekerscentrum is/wordt (rijks)subsidie van in totaal ongeveer f 230.000,- per jaar beschikbaar gesteld.

2. Tot 14 februari 1997 exploiteerde de gemeente Schiermonnikoog het centrum. Bezoekers hadden vrije toegang. Ter zake van deze exploitatie werd de gemeente niet als ondernemer in het kader van de Wet op de Omzetbelasting 1968 (: de wet) aangemerkt.

3. Bij notariële akte van 14 februari 1997 is belanghebbende in het leven geroepen. Vanaf laatstgenoemde datum is de exploitatie van het centrum overgenomen door belanghebbende, waarna er in 1997 een verbouwing van het centrum heeft plaatsgevonden. In het kader van deze verbouwing is (mede) een nieuwe aanbouw tot stand gekomen. Tot en met de herfstvakantie van 1997 is het centrum in de oude staat in gebruik gebleven, waarna het centrum is gesloten zoals dat ieder jaar het geval is na afloop van het vakantieseizoen. Na de opening in november 1997 is het verbouwde centrum in de kerstvakantie van 1997 in gebruik genomen. Op 13 november 1997 heeft belanghebbende een kaartjesautomaat ten behoeve van het heffen van toegangsprijzen voor het centrum besteld. Vanaf de seizoensopening in het voorjaar van 1998 wordt -middels de toen geplaatste kaartjesautomaat- bij de ingang van het centrum entree geheven -f 1,- per persoon- en wordt namens belanghebbende gecontroleerd of er ook daadwerkelijk is betaald. Kinderen jonger dan 12 jaar, bewoners van het eiland en leden van Natuurmonumenten hebben vrije toegang.

Na betaling van de entreeprijs wordt in het centrum aan bezoekers, kort gezegd, het volgende geboden:

-een informatiebalie;

-een permanente expositie over diverse landschappen;

-een diavoorstelling over wad, kwelder en duinen;

-een drieschermen diapresentatie;

-wisselende exposities over natuur;

-een leeszaal voorzien van een bibliotheek met natuurboeken;

-ruimten voor natuurlezingen en het verwerken van veldwerkopdrachten;

4. Daarnaast (1) worden tegen afzonderlijke vergoeding (mede) door belanghebbende excursies in natuurgebieden op het eiland georganiseerd met als startpunt een ruimte in het centrum, (2) worden door belanghebbende laarzen en verrekijkers verhuurd en (3) worden in het winkeltje in het centrum door belanghebbende souvenirs, ansichtkaarten, vogelgidsen, natuurboeken en dergelijke verkocht. De opbrengsten van laatstgenoemde activiteiten in 1997 zijn respectievelijk f 5.138,-, f 937,- en f 14.082,-.

5. Belanghebbende is primair de mening toegedaan -kort gezegd- dat de omzetbelasting met betrekking tot de verbouwing bijna geheel als voorbelasting in aftrek kan worden gebracht. De aftrek van voorbelasting dient slechts te worden beperkt ten aanzien van de ruimten die voor het verlenen van huisvesting zijn aangewend omdat de stichting daarvoor geen huuropbrengsten ontvangt. De daarop betrekking hebbende omzetbelasting dient te worden gesteld op 10%. Subsidiair stelt zij zich op het standpunt dat de inspecteur met het opleggen van de onderhavige naheffingsaanslag het in rechte te beschermen vertrouwen heeft geschonden.

De inspecteur is daarentegen de mening toegedaan -kort weergegeven- dat belanghebbende in 1997 niet als ondernemer kan worden aangemerkt ter zake van de exploitatie van het bezoekerscentrum en met betrekking tot de overige activiteiten vermeld onder 4. wel, hetgeen tot gevolg heeft dat slechts een gering gedeelte (10%) van de omzetbelastingbelasting ter zake van de verbouwing als voorbelasting in aftrek gebracht kan worden. Van schending van het vertrouwensbeginsel is naar de mening van de inspecteur geen sprake.

6. Tussen partijen is niet in geschil dat met de verbouwing geen nieuw vervaardigd goed tot stand is gekomen. Nu niet is gebleken dat partijen daarmee uitgaan van een onjuiste rechtsopvatting zal het hof partijen daarin volgen.

Ter zitting is komen vast te staan dat de inspecteur belanghebbende na de seizoensopening van het centrum in het voorjaar van 1998 ten aanzien van alle onder 3. en 4. vermelde prestaties tezamen heeft aangemerkt als ondernemer in de zin van de wet. Naar het oordeel van het hof terecht. De prestaties -ook het geven van gelegenheid tot het bezoeken van het centrum- worden immers in beginsel tegen vergoeding verricht en zijn als economische activiteiten aan te merken. Gelet op de aard van en de onderlinge samenhang tussen enerzijds de exploitatie van het centrum en anderzijds de onder 4. vermelde overige prestaties dient er van te worden uitgegaan dat deze zodanig onderling van elkaar afhankelijk zijn dat ze als één geheel moeten worden aangemerkt. Dat belanghebbende met de exploitatie van het centrum ook de algemene belangen van de natuur en cultuur van Schiermonnikoog behartigt en daarmee ook een ideëel doel nastreeft, doet aan hetgeen hiervoor is overwogen niet af.

Het hof kan de inspecteur niet volgen in zijn standpunt dat slechts een klein gedeelte (10%) van de omzetbelasting ter zake van de in 1997 gerealiseerde verbouwing als voorbelasting in aanmerking kan worden genomen. Het hof acht aannemelijk dat bij belanghebbende aanstonds de intentie heeft bestaan en dat de activiteiten van belanghebbende -waaronder de verbouwing- er van meet af aan op waren gericht de exploitatie -door het heffen van entreegelden- tegen vergoeding en in onderlinge samenhang met de onder 4. vermelde prestaties te laten plaatsvinden. De uitgaven voor de verbouwing, met uitzondering van die welke betrekking hebben op de ruimten in het centrum die voor huisvesting worden aangewend, dienen onder die omstandigheden te worden aangemerkt als investeringsuitgaven ter verwezenlijking van de onderneming. Dat de -wel in 1997 bestelde- kaartautomaat pas in 1998 is geplaatst, zodat pas met ingang van het voorjaar 1998 daadwerkelijk tegen vergoeding entree aan bezoekers van het centrum werd geboden, doet daaraan niet af.

7. Het gelijk ligt derhalve aan de kant van belanghebbende. Tussen partijen is alsdan niet in geding dat de naheffingsaanslag dient te worden vernietigd. Daarbij verdient opmerking dat onweersproken is dat de omzetbelasting ter zake van de verbouwing met betrekking tot de ruimten in het centrum die voor huisvesting worden aangewend -welke naar vaststaat 10% van de totale omzetbelasting bedraagt- in een later stadium zal worden verrekend met de teruggave over 1998 (zie punt 5.0 motivering beroepschrift).

8. Er zijn termen aanwezig te komen tot een veroordeling van inspecteur tot betaling aan belanghebbende van redelijkerwijs door belanghebbende gemaakte proceskosten, welke vergoeding het hof bepaalt op f 2.130,- aan kosten voor rechtsbijstand.

Vastgesteld en uitgesproken ter openbare zitting van het hof te Leeuwarden op 22 oktober 2001.

Gedaan door mr. Pruiksma, vice-president en voorzitter, mr. Huiskes en mr. Fransen, raadsheren, in tegenwoordigheid van de griffier Haarsma en ondertekend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier de voorzitter van deze kamer

dhr M. Haarsma mr H.S. Pruiksma

Afschrift aangetekend aan beide partijen

verzonden op:5 november 2001