Home

Gerechtshof Leeuwarden, 27-06-2003, AH9039, BK 417/02 Inkomstenbelasting

Gerechtshof Leeuwarden, 27-06-2003, AH9039, BK 417/02 Inkomstenbelasting

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Datum uitspraak
27 juni 2003
Datum publicatie
2 juli 2003
ECLI
ECLI:NL:GHLEE:2003:AH9039
Formele relaties
Zaaknummer
BK 417/02 Inkomstenbelasting

Inhoudsindicatie

In geschil is het antwoord op de vraag of de gevormde vervangingsreserve terecht tot de winst is gerekend.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK

Kenmerk: BK417/02 27 juni 2003

Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, tweede meervoudige belastingkamer, op het beroep van mevrouw X te Z

(: belanghebbende) tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid Ondernemingen van de belastingdienst Emmen, vestiging Assen (: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de haar opgelegde aanslag inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen over het jaar 1996.

1. Ontstaan en loop van het geding

Belanghebbende werd voor het jaar 1996 in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen aangeslagen naar een geschat belastbaar inkomen, als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964, gelijk deze wet voor het onderhavige jaar gold (: de Wet) van

ƒ 100.000,--. Op het tijdig ingediende bezwaar van belanghebbende heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak van 26 september 2001 afwijzend beslist. Nadien is de aanslag ambtshalve verminderd, na een aankondiging tot een navorderingsaanslag en een gesprek tussen de inspecteur en belanghebbende, en nader vastgesteld op ƒ 95.349,--. Belanghebbende is tegen voormelde uitspraak in beroep gekomen bij een pro forma beroepschrift, hetwelk op 19 februari 2002 is ingekomen en dat is aangevuld bij schrijven (met bijlage) wel stuk op 21 maart 2002 is ingekomen. De inspecteur heeft vervolgens op 19 juni 2002 een verweerschrift (met bijlagen) ingezonden. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van de tweede meervoudige belastingkamer gehouden te Leeuwarden op 27 maart 2003, alwaar aanwezig waren de echtgenoot van belanghebbende, de heer A, tevens de gemachtigde, alsmede de inspecteur.

Het hof heeft in deze zaak op 10 april 2003 in het openbaar mondeling uitspraak gedaan, waarvan het proces-verbaal bij aangetekend schrijven, op 24 april 2003, aan partijen is verzonden.

Bij een op 14 mei 2003 ter griffie ingekomen brief heeft belanghebbende verzocht de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Het daartoe verschuldigde griffierecht is op 3 juni 2003 voldaan.

Ter zitting heeft de inspecteur een nadere berekening overgelegd. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.

2. De feiten.

2.1 Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen vast:

2.2 Belanghebbende drijft onder de naam "B" in de vorm van een eenmanszaak een exploitatiebedrijf in onroerende zaken. Op 1 juli 1996 heeft belanghebbende enige panden aan de a-straat te L verkocht voor

ƒ 550.000,--. De boekwaarde van de panden was ƒ 194.368,--. Belanghebbende heeft de boekwinst niet als winst aangegeven. In een naar aanleiding van de aangekondigde navorderingsaanslag gevoerd gesprek met de inspecteur heeft belanghebbende te kennen gegeven de boekwinst te willen reserveren als vervangingsreserve.

2.3 Op 4 juli 1996 heeft belanghebbende de panden a-passage 20 en 20a te Z gekocht voor ƒ 300.000,--. De onroerende zaak Singelpassage 20a heeft belanghebbende op 1 september 1996 voor ƒ 135.000,-- verkocht aan een dochter. Bij deze verkoop is geen winst gerealiseerd. De onroerende zaak a-passage 20 is in 1996 verhuurd voor ƒ 34.200,-- op jaarbasis. Belanghebbende is van mening dat in 1996 nog niet sprake is geweest van vervanging, zodat in haar visie de vervangingsreserve per 31 december 1996 nog volledig in stand kan blijven.

3. Het geschil en de standpunten van partijen.

3.1 In geschil is het antwoord op de vraag of de gevormde vervangingsreserve terecht tot de winst is gerekend.

3.2 Voor de motivering van de standpunten van partijen verwijst het hof naar de gedingstukken.

3.3 Ter zitting hebben partijen hun standpunten gehandhaafd zonder daartoe nadere gronden aan te voeren.

4. De overwegingen omtrent het geschil.

4.1 Ingevolge de artikelen 26c van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen juncto de artikelen 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (: Awb) kan hij, die bezwaar heeft tegen een uitspraak van de inspecteur binnen zes weken na dagtekening van het afschrift van de uitspraak in beroep komen bij de rechter tot wiens rechtsgebied de standplaats van de inspecteur behoort. De aard van die termijn brengt mee dat deze op straffe van niet-ontvankelijkheid in acht behoort te worden genomen.

4.2 De uitspraak van de inspecteur is gedagtekend 26 september 2001, en het beroepschrift, gedagtekend 15 februari 2002, is op 19 februari 2002 ter griffie van het hof ingekomen, derhalve niet binnen zes weken na dagtekening van de uitspraak.

4.3 De niet-ontvankelijkverklaring blijft ingevolge artikel 6:11 Awb achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Feiten of omstandigheden op grond waarvan het hof tot dit oordeel zou kunnen komen zijn echter gesteld, noch gebleken. Dat belanghebbende na de uitspraak heeft gesproken met de inspecteur over een aangekondigde navorderingsaanslag, hetgeen tot een ambtshalve vermindering van de onderhavige aanslag heeft geleid, doet daar niet aan af.

5. De conclusie.

Het vorenoverwogene brengt mee dat het hof belanghebbende in het beroep niet-ontvankelijk dient te verklaren

6. De proceskosten.

Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

7. De beslissing.

Het hof verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk in het beroep.

Gedaan op 27 juni 2003 door mr Fransen, raadsheer en voorzitter, Pruiksma, vice-president, en mr Drion, raadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier mevrouw mr De Jong en ondertekend door voornoemde voorzitter, zijnde voornoemde griffier buiten staat te ondertekenen.

Afschrift aangetekend aan beide partijen verzonden

op: 2 juli 2003