Home

Gerechtshof Leeuwarden, 06-02-2004, AO3437, BK 1122/02 WOZ

Gerechtshof Leeuwarden, 06-02-2004, AO3437, BK 1122/02 WOZ

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Datum uitspraak
6 februari 2004
Datum publicatie
11 februari 2004
ECLI
ECLI:NL:GHLEE:2004:AO3437
Zaaknummer
BK 1122/02 WOZ
Relevante informatie
Wet waardering onroerende zaken [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 16, Wet waardering onroerende zaken [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 17

Inhoudsindicatie

Partijen twisten over de objectafbakening en de waarde van de onroerende zaak per 1 januari 1999.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK

Kenmerk: BK 1122/02 6 februari 2004

Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, zesde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van het hoofd van de afdeling middelen van de gemeente Winsum (: het hoofd), gedaan op het bezwaarschrift van de belanghebbende tegen de ten aanzien van hem genomen beschikking ingevolge de Wet waardering onroerende zaken (hierna: WOZ).

1. Ontstaan en loop van het geding.

Ingevolge de WOZ heeft het hoofd de waarde met betrekking tot de onroerende zaak a-straat 8 te Z (: de onroerende zaak) waarvan de belanghebbende eigenaar en/of gebruiker is, vastgesteld bij beschikking onder nummer 0000, gedateerd 15 maart 2001 (hier- na: de primaire waardebeschikking). Daarbij is de waarde voor de onroerende zaak vastgesteld op € 179.243,-- (ƒ 395.000,--). Bij de uitspraak waarvan beroep, gedagtekend 25 maart 2002, heeft het hoofd de waarde van de onroerende zaak gehandhaafd. Het beroepschrift (met bijlagen) is op 1 mei 2002 ter griffie ingekomen. Het hoofd heeft op 29 oktober 2002 een verweerschrift (met bijlagen) ingediend.

Bij de mondelinge behandeling van het beroep ter zitting van 13 januari 2004, gehouden te Groningen, is belanghebbende in persoon verschenen, terwijl namens het hoofd aanwezig was mr. A, werkzaam als WOZ-taxateur in dienst van B B.V. te L.

Ter voormelde zitting heeft de belanghebbende een pleitnota voorgedragen en overgelegd.

Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.

2. De feiten.

Op grond van de gedingstukken en het ter zitting verhandelde staat tussen de partijen als niet, dan wel onvoldoende weersproken het volgende vast:

2.1 Bij de primaire waardebeschikking is door het hoofd ten aanzien van de belanghebbende als eigenaar en/of gebruiker van de onroerende zaak gelegen aan de a-straat 8 te Z de waarde van die onroerende zaak vastgesteld. De beschikking geldt voor het tijdvak van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004. De waardepeildatum is 1 januari 1999. De onroerende zaak betreft een in 1994 gebouwde vrijstaande woning met een inhoud van circa 354 m³ en een garage. Het hoofd heeft bij de primaire waardebeschikking alleen het kadastrale perceel Z Y 0000 (hierna: perceel Y 0000), ter grootte van 1006 m², tot de onroerende zaak gerekend. Het achterliggende kadastrale perceel Z Y 0001 (hierna: perceel Y 0001), ter grootte van 1083 m², dat door belanghebbende in 1998 is aangekocht, heeft het hoofd buiten beschouwing gelaten. Bij de uitspraak op bezwaar heeft het hoofd perceel Y 0001 eveneens buiten beschouwing gelaten, maar in de beroepsfase is verweerder op dit standpunt teruggekomen door perceel Y 0001 alsnog in de waarde te betrekken.

2.2 De door het hoofd aan de onroerende zaak toegekende waarde is bij de primaire waardebeschikking per waardepeildatum 1 januari 1999 vastgesteld op € 179.243,-- (ƒ 395.000,--). Bij de bestreden uitspraak heeft het hoofd de waarde van de onroerende zaak gehandhaafd.

3. Het geschil en de standpunten van partijen

3.1 Partijen twisten over de objectafbakening en de waarde van de onroerende zaak per 1 januari 1999.

3.2 Herbeoordeling van de WOZ-waarde door hetzelfde taxatiebureau staat volgens belanghebbende een objectieve beoordeling in de weg. Belanghebbende is van mening dat het hoofd onvoldoende rekening heeft gehouden met de ligging van de woning op een bedrijventerrein. Daarom is volgens belanghebbende de door het hoofd deels gehanteerde grondprijs van ƒ 120,-- per m² ook te hoog, zeker nu de laatste grondkavel op hetzelfde bedrijventerrein voor slechts ƒ 60,-- per m² is verkocht. Belanghebbende is van mening dat het hoofd perceel Y 0001 tijdens de beroepsfase niet bij de WOZ-waarde van de onderhavige zaak kon betrekken, omdat geen sprake is van een nieuw feit. Op basis van de waardeopbouw in het taxatierapport, zoals dat door het hoofd bij het verweerschrift is overgelegd, komt hij zelf uit op een WOZ-waarde van ƒ 288.760,--.

3.3 Het hoofd bestrijdt belanghebbendes grieven. Desgevraagd

deelt hij mee dat bij de primaire waardebeschikking een onjuiste objectafbakening heeft plaatsgevonden.

3.4 Ter zitting heeft belanghebbende zijn grieven ten aanzien van de houtskeletbouw van de woning en de ligging in de nabijheid van een asielzoekerscentrum laten varen.

3.5 Voor een meer uitvoerige motivering van de standpunten van de partijen verwijst het hof naar de gedingstukken.

4. De overwegingen omtrent het geschil:

4.1 Zoals blijkt uit artikel 16 van de WOZ wordt voor de toepassing van deze wet als één onroerende zaak aangemerkt:

a. een gebouwd eigendom;

b. een ongebouwd eigendom;

c. (…)

d. een samenstel van twee of meer van de in onderdeel a of onderdeel b bedoelde eigendommen (...) die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar horen.

4.2 Gelet op vorenvermeld artikel, de onder 2.1 vermelde feiten en hetgeen hierna ten aanzien van het gebruik is opgemerkt, is het hof van oordeel dat bij het geven van de primaire waardebeschikking is uitgegaan van een onjuiste objectafbakening in de zin van artikel 16 van de WOZ. De percelen Y 0000 en Y0001 zijn ten onrechte als verschillende objecten onderscheiden waardoor aan perceel Y 0000 een afzonderlijke beschikking is gegeven. Het hof is van oordeel dat voor de toepassing van de WOZ van een groter object had moeten worden uitgegaan en dat voor beide percelen één beschikking had moet worden gegeven. Weliswaar heeft belanghebbende aangevoerd dat zijn buurman op perceel Y 0001 hobbymatig zijn pony's laat grazen, maar ter zitting heeft belanghebbende ook verklaard dat nu hij geen huur ontvangt, door de buurman geen bedrijfsmatig gebruik van het perceel grond wordt gemaakt en het perceel altijd ter vrije beschikking van de belanghebbende staat, hij daarom zelf als gebruiker van het perceel moet worden gezien. Uit het feit dat perceel Y 0001 direct grenst aan perceel Y 0000 en direct achter de woning van belanghebbbende ligt, leidt het hof eveneens af dat beide percelen naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen in de zin van artikel 16 WOZ.

4.3. In deze situatie zal het hof naast de bestreden uitspraak tevens

de primaire waardebeschikking vernietigen. In een dergelijk geval kan immers, anders dan in het geval een fout is gemaakt bij de afbakening van het object doordat de waardebeschikking mede betrekking heeft op objecten die eigendom zijn van of in gebruik zijn bij derden, de onjuiste afbakening niet in bezwaar of beroep door het hoofd of de belastingrechter worden aangepast. Het hoofd kan voor het juist afgebakende object een nieuwe waardebeschikking geven (Hoge Raad 9 mei 2003, nr. 35 987, BNB 2003/270c). Van een herzieningsbeschikking als bedoeld in artikel 27 van de WOZ is alsdan geen sprake. Nu de bestreden uitspraak reeds om deze reden dient te worden vernietigd, komt het hof niet meer toe aan de beoordeling van de overige grieven van belanghebbende.

5. De conclusie

Het vorenoverwogene brengt mee dat het hof het beroep gegrond zal verklaren en zowel de bestreden uitspraak als de primaire waarde- beschikking zal vernietigen.

6. De proceskosten

Nu niet is gebleken van verlet- of reiskosten zal het hof geen proceskostenveroordeling in de zin van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht uitspreken.

7. De beslissing

Het gerechtshof:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak waarvan beroep alsmede de primaire

waardebeschikking;

- gelast dat het hoofd het door de belanghebbende betaalde

griffierecht ad € 29,--aan hem vergoedt;

Aldus vastgesteld en ter openbare zitting van het gerechtshof Leeuwarden op 6 februari 2004 uitgesproken door mr. G.M. van der Meer, raadsheer, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer in tegenwoordigheid van mr. J. de Jong als griffier en ondertekend door voornoemde raadsheer en door voornoemde griffier.

Afschrift aangetekend verzonden aan beide

partijen op: 11 februari 2004