Home

Gerechtshof Leeuwarden, 16-11-2007, BB8332, BK 76/05 WOZ

Gerechtshof Leeuwarden, 16-11-2007, BB8332, BK 76/05 WOZ

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Datum uitspraak
16 november 2007
Datum publicatie
21 november 2007
ECLI
ECLI:NL:GHLEE:2007:BB8332
Zaaknummer
BK 76/05 WOZ

Inhoudsindicatie

In de onderhavige beroepsprocedure houdt partijen verdeeld het antwoord op de vraag op welk bedrag de proceskostenveroordeling van de heffingsambtenaar moet worden vastgesteld.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK

Nr. 76/05 16 november 2007

Uitspraak van het gerechtshof te Leeuwarden, tweede enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z

(: belanghebbende) tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Achtkarspelen (: de heffingsambtenaar), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de ten aanzien van haar genomen beschikking ingevolge de Wet waardering onroerende zaken (: de Wet WOZ).

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 Ingevolge de Wet WOZ heeft de heffingsambtenaar bij beschikking van 4 juni 2003 de waarde van de onroerende zaak aan de a-straat 9 (Bedr) te Z, waarvan belanghebbende eigenaar en gebruiker is, vastgesteld op € 3.902.056, -.

1.2 Na daartegen bezwaar te hebben gemaakt is bij uitspraak d.d. 24 december 2004 het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3 Het beroepschrift (met bijlagen) is op 2 februari 2005 ter griffie van het gerechtshof ingekomen. De heffingsambtenaar heeft op 28 juni 2005 een verweerschrift (met bijlagen) ingediend.

1.4 Het beroep is mondeling behandeld op 11 oktober 2007 te Leeuwarden, alwaar de gemachtigde van belanghebbende, de heer mr. A, met kennisgeving niet is verschenen. De heer B is namens de heffingsambtenaar verschenen. Voorafgaand aan deze mondelinge behandeling zijn namens belanghebbende op 18 september 2007 nadere stukken ingestuurd.

1.5 Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.

2. De feiten

Blijkens de gedingstukken stelt het hof als tussen partijen niet in geschil, dan wel door één der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.

2.1 In het kader van de Wet WOZ heeft de heffingsambtenaar de waarde per waardedatum 1 januari 1999 van de onroerende zaak aan de a-straat 9 (Bedr) gelegen te Z bij beschikking d.d. 4 juni 2003 vastgesteld op € 3.902.056, -.

2.2 In de onderhavige beroepsprocedure heeft er een overleg plaatsgevonden tussen partijen over de onder 2.1 vastgestelde waarde van de onroerende zaak. Partijen zijn vervolgens overeengekomen dat die waarde verminderd dient te worden tot op € 2.368.810, -.

3. Het geschil en de standpunten van partijen

3.1 In de onderhavige beroepsprocedure houdt partijen verdeeld het antwoord op de vraag op welk bedrag de proceskostenveroordeling van de heffingsambtenaar moet worden vastgesteld.

3.2 Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat zij met de heffingsambtenaar heeft afgesproken dat alle juridische kosten door de heffingsambtenaar zouden worden vergoed. Een ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgestelde vergoeding dekt volgens belanghebbende bij lange na niet de in werkelijkheid geleden schade, die voortvloeit uit de noodzaak tot het inroepen van juridische bijstand. Belanghebbende is van mening dat de in werkelijkheid geleden schade - volgens haar te stellen op € 3.077,74 - aan haar vergoed moet worden.

3.3 De heffingsambtenaar houdt onverkort vast aan zijn standpunt dat hij slechts veroordeeld kan worden in een proceskostenvergoeding, waarvan de hoogte wordt bepaald door het Besluit proceskosten bestuursrecht. De heffingsambtenaar bestrijdt nadrukkelijk de stelling van belanghebbende dat er sprake is van een afspraak dat alle juridische kosten zouden worden vergoed.

3.4 Voor een uitvoerige motivering van de standpunten van partijen verwijst het hof naar de gedingstukken.

4. De overwegingen omtrent het geschil

4.1 Aangezien het beroep gegrond is en de noodzaak tot het instellen van het beroep niet uitsluitend voortvloeide uit de handelwijze van belanghebbende, acht het hof termen aanwezig voor een veroordeling van de heffingsambtenaar in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (: Awb). Voor een veroordeling van de kosten van de bezwaarfase is geen plaats omdat een daartoe strekkend verzoek als bedoeld in artikel 7:15, tweede en derde lid, van de Awb ontbreekt.

4.2 Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) stelt het hof het bedrag van de kosten van juridische bijstand overeenkomstig het in de bijlage van het Besluit opgenomen tarief vast op:

1 (proceshandelingen: beroepschrift) ? 1,5 (wegingsfactor gewicht van de zaak) ? € 322,- ofwel € 483, -. Verdere volgens het Besluit voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn niet gesteld.

4.3 Bijzondere omstandigheden, als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Besluit, die aanleiding zouden kunnen geven van de forfaitair bepaalde proceskostenvergoeding af te wijken, acht het hof niet aanwezig. De door belanghebbende bepleite volledige vergoeding van haar kosten van juridische bijstand in de beroepsfase wijst het hof dus af. Daarbij overweegt het hof dat het in de regeling van het Besluit niet gaat om een volledige schadevergoeding, maar om een tegemoetkoming in de kosten van de procedure. Bijzondere omstandigheden zijn niet af te leiden uit de stelling van belanghebbende dat een vergoeding van alle juridische kosten door de heffingsambtenaar zou zijn toegezegd. Immers, de stelling is niet aannemelijk gemaakt en wordt door de heffingsambtenaar uitdrukkelijk betwist. Artikel 8:73 van de Awb bestuursrecht biedt belanghebbende evenmin soelaas aangezien zij geen andere schade stelt dan belastingschade, op welke schade artikel 8:75 van de Awb exclusief ziet.

4.4 De slotsom is dat de proceskostenveroordeling op € 483, - vastgesteld dient te worden.

6. De beslissing

Het hof verklaart het beroep gegrond;

vermindert de waarde van de onroerende zaak a-straat 9 (Bedr) gelegen te Z per 1 januari 1999 tot op een bedrag van € 2.368.810, -;

gelast de gemeente Achtkarspelen het door belanghebbende betaalde griffierecht in verband met het beroep ad € 276, - aan haar te vergoeden;

veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van het beroep voor een bedrag van € 483, -; en

wijst de gemeente Achtkarspelen aan als de rechtspersoon die deze kosten aan belanghebbende moet vergoeden.

Gedaan op 16 november 2007 door mr. G.M. van der Meer, raadsheer en voorzitter, op die dag in het openbaar uitgesproken te Leeuwarden door voornoemde voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier mr. K. de Jong-Braaksma en ondertekend door voornoemde voorzitter en door voornoemde griffier.

Op 21 november 2007 afschrift

aangetekend verzonden aan beide partijen.