Home

Gerechtshof Leeuwarden, 20-06-2008, BD5319, BK 144/07 Gemeenteleges

Gerechtshof Leeuwarden, 20-06-2008, BD5319, BK 144/07 Gemeenteleges

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Datum uitspraak
20 juni 2008
Datum publicatie
25 juni 2008
ECLI
ECLI:NL:GHLEE:2008:BD5319
Formele relaties
Zaaknummer
BK 144/07 Gemeenteleges

Inhoudsindicatie

In geschil is het antwoord op de vraag of de leges terecht zijn geheven. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en is van mening dat het onredelijk is om de stukken toe te zenden en leges te heffen wanneer gevraagd wordt om een kosteloze toezending.

Uitspraak

GERECHTSHOF LEEUWARDEN

Sector Belasting

Kenmerk: 144/07

Uitspraakdatum: 20 juni 2008

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

mevrouw X te Z,

belanghebbende

tegen de uitspraak in de zaak met nummer AWB 07/240 van de rechtbank Leeuwarden van 20 juni 2007 in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Hoogeveen,

de heffingsambtenaar.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Bij schriftelijke kennisgeving van 10 juli 2006 is van belanghebbende een leges geheven van € 23,75. Namens belanghebbende is hiertegen een bezwaarschrift ingediend. Bij uitspraak van 19 september 2006 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.2. Tegen deze uitspraak is namens belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank Leeuwarden (: de rechtbank) heeft bij de bestreden uitspraak van 20 juni 2007, verzonden op 21 juni 2007, het beroep ongegrond verklaard. Aldaar is geprocedeerd zoals weergegeven in voormelde uitspraak van de rechtbank.

1.3. Tegen deze uitspraak is namens belanghebbende hoger beroep ingesteld. Het beroepschrift (met bijlage) is op 31 juli 2007 bij het hof ingekomen. De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 29 augustus 2007 een verweerschrift (met bijlage) ingediend.

1.4 De tweede meervoudige kamer van het hof heeft de zaak behandeld ter zitting van 2 juni 2008. Aldaar zijn namens de heffingsambtenaar verschenen de heer A en B. Belanghebbende en haar gemachtigde C (: de gemachtigde) zijn met schriftelijke kennisgeving van 19 mei 2008 niet ter zitting verschenen.

1.5. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door één van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende vast.

2.1. De gemachtigde heeft bij brief van 19 juni 2006 het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogeveen verzocht om kosteloze toezending van stukken in het kader van een bezwaarschriftprocedure over de bijstandswet.

2.2. Op 6 juli 2006 zijn de gevraagde stukken aan de gemachtigde gezonden. In de begeleidende brief wordt gewezen op de verschuldigde leges van € 23,75. Bij schriftelijke kennisgeving van 10 juli 2006 worden deze leges van belanghebbende geheven.

2.3. In een bezwaarprocedure van een andere belanghebbende is de gemachtigde bij brief van 13 december 2005 er op gewezen dat de van belang zijnde stukken ter inzage liggen of tegen betaling van leges kunnen worden toegezonden.

Het geschil en de standpunten van partijen

3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of de leges terecht zijn geheven.

3.2. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en is van mening dat het onredelijk is om de stukken toe te zenden en leges te heffen wanneer gevraagd wordt om een kosteloze toezending.

3.3. De heffingsambtenaar beantwoordt de vraag bevestigend. Hij stelt zich op het standpunt dat de aanvraag om kopieën te verstrekken reeds de belastingplicht doet ontstaan en dat van de gemachtigde, gezien zijn functie, mag worden verwacht dat hij hiervan op de hoogte was. Verder wijst hij nog op de onder 2.3 vermelde brief en het arrest van de Hoge Raad van 20 september 2000, nr. 34.604.

3.4. Voor een meer uitvoerige motivering van de standpunten van de partijen verwijst het hof naar de gedingstukken.

4. De overwegingen omtrent het geschil

4.1. Ingevolge het bepaalde in artikel 2 van de Legesverordening 2006 van de gemeente Hoogeveen (: de Verordening) worden onder de naam leges rechten geheven ter zake van het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en in de daarbij behorende tarieventabel. Artikel 3 van de Verordening bepaalt dat belastingplichtige is de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend.

In de tarieventabel is onder 'Kostenplaats 205: Interne zaken' onder 205.1.1 het tarief voor fotokopieën van stukken vastgesteld op € 0.25 per pagina.

4.2. Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank op goede gronden het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. Het hof verwijst naar de overwegingen 4.2 tot en met 4.4 van de uitspraak van de rechtbank en maakt deze overwegingen tot de zijne (onder verbetering van de vindplaats in BNB 2000/359). Daarbij merkt het hof op dat thans als vaststaand kan worden aangenomen dat de gemachtigde in een andere bezwaarprocedure reeds is gewezen op de verschuldigdheid van leges bij toezending van stukken (zie 2.3). Mede gelet op de professionaliteit van de gemachtigde kan dan niet meer gezegd worden dat de heffingsambtenaar onredelijk handelt door de stukken toe te zenden en leges te heffen zonder ook in onderhavige zaak eerst te wijzen op de verschuldigdheid van leges. De omstandigheid dat de gemachtigde de stukken op 26 juli 2006 heeft teruggezonden maakt het voorgaande niet anders.

4.3. Het voorgaande brengt mee dat het hoger beroep ongegrond is. Het hof zal de uitspraak van de rechtbank bevestigen.

5. Proceskosten

Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. De beslissing

Het gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Aldus vastgesteld door mr. G.M. van der Meer, raadsheer en voorzitter, mrs. D.J. Keur en F.J.W. Drion, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. K. de Jong-Braaksma als griffier.

De beslissing is op 20 juni 2008 in het openbaar uitgesproken.

Op 25 juni 2008 afschrift

aangetekend verzonden aan beide partijen.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.