Home

Gerechtshof Leeuwarden, 27-02-2009, BH4591, BK 120/07 Inkomstenbelasting

Gerechtshof Leeuwarden, 27-02-2009, BH4591, BK 120/07 Inkomstenbelasting

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Datum uitspraak
27 februari 2009
Datum publicatie
4 maart 2009
ECLI
ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4591
Zaaknummer
BK 120/07 Inkomstenbelasting

Inhoudsindicatie

In geschil is het antwoord op de vraag of de navorderingsaanslag en de boete terecht zijn opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF LEEUWARDEN

kenmerk: 07/00120

uitspraakdatum: 27 februari 2009

uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X, wonende te Z,

belanghebbende

tegen de uitspraak in de zaak met nummer AWB 06/1292 van de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) van 5 juni 2007, in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Met dagtekening 1 juli 2005 heeft de inspecteur aan belanghebbende een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PV) voor het jaar 2002 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.314,- en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 100.472,- (hierna: de navorderingsaanslag). Tevens is een vergrijpboete opgelegd van € 12.559,- (hierna: de boete).

1.2. Het tegen deze navorderingsaanslag en boete ingediende bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak van 1 mei 2006 ongegrond verklaard.

1.3. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft bij de bestreden uitspraak van 5 juni 2007, verzonden op 6 juni 2007, alleen het tegen de boete gerichte beroep gegrond verklaard. De boete is verminderd tot € 5.651,-. Voorts heeft de rechtbank vergoeding van het griffierecht gelast. Aldaar is geprocedeerd zoals weergegeven in voormelde uitspraak van de rechtbank.

1.4. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld. Het beroepschrift (met bijlagen) is op 10 juli 2007 bij het hof ingekomen. Op 1 oktober 2007 is het verweerschrift (met bijlagen) van de inspecteur ingekomen. Bij het verweerschrift heeft de inspecteur tevens incidenteel hoger beroep ingesteld. Op 14 november 2007 heeft het hof van belanghebbende een reactie ontvangen op het incidenteel hoger beroep en tevens een conclusie van repliek (beide met bijlagen). De inspecteur heeft op 14 december 2007 een conclusie van dupliek ingediend.

1.5. Ter zitting van 13 oktober 2008 heeft het hof het hoger beroep behandeld. Op de zitting zijn verschenen belanghebbende en, namens de inspecteur, de heer A. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd en voorgelezen. Vervolgens is het onderzoek ter zitting geschorst.

1.6. Op de zitting van 11 februari 2009 is de behandeling van de zaak hervat. Voorafgaand aan die zitting heeft belanghebbende nadere stukken ingediend. Hiervan is een afschrift aan de inspecteur gezonden. Op de zitting zijn verschenen belanghebbende en, namens de inspecteur, B. Ter zitting heeft de inspecteur een pleitnota overgelegd en voorgelezen.

1.7. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.

2. Feiten

Voor de feiten verwijst het hof naar hetgeen onder 2.1 tot en met 2.20 staat vermeld in de uitspraak van de rechtbank. Daarover bestaat tussen partijen geen geschil, zodat het hof daarvan zal uitgaan. In die uitspraak zijn de feiten als volgt weergegeven (waarbij het hof opmerkt dat de rechtbank belanghebbende 'eiser' noemt en de inspecteur 'verweerder').

''2.1. Eiser, geboren in 1946, genoot in het jaar 2002 loon uit dienstbetrekking. Hij bezat alle aandelen in C Beheer B.V. (hierna: Beheer B.V.). Beheer B.V. is op 12 oktober 1995 opgericht. Eiser is enig aandeelhouder. Het doel van Beheer B.V. is het beheren van een stamrechtkapitaal en het doen van stamrechtuitkeringen.

Tot 1 november 1995 was eiser in dienstbetrekking werkzaam bij een derde. Toen deze dienstbetrekking werd beëindigd is eiser een stamrecht toegekend van f.300.000. Er is vervolgens een stamrechtovereenkomst tot stand gebracht en het bedrag van f.300.000 is in Beheer B.V. gestort.

2.2. In de jaarrekening over 1996 van Beheer B.V. is vermeld dat het aandelenkapitaal van f.40.000 in een rekening-courantverhouding met eiser is geboekt.

2.3. Tot 1 januari 1997 genoot eiser winst uit onderneming uit een eenmanszaak welke handelde onder de naam D. De eenmanszaak is met ingang van 1 januari 1997 tegen boekwaarden ingebracht in D B.V. Deze besloten vennootschap is op 12 augustus 1997 opgericht door Beheer B.V.

Het doel van D B.V. is het exploiteren van een handelsdrukkerij, het ontwikkelen van direct mailing concepten, mailingen en databeheer voor derden en alles wat daarmee verband houdt.

2.4. In de als eenmanszaak gedreven onderneming D werd over het jaar 1996 een verlies geleden van f.81.570.

2.5. Ten tijde van de inbreng van de eenmanszaak in D B.V. had eiser in de eenmanzaak een negatief kapitaal van f.78.436 en een lening van f.28.610. Deze bedragen alsmede het te storten aandelenkapitaal ad f.40.000 zijn op de openingsbalans van D B.V. geboekt in rekening-courant als schuld van eiser aan de vennootschap. Binnen de fiscale eenheid wordt deze schuld van in totaal f.147.046 geboekt als een schuld aan Beheer B.V. Deze debetstand beloopt afgerond f.223.477 per 31 december 1997, f.229.811 per 31 december 1998 en f.221.854 per 31 december 1999.

2.6. Met ingang van 12 augustus 1997 is sprake van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting tussen Beheer B.V. en D B.V.

2.7. D B.V. is op 18 juli 2000 failliet verklaard. Het faillissement is op 21 mei 2002 opgeheven bij gebrek aan baten. D B.V. is daarna ontbonden.

2.8. Van D B.V. zijn vanaf 1999 geen jaarstukken meer opgemaakt. Bij de aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 1999 zijn jaarstukken van Beheer B.V. gevoegd; deze jaarstukken hebben als dagtekening 18 oktober 2001 en vermelden een schuld van eiser aan Beheer B.V. van f.221.854.

2.9. Na de ontbinding van D B.V. wordt bij verweerder op 4 februari 2003 een verbeterde aangifte vennootschapsbelasting 1999 met verbeterde jaarstukken over 1999 van Beheer B.V. ingediend in dier voege dat op de balans per 31 december 1999 de schuld ad f.221.854 van eiser aan Beheer B.V. is gewijzigd in een vordering van eiser op Beheer B.V. van f.28.600. De beginbalans is niet gewijzigd. In de oorspronkelijk ingediende jaarstukken over 1999 was een vordering van Beheer B.V. vermeld op eiser van f.221.854 en een vordering op D B.V. van f.90.983.

2.10. In de verbeterde jaarstukken is in de toelichting bij de balans over de rekening-courant met eiser het volgende vermeld:

Saldo per 1 januari 1999 f.229.811,37

Af: correctie 1997 verrekening eenmanszaak f. 74.365,79

correctie 1997 saldo D "147.046,00

correctie 1998 lening aan D " 22.000,00

correctie l998 lening aan D " 15.000,00

"258..411,79

Saldo per 31 december 1999 -/- 28.600,42

Dezelfde wijzigingen zijn verwerkt in de rekening-courant-relatie tussen Beheer B.V. en D B.V. Als gevolg daarvan wordt de vordering die Beheer B.V. op D B.V. had verhoogd van f.90.983 naar f.316.438.

2.11. Verweerder heeft de verbeterde aangifte 1999 met de daarbij gevoegde verbeterde jaarstukken aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 1999 dan wel tegen de verliesbeschikking vennootschapsbelasting voor dat jaar.

2.12. Op 4 februari 2003 zijn aan verweerder de jaarstukken over 2000 van Beheer B.V. toegezonden waarin een belastbaar bedrag van negatief f.373.485 was vermeld.

Bij brief van 15 september 2003 bericht verweerder de toenmalige gemachtigde van Beheer B.V. als volgt.

'Zoals ik u reeds telefonisch heb medegedeeld ben ik van plan het bij de aanslag vennootschapsbelasting 2000 vastgestelde verlies aan te passen. De reden daarvoor is het volgende.

In de aangifte heeft u de vordering in rekening-courant op de dochtervennootschap D BV geheel ten laste van het resultaat gebracht, dit wegens het faillissement van de dochtervennootschap. Ook het opgeofferd bedrag ad f.40.000 is om deze reden afgeboekt.

Beide bedragen hadden niet afgeboekt mogen worden. Ten tijde van het faillissement van D BV bestond de fiscale eenheid tussen C BV en D BV nog. In fiscale zin was er dus geen sprake van een onderlinge rekening-courantverhouding en deelneming. (.....)

Ik zal het vastgestelde verlies verlagen met f.356.438 en nader vast stellen op f.17.048. '

2.13. De gemachtigde reageert hierop bij brief van 30 september 2003 als volgt.

'Naar aanleiding van uw brief, d.d. 15 september 2003, het volgende.

In het nog af te werken rapport van 2001, zullen we de rekening-courant verhouding corrigeren naar de juiste posities. Over een eventuele vordering van C B.V. richting de heer X, zullen dan duidelijke afspraken worden gemaakt. Het is van de heer X nooit de bedoeling geweest moedwillig een en ander foutief te corrigeren. '

2.14. Met dagtekening 8 november 2003 is het verlies nader vastgesteld op f.17.048.

2.15. Op 25 april 2005 is de aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2003 van Beheer B.V. ingediend. Bij deze aangifte is de jaarrekening 2003 gevoegd, welke is opgesteld door een accountantskantoor. In deze jaarstukken is per 1 januari 2003 met de vermelding 'correctie afboeking faillissement D' een correctie aangebracht op het beginvermogen ten bedrage van € 100.472.

2.16. De aanslag vennootschapsbelasting 2003 ten name van Beheer B.V. is conform de aangifte opgelegd waarbij het verlies voor dat jaar is vastgesteld op € 8.119.

2.17. Bij brief van 6 december 2004 bericht verweerder aan eiser dat hij voornemens is een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2002 op te leggen met een boete van 50%. In deze brief is onder meer vermeld dat uit de toelichting op de gecorrigeerde jaarrekening 1999 blijkt dat bedragen worden overgeboekt van de rekening-courantvordering op eiser naar de rekening-courant vordering op D B.V. en dat de volwaardige schuld die eiser had aan Beheer B.V. daarmee is getransformeerd tot een schuld van eiser aan de inmiddels failliete D B.V. waarmee Beheer een volwaardige vordering heeft omgezet in een waardeloze vordering. Verweerder stelt in deze brief dat de vordering van de moedervennootschap naar de failliete dochtervennootschap is verplaatst om eiser van zijn schuld aan Beheer B.V. te bevrijden en dat dit is gebeurd vanwege de aandeelhoudersrelatie. Verweerder stelt zich op het standpunt dat sprake is van een uitdeling tot een bedrag van € 100.472 (f.221.411).

Namens eiser heeft de accountant gereageerd bij brief van 23 december 2004 waarin wordt verzocht af te zien van de navordering. Na een reactie van verweerder van 20 januari 2005 verzoekt de accountant van eiser op 1 februari 2005 om uitstel voor verdere motivering tot 1 maart 2005. Deze motivering is neergelegd in een schrijven van 1 maart 2005

2.18. Met dagtekening 1 juli 2005 is de onderhavige navorderingsaanslag opgelegd met, bij beschikking, een boete van 50 procent.

Nadat tijdig bezwaar is ingesteld en nadat er diverse brieven zijn gewisseld vermeldt de accountant in een brief van 9 december 2005 aan verweerder dat het aangegeven inkomen van eiser over 2002 gecorrigeerd dient te worden met € 37.645.

Na een onderzoek van de controlerend ambtenaar op het kantoor van de accountant komt verweerder tot de slotsom dat de navorderingsaanslag niet te hoog is. Van het onderzoek is een rapport opgemaakt. In dit rapport is vermeld dat de gestelde uitdeling tot een bedrag van in totaal € 48.574 niet wordt bestreden.

2.19. De aangifte vennootschapsbelasting van Beheer B.V. voor het jaar 2000 is op 30 december 2002 door verweerder ontvangen en de ontvangst daarvan is op 3 januari 2003 administratief geregistreerd.

2.20. Bijlage 37 bij het verweerschrift is een kopie van een ongedateerd schrijven van eiser aan de heer E (de rechtbank begrijpt F/de toenmalige adviseur van eiser) waarin onder meer het volgende is vermeld.

'Is het mogelijk dat ik (alsnog) een salarisvordering (op papier) inbreng, waardoor de rekeningcourantverhouding eventueel recht getrokken kan worden. '

Bijlage 38 bij het verweerschrift is een kopie van een schrijven d.d. 10 februari 2001 van eiser aan de curator in het faillissement van D B.V. waarin eiser zich op het standpunt stelt dat hij nog achterstallig loon en huur van D B.V. wil vorderen.''

In aanvulling daarop stelt het hof op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting nog de volgende feiten vast.

2.21. De aan belanghebbende opgelegde definitieve aanslag IB/PV voor het jaar 2002 is gedagtekend 23 juli 2003 en conform de op 14 april 2003 ingediende aangifte opgelegd.

2.22. Sinds 2003 vindt de aanslagregeling niet meer plaats in branchegerichte teams met klantmanagers, zodat er geen sprake (meer) is van samenhang in de behandeling van de inkomstenbelastingaangiften en de vennootschapsbelastingaangiften.

3. Het geschil

3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of de navorderingsaanslag en de boete terecht zijn opgelegd.

3.2. Belanghebbende heeft in hoger beroep grieven aangevoerd met betrekking tot het dictum in de uitspraak van de rechtbank, de grondslag van de navordering, het jaar van de navordering, de navorderingsbevoegdheid van de inspecteur en de boete. Hij concludeert tot vernietiging van de navorderingsaanslag en de boete.

3.3. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat alle grieven van belanghebbende dienen te worden verworpen. Hij concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank voor zover het de navorderingsaanslag betreft. Ten aanzien van de boete stelt hij zich op het standpunt dat sprake is van opzet en niet van grove schuld, zoals de rechtbank heeft geoordeeld. Hij acht de vermindering van de boete in zoverre dan ook onjuist.

3.4. Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Ter zitting heeft belanghebbende zijn grief met betrekking tot artikel 10:3, lid 3, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) laten varen. Tevens heeft belanghebbende ter zitting desgevraagd meegedeeld dat hij geen kosten heeft gemaakt voor juridische ondersteuning.

4. De overwegingen omtrent het geschil

4.1. De rechtbank heeft bij de bestreden uitspraak -voor zover thans van belang- het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar, die ziet op de boetebeschikking, vernietigd en de boetebeschikking verminderd.

Anders dan belanghebbende meent, brengt deze beslissing van de rechtbank niet met zich dat het beroep van belanghebbende tegen de navorderingsaanslag ook gegrond is. De uitspraak op bezwaar, die zowel op de navorderingsaanslag als op de boete ziet, wordt immers slechts vernietigd voor zover het de boete betreft. De uitspraak op bezwaar tegen de navorderingsaanslag, waarbij de navorderingsaanslag wordt gehandhaafd, blijft dan ook in stand. Aldus heeft de rechtbank tot uitdrukking gebracht dat belanghebbendes beroep tegen de navorderingsaanslag ongegrond is. Dit is ook in overeenstemming met de rechtsoverwegingen die de rechtbank in haar uitspraak aan de navorderingsaanslag heeft gewijd.

4.2. Ten aanzien van het vereiste van het nieuwe feit heeft de rechtbank geoordeeld dat de inspecteur beschikte over een navordering rechtvaardigend nieuw feit. Zij heeft daartoe overwogen -kort samengevat- dat belanghebbendes aangifte IB/PV voor het onderhavige jaar geen aanleiding gaf tot een traditionele beoordeling en dat uit aantekeningen, gemaakt over het verloop van de bezwaarprocedure tegen de aanslag vennootschapsbelasting 1999 van Beheer B.V., kan worden opgemaakt dat de inspecteur eerst in september 2003 -derhalve ná dagtekening van de definitieve aanslag IB/PV 2002 [toevoeging hof]- beschikte over stukken die konden leiden tot de conclusie dat de definitieve aanslag IB/PV voor het jaar 2002 te laag was vastgesteld. Het hof onderschrijft dit oordeel van de rechtbank en de gronden die de rechtbank daartoe in de rechtsoverwegingen 4.1 tot en met 4.3 heeft gebezigd en maakt dit oordeel en de daartoe gebezigde gronden tot de zijne. Daarbij merkt het hof op dat uit de in februari 2003 ontvangen gecorrigeerde aangifte vennootschapsbelasting 1999 weliswaar blijkt van correcties op de rekening-courantverhoudingen, maar dat daaruit niet zonder meer een uitdeling in het jaar 2002 kon worden gedestilleerd. Onjuist is belanghebbendes veronderstelling dat de inspecteur zich beroept op nieuwe feiten van ná augustus 2005.

4.3. Het hof voegt verder nog het volgende toe aan de overwegingen van de rechtbank. Uit het onder 2.22 vermelde blijkt dat er in 2003 geen sprake (meer) is van samenhang in de behandeling van de inkomstenbelastingaangiften en de vennootschapsbelastingaangiften. Daar komt nog bij dat de aanslagen vennootschapsbelasting waarnaar wordt verwezen op een ander jaar zien dan de onderhavige aangifte IB/PV. Gelet hierop, in samenhang met het onder 4.2 vermelde, kon van de inspecteur dan ook niet verwacht worden dat hij, in verband met de ontvangst van de (gecorrigeerde) aangiften vennootschapsbelasting 1999 en 2000 van Beheer B.V., de aanslagregeling IB/PV 2002 van belanghebbende opschortte. Ook daarom is geen sprake van een navordering verhinderend verzuim van de inspecteur.

4.4. Belanghebbende heeft gesteld dat de aantekeningen die de aanslagregelend ambtenaar heeft gemaakt over het verloop van de bezwaarprocedure (bijlage 14 bij het verweerschrift van de inspecteur in eerste aanleg) niet als bewijs mogen worden toegelaten en dat de aantekeningen onvolledig zijn. Het hof merkt hierover op dat het hof vrij is in de keuze van de bewijsmiddelen en dat er geen reden is te twijfelen aan de juistheid van de aantekeningen. De gestelde onvolledigheid van de aantekening acht het hof niet aannemelijk gemaakt gelet op hetgeen de inspecteur dienaangaande heeft opgemerkt onder grief 5, ad 2, in zijn conclusie van dupliek.

4.5. De inspecteur heeft aangevoerd dat hij de uitdeling van € 100.472,- (zie 2.17) heeft nagevorderd over het jaar 2002 omdat de beslissing om een volwaardige vordering op belanghebbende te wijzigen in een waardeloze vordering op D B.V. moet zijn genomen ná het opheffen van het faillissement van D B.V. in mei 2002 en vóór 31 december 2002. De inspecteur komt tot de begindatum van mei 2002 omdat uit het financieel eindverslag van de curator in het faillissement van D B.V. niet blijkt van een vordering op belanghebbende. De einddatum ontleent hij aan het feit dat op 30 december 2002 de standaard jaarstukken, behorend bij de aangifte vennootschapsbelasting 2000 van Beheer B.V., bij de belastingdienst zijn ingekomen (zie 2.19). Uit deze jaarstukken blijkt niet langer van een vordering van Beheer B.V. op belanghebbende.

Het hof heeft, gelijk de rechtbank in rechtsoverweging 4.10 heeft overwogen, geen reden de inspecteur niet te volgen in zijn keuze om over het jaar 2002 na te vorderen. Belanghebbende heeft hier niets steekhoudends tegen ingebracht. De ontvangst in 2003 van de onder 2.11 en 2.12 genoemde stukken, nopen niet tot het oordeel dat de uitdeling in 2003 of een ander jaar dan 2002 heeft plaatsgevonden.

4.6. Belanghebbende verwijt de inspecteur dat hij in de loop van de procedure de grondslag van de navordering heeft gewijzigd en dat dit tot vernietiging van de navorderingsaanslag moet leiden. Het hof kan belanghebbende hierin niet volgen. Van een wijziging van de grondslag is het hof niets gebleken. De inspecteur heeft de navorderingsaanslag gebaseerd op de omstandigheid dat Beheer B.V. een volwaardige vordering op belanghebbende heeft gewijzigd in een waardeloze vordering op D B.V., welke wijziging hij als uitdeling aanmerkt. Voor de grondslag is niet van belang aan welke stukken de inspecteur deze conclusie ontleent. Overigens is het hof van oordeel dat de inspecteur hiervoor steeds heeft verwezen naar de gecorrigeerde aangifte vennootschapsbelasting 1999 als bedoeld onder 2.11.

4.7. Aan de handelwijze van de inspecteur ten aanzien van de aanslagen vennootschapsbelasting ten name van Beheer B.V., kan belanghebbende naar het oordeel van het hof niet het vertrouwen ontlenen dat de inspecteur heeft ingestemd met de aangebrachte correcties in de rekening-courantstanden zoals vermeld onder 2.10. Het hof verwijst voor de onderbouwing van dit oordeel naar hetgeen de inspecteur heeft vermeld onder punt 1 van zijn pleitnota voor de zitting van 11 februari 2009. Op deze grond kan de bevoordeling van belanghebbende dan ook niet worden ontkend. Belanghebbende heeft -alhoewel daartoe ruimschoots in de gelegenheid gesteld- niet aannemelijk gemaakt dat de correctieboekingen in de gecorrigeerde aangifte vennootschapsbelasting 1999 terecht zijn aangebracht.

4.8. In rechtsoverweging 4.6 tot en met 4.8 heeft de rechtbank -kort samengevat-geoordeeld dat Beheer B.V. is verarmd doordat zij -in 2002 [toevoeging hof]- een volwaardige vordering op haar aandeelhouder heeft verruild voor een onvolwaardige vordering op een niet meer bestaande dochtervennootschap en dat belanghebbende hierdoor is verrijkt. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat Beheer B.V. en belanghebbende zich hiervan bewust moeten zijn geweest en dat -onder verwijzing naar HR 1 november 1989, nr. 25774, BNB 1990/64- de bevoordeling als een winstuitdeling kan worden aangemerkt. Het hof onderschrijft dit oordeel van de rechtbank en de gronden die de rechtbank daartoe heeft gebezigd en maakt dit oordeel en de daartoe gebezigde gronden tot de zijne.

4.9. De inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat de uitdeling € 100.472,- beloopt. Dit is het saldo van de onder 2.10 vermelde posten 'correctie 1997 verrekening eenmanszaak' en 'correctie 1997 saldo D'. Gelet op hetgeen de inspecteur heeft aangevoerd omtrent het bedrag van de uitdeling in onder andere de bijlagen 20 en 31 bij het verweerschrift van de inspecteur in eerste aanleg, acht het hof het bedrag van de uitdeling aannemelijk gemaakt. Hetgeen de belanghebbende hier tegenin brengt, kan niet tot een ander oordeel leiden. Het hof verwijst hiervoor naar voornoemde bijlage 31 en de omstandigheid dat belanghebbende uitgaat van veronderstellingen die niet (afdoende) met stukken worden onderbouwd. Dat belanghebbende door tijdverloop in een nadelige bewijspositie zou verkeren, kan hem niet baten omdat hij degene is die in 2003 met de correctieboekingen is gekomen. Alsdan mag verwacht worden dat hij op dat moment ook over de nodige stukken beschikt die deze correctieboekingen kunnen onderbouwen. De omstandigheid dat de navorderingsaanslag vervolgens eerst in 2005 is opgelegd, kan daarom niet ten voordele van belanghebbende strekken.

4.10. Voor zover belanghebbendes grieven betrekking hebben op andere beschikkingen dan de onderhavige navorderingsaanslag, kunnen zij in het onderhavige geding niet aan de orde komen. De voor bezwaar vatbare beschikkingen van 15 september 2003 (bijlage 8 bij het beroepschrift van belanghebbende in hoger beroep), 31 januari 2003 (bijlage 26 bij het beroepschrift van belanghebbende in hoger beroep), 8 november 2003 en 12 december 2006 (bijlagen 5 en 6 bij de conclusie van repliek), allen betrekking hebbende op Beheer B.V., zijn in onderhavige zaak geen onderwerp van geschil.

4.11. Wat betreft de boete is het hof van oordeel dat het aan belanghebbendes (voorwaardelijk) opzet is te wijten dat de definitieve aanslag IB/PV 2002 tot een te laag bedrag is vastgesteld. Belanghebbende was zich immers bewust van de bevoordeling, maar heeft deze niet in zijn aangifte vermeld. Het hof merkt daarbij op dat de inspecteur onweersproken heeft gesteld dat de correctieboekingen in de rekening-courantverhoudingen door belanghebbende zijn geïnitieerd. Van een pleitbaar standpunt is geen sprake. Een boete van 50 percent acht het hof onder deze omstandigheden passend en geboden. Er zijn geen feiten en omstandigheden aangevoerd die naar het oordeel van het hof tot een matiging van de boete zouden moeten leiden. Wel dient een vermindering wegens undue delay plaats te vinden voor de eerste aanleg (zie rechtsoverweging 4.17 van de uitspraak van de rechtbank). Omdat partijen zich kunnen vinden in de door de rechtbank toegepaste vermindering van 10 percent, zal het hof de rechtbank hierin volgen. In hoger beroep is geen sprake van overschrijding van de redelijke termijn.

4.12. Voor zover belanghebbende een bewijsaanbod heeft gedaan, passeert het hof dit aanbod omdat het te vaag is en het de te bewijzen feiten niet of onvoldoende concreet aanduidt.

4.13. Met de door de inspecteur overgelegde bijlage 5 bij het verweerschrift in hoger beroep is naar het oordeel van het hof afdoende gebleken van de bevoegdheid van de ambtenaren die in onderhavige zaak de relevante beschikkingen hebben genomen.

4.14. Vorenstaande betekent dat het hoger beroep van belanghebbende ongegrond dient te worden verklaard, zodat voor hoger beroep geen vergoeding van het griffierecht plaatsvindt. Het incidenteel hoger beroep van de inspecteur is gegrond.

5. Proceskosten

Het hof acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb nu van zodanige kosten niet is gebleken.

6. De beslissing

Het gerechtshof

verklaart het hoger beroep ongegrond;

verklaart het incidenteel hoger beroep gegrond;

vernietigt de uitspraak van de rechtbank;

verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond voor zover het de boetebeschikking betreft en ongegrond voor het overige;

vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover het de boetebeschikking betreft;

vermindert de boete tot op € 11.303,-;

gelast dat de Staat der Nederlanden aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 38,-.

Aldus vastgesteld door mr. G.M. van der Meer, voorzitter, mr. J. Huiskes en

mr.dr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. H. de Jong als griffier.

De beslissing is op 27 februari 2009 in het openbaar uitgesproken.

Afschrift aangetekend aan partijen verzonden op 4 maart 2009

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.