Gerechtshof Leeuwarden, 27-03-2009, BH9180, BK 9/08 Toeristenbelasting
Gerechtshof Leeuwarden, 27-03-2009, BH9180, BK 9/08 Toeristenbelasting
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 27 maart 2009
- Datum publicatie
- 1 april 2009
- ECLI
- ECLI:NL:GHLEE:2009:BH9180
- Zaaknummer
- BK 9/08 Toeristenbelasting
Inhoudsindicatie
Te dezen is in geschil het antwoord op de volgende vragen:
Is belanghebbende tijdig in bezwaar gekomen tegen de aanslag toeristenbelasting 2004 en is de aanslag tot een te hoog bedrag opgelegd?
Dient de aan belanghebbende opgelegde voorlopige aanslag toeristenbelasting 2005 te worden vernietigd en het daarbij geheven bedrag van € 472,14 te worden teruggegeven wegens het ontbreken van een definitieve aanslag toeristenbelasting 2005?
Uitspraak
GERECHTSHOF LEEUWARDEN
kenmerk: 08/00009
uitspraakdatum: 27 maart 2009
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
mevrouw X te Z, belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak nummer AWB 07/640 van de rechtbank Leeuwarden (: de rechtbank) van 4 december 2007, in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Ameland, de heffingsambtenaar.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Met dagtekening 30 juni 2005 is aan belanghebbende een aanslag toeristenbelasting (nummer 00000) voor het jaar 2004 opgelegd van € 187,05. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de ambtenaar bij uitspraak van 20 december 2005 belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar.
1.2. Met dagtekening 15 april 2005 is aan belanghebbende een voorlopige aanslag toeristenbelasting (nummer 000001) voor het jaar 2005 opgelegd van € 472,14. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de ambtenaar bij uitspraak van 21 december 2005 belanghebbendes bezwaar ongegrond verklaard.
1.3. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken, die op 2 maart 2007 opnieuw zijn verzonden omdat belanghebbende ze nimmer heeft ontvangen, bij afzonderlijke geschriften, welke beiden bij de rechtbank zijn ingekomen op 12 maart 2007, tijdig beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft bij de bestreden uitspraak van 4 december 2007 beide beroepen ongegrond verklaard. Aldaar is geprocedeerd zoals weergegeven in voormelde uitspraak van de rechtbank.
1.4. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij beroepschrift (met bijlagen) van 10 januari 2008, bij het hof op diezelfde datum ingekomen. Van de ambtenaar heeft het hof op 12 maart 2008 een verweerschrift ontvangen.
1.5. Ter zitting van 26 januari 2009 heeft het hof het hoger beroep behandeld. Daarbij zijn verschenen A, gemachtigde van belanghebbende, alsmede de heffingsambtenaar, B. Voorafgaand aan de zitting heeft de heffingsambtenaar
op verzoek van het hof een afschrift van de managementovereenkomst en een afschrift van het aanslagbiljet toeristenbelasting 2004 aan het hof gezonden.
1.6. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende vast.
2.1. Belanghebbende is sedert 7 juli 2004 eigenaar van appartement nummer 1, hetwelk deel uitmaakt van complex “C”, gelegen aan de a-weg te L.
2.2. Aan belanghebbende is voor het jaar 2004 met dagtekening 30 juni 2005 een definitieve aanslag toeristenbelasting opgelegd tot een bedrag van € 187,05.
2.3. Aan belanghebbende is voor het jaar 2005 met dagtekening 15 april 2005 een voorlopige aanslag toeristenbelasting opgelegd tot een bedrag van € 472,14.
2.4. De ambtenaar is niet in staat een kopie van de definitieve aanslag toeristenbelasting 2005 te overleggen. In zijn brief met dagtekening 14 januari 2009 staat:
“Naar aanleiding van een telefonisch verzoek, stuur ik u hierbij een afschrift van de definitieve aanslag toeristenbelasting 2004. Een afschrift van de definitieve aanslag over 2005 ontbreekt helaas bij onze gegevens; dit heeft er onder meer mee te maken dat wij in 2006 zijn overgegaan op een nieuw belastingpakket.
Hoogachtend,
B
Hoofd afdeling Middelen”.
2.5. Ter zitting heeft de ambtenaar verklaard evenmin in staat te zijn andere stukken te overleggen waaruit blijkt dat aan belanghebbende een definitieve aanslag toeristenbelasting 2005 is opgelegd.
3. Het geschil
3.1. Te dezen is in geschil het antwoord op de volgende vragen:
1. Is belanghebbende tijdig in bezwaar gekomen tegen de aanslag toeristenbelasting 2004 en is de aanslag tot een te hoog bedrag opgelegd?
2. Dient de aan belanghebbende opgelegde voorlopige aanslag toeristenbelasting 2005 te worden vernietigd en het daarbij geheven bedrag van € 472,14 te worden teruggegeven wegens het ontbreken van een definitieve aanslag toeristenbelasting 2005?
3.2. Belanghebbende heeft ter zitting aangegeven zich in de aanslag toeristenbelasting 2004 te kunnen vinden en deze niet langer te bestrijden. Met betrekking tot de voorlopige aanslag toeristenbelasting 2005 neemt belanghebbende nader het standpunt in dat geen definitieve aanslag is ontvangen en dat de voorlopige aanslag toeristenbelasting 2005 dient te worden vernietigd indien de ambtenaar niet in de op hem rustende bewijslast slaagt dat aan belanghebbende een definitieve aanslag toeristenbelasting 2005 is opgelegd.
3.3. De ambtenaar beantwoordt de eerste vraag ontkennend. De aanslag toeristenbelasting 2004 is opgelegd met dagtekening 30 juni 2005. Belanghebbende is per fax op 13 augustus 2005 tegen deze aanslag in bezwaar gekomen, hetgeen buiten de in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) gestelde termijn is. Belanghebbende heeft overigens in hoger beroep geen grieven aangevoerd tegen de niet-ontvankelijkheid van zijn bezwaar. Het bezwaar is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Met betrekking tot het antwoord op de tweede vraag heeft de ambtenaar aangevoerd dat hij niet aannemelijk kan maken dat aan belanghebbende een definitieve aanslag toeristenbelasting 2005 is opgelegd.
3.4. Voor een uitgebreidere weergave van de standpunten van partijen verwijst het hof naar de gedingstukken.
4. De overwegingen omtrent het geschil
Toeristenbelasting 2004
4.1. Ingevolge het bepaalde in artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) en de artikelen 6:7 en 6:8 Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken na de dag waarop de aanslag is bekendgemaakt. De aanslag is op 30 juni 2005 aan belanghebbende toegezonden, zodat vorenbedoelde termijn eindigt op 11 augustus 2005.
4.2. Op 13 augustus 2005 heeft belanghebbende haar bezwaar tegen voornoemde aanslag naar de gemeente Ameland gefaxt, derhalve buiten de in 4.1 genoemde termijn. Belanghebbende heeft in beroep bij de rechtbank noch in hoger beroep grieven aangevoerd tegen de niet-ontvankelijkheid. Verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding in de zin van artikel 6:11 Awb is gesteld noch gebleken. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard zodat het hof met de rechtbank van oordeel is dat het beroep in zoverre ongegrond is.
Toeristenbelasting 2005
4.3. Ingevolge artikel 3:40 Awb treedt een besluit niet in werking voordat het is bekend gemaakt.
4.4. Ingevolge artikel 3:41, lid 1 Awb geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
4.5. Belanghebbende betwist dat aan haar een aanslag toeristenbelasting 2005, zijnde een besluit in voormelde zin, is opgelegd. Op de heffingsambtenaar rust, als degene die de aanslag vaststelt en verzendt, in beginsel de bewijslast van de vaststelling en de toezending.
4.6. Het Hof acht de heffingsambtenaar niet in het bewijs geslaagd dat hij een definitieve aanslag toeristenbelasting 2005 heeft vastgesteld en het aanslagbiljet toeristenbelasting 2005 aan belanghebbende heeft toegezonden. De heffingsambtenaar heeft ter zake van de vaststelling en verzending geen enkel stuk in het geding gebracht. Van een bestuursorgaan mag verwacht worden dat het aan de hand van computeruitdraaien, schermprintjes of een ander bewijsmiddel aannemelijk kan maken dat de aanslag is vastgesteld en dat het een aanslagbiljet naar een bepaalde belastingplichtige heeft verstuurd. De heffingsambtenaar heeft daarentegen zowel schriftelijk (zie 2.4) als mondeling ter zitting verklaard geen kopie van de aanslag te kunnen overleggen en evenmin enig ander stuk waaruit aannemelijk wordt dat aan belanghebbende een aanslag toeristenbelasting 2005 is opgelegd en toegezonden. De door de heffingsambtenaar hiervoor als reden opgegeven overgang op een ander belastingpakket komt, wat hier ook van zij, naar het oordeel van het hof voor rekening en risico van de heffingsambtenaar.
4.7. Nu niet aannemelijk geworden is dat aan belanghebbende een aanslag toeristenbelasting 2005 is opgelegd en toegezonden, en de termijn om een dergelijke aanslag op te leggen, gelet op het bepaalde in art. 11, lid 4, AWR inmiddels is verstreken, brengen de artikelen 13 en 15 AWR, in onderlinge samenhang bezien, mee dat de voorlopige aanslag toeristenbelasting 2005 dient te worden vernietigd en het op deze aanslag betaalde bedrag van € 472,14 op de rekening van belanghebbende dient te worden teruggestort.
4.8. Gelet op al het vorenstaande dient het hoger beroep gegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
Het hof acht termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 Awb. Het hof stelt de proceskosten overeenkomstig de Bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht in hoger beroep vast op € 644,- ter zake van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting). Van proceskosten in de beroepsfase bij de rechtbank is niet gebleken.
6. De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart het hoger beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de toeristenbelasting 2005;
vernietigt de uitspraak op het bezwaar tegen de voorlopige aanslag toeristenbelasting 2005;
vernietigt de voorlopige aanslag toeristenbelasting 2005 en gelast dat het op deze voorlopige aanslag betaalde bedrag van € 472,14 aan belanghebbende wordt terugbetaald;
verstaat dat de gemeente Ameland het door belanghebbende betaalde griffierecht van in totaal € 145,- aan haar vergoedt;
veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrag van € 644,- en wijst de gemeente Ameland aan om die kosten te dragen.
Aldus vastgesteld door mr.dr. D.V.E.M. van der Wiel - Rammeloo, voorzitter, mrs. G.M. van der Meer en F.J.W. Drion, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. H. de Jong als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2009.
Afschrift aangetekend aan partijen verzonden op 1 april 2009
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.