Home

Gerechtshof Leeuwarden, 04-05-2009, BI2899, 24-002706-08

Gerechtshof Leeuwarden, 04-05-2009, BI2899, 24-002706-08

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Datum uitspraak
4 mei 2009
Datum publicatie
4 mei 2009
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHLEE:2009:BI2899
Formele relaties
Zaaknummer
24-002706-08

Inhoudsindicatie

Het hoger beroep wordt ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde beperkt opgevat, op grond van artikel 404 lid 2 sub a van het Wetboek van Strafvordering.

Minderjarige verdachte is opzettelijk behulpzaam geweest bij de bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, door zijn mes te verschaffen. Het verweer van de raadsvrouw omtrent het ontbreken van opzet wordt verworpen. Verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002706-08

Parketnummer eerste aanleg: 18-640681-08

Arrest van 4 mei 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Groningen van 27 oktober 2008 in de strafzaak tegen:

[verdachte],

geboren op [1990] te [geboorteplaats],

wonende te [woonplaats], [adres],

verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.M. Crouwel, advocaat te Groningen.

Het vonnis waarvan beroep

De kinderrechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en wegens een overtreding schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel, zoals in dat vonnis omschreven.

Gebruik van het rechtsmiddel

De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.

Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Voor zover het hoger beroep is gericht tegen het onder 2 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen. De kinderrechter heeft, ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde overtreding, artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toegepast, hetgeen met zich brengt dat op grond van artikel 404, lid 2 sub a van het Wetboek van Strafvordering hoger beroep is uitgesloten. Het hof zal het hoger beroep aldus beperkt opvatten, in die zin dat verdachte in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

De vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van feit 1 zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie.

De beslissing op het hoger beroep

Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is - voor zover in hoger beroep van belang - ten laste gelegd dat:

1.

[medeverdachte] op of omstreeks 6 juni 2008 te [plaats], [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft [medeverdachte] opzettelijk dreigend met een (opengeklapt) mes één of meer stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [slachtoffer], waarbij verdachte op of omstreeks 6 juni 2008 te [plaats], opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft verdachte aan die [medeverdachte] zijn (verdachtes) mes ter beschikking gesteld.

Bewijsoverweging

De raadvrouw heeft ter zitting van het hof aangevoerd, dat verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijke vorm, heeft gehad op de bedreiging van [slachtoffer].

Het hof overweegt als volgt.

Verdachte heeft middels de provocerende opmerking 'dat pik je toch niet', [medeverdachte] geattendeerd op het feit dat hij door [slachtoffer] werd uitgemaakt voor dief van een zogenaamde weedverkruimelaar. Naar aanleiding van deze attendering is een woordenwisseling ontstaan tussen [medeverdachte] en [slachtoffer].

Verdachte heeft, door onder deze omstandigheden een mes te verschaffen aan [medeverdachte], willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [medeverdachte] die [slachtoffer] zou gaan bedreigen met het mes.

Het hof is van oordeel dat verdachte opzet had op zowel de behulpzaamheid, als op de bedreiging.

Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht het onder 1 ten laste gelegde feit bewezen, met dien verstande, dat:

1.

[medeverdachte] op 6 juni 2008 te [plaats], [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft [medeverdachte] opzettelijk dreigend met een opengeklapt mes stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [slachtoffer], waarbij verdachte op 6 juni 2008 te [plaats], opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft verdachte aan die [medeverdachte] zijn mes ter beschikking gesteld.

Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.

Kwalificatie

Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

medeplichtigheid aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid

Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.

Strafmotivering

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

Verdachte heeft op 6 juni 2008 zijn mes ter beschikking gesteld aan [medeverdachte], terwijl hij wist dat er onenigheid was ontstaan tussen [medeverdachte] en [slachtoffer]. [slachtoffer] immers had [medeverdachte] kort daarvoor bestempeld als dief. Door zo te handelen is verdachte opzettelijk behulpzaam geweest bij de gevolgde bedreiging van [slachtoffer] met een mes.

Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 23 januari 2009 blijkt, dat verdachte niet eerder is veroordeeld.

Gelet op het voorgaande acht het hof de in eerste aanleg opgelegde en de door de advocaat-generaal gevorderde werkstraf passend. Het hof zal die straf aan verdachte opleggen.

Toepassing van wetsartikelen

Het hof heeft gelet op de artikelen 48, 77a, 77 gg, 77m, 77n en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

De uitspraak

HET HOF,

RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:

vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:

verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;

verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;

veroordeelt verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, dat wil zeggen: het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van twintig uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door tien dagen jeugddetentie.

Dit arrest is aldus gewezen door mr. P.J.M. van den Bergh, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. W. Foppen, in tegenwoordigheid van A.L.H Wilkens als griffier, zijnde

mr. Foppen voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.