Gerechtshof Leeuwarden, 29-01-2010, BL1777, BK 33/09 Inkomstenbelasting
Gerechtshof Leeuwarden, 29-01-2010, BL1777, BK 33/09 Inkomstenbelasting
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 29 januari 2010
- Datum publicatie
- 3 februari 2010
- ECLI
- ECLI:NL:GHLEE:2010:BL1777
- Zaaknummer
- BK 33/09 Inkomstenbelasting
Inhoudsindicatie
In geschil is het antwoord op de vraag of de opbrengsten uit kamerverhuur tot het belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) of tot het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3) behoren. De inspecteur opteert voor box 1 en belanghebbende voor box 3.
Uitspraak
GERECHTSHOF LEEUWARDEN
kenmerk: 09/00033
uitspraakdatum: 29 januari 2010
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Leeuwarden,
de inspecteur
tegen de uitspraak in de zaak met nummer AWB 07/776 van de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) van 12 maart 2009, in het geding tussen
de heer X,
belanghebbende
en
de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Met dagtekening 29 september 2005 heeft de inspecteur aan belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor het jaar 2001 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 58.691 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.084 (hierna: de aanslag). Gelijktijdig met het opleggen van de aanslag is aan belanghebbende een verzuimboete opgelegd van € 567 en is een bedrag aan heffingsrente berekend van € 2.812.
1.2. Het tegen de aanslag, boete en heffingsrente ingediende bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak van 15 februari 2007 niet-ontvankelijk verklaard.
1.3. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft bij de bestreden uitspraak van 12 maart 2009, verzonden op 13 maart 2009, het tegen de aanslag gerichte beroep gegrond verklaard. De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd en de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.933 en een inkomen uit sparen en beleggen van € 18.319. Verder heeft de rechtbank een proceskostenveroordeling uitgesproken en teruggaaf van het griffierecht gelast. Aldaar is geprocedeerd zoals weergegeven in voormelde uitspraak van de rechtbank.
1.4. Tegen deze uitspraak heeft de inspecteur hoger beroep ingesteld. Het pro forma beroepschrift (met bijlage) is op 14 april 2009 bij het hof ingekomen. Op 21 augustus 2009 heeft het hof de gronden van het beroep (met bijlagen) ontvangen. Belanghebbende heeft op 6 november 2009 een verweerschrift en een machtiging ingediend.
1.5. Ter zitting van 12 januari 2010 heeft het hof het hoger beroep behandeld. Op de zitting zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigde drs. A en, namens de inspecteur, mr. B, bijgestaan door de heer C. Ter zitting heeft de inspecteur de door hem voorgedragen pleitnota overgelegd.
1.6. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. Feiten
2.1. Voor de feiten verwijst het hof naar hetgeen onder 2.1 tot en met 2.11 staat vermeld in de uitspraak van de rechtbank. Daarover bestaat tussen partijen geen geschil, zodat het hof daarvan zal uitgaan. In die uitspraak zijn de feiten als volgt weergegeven (waarbij het hof opmerkt dat de rechtbank belanghebbende 'eiser' noemt en de inspecteur 'verweerder').
"2.1 Eiser bezit in het onderhavige jaar onder andere een vijftal onroerende zaken in L. Deze onroerende zaken zijn eengezinswoningen die zijn onderverdeeld in
27 kamers, welke eiser verhuurt aan studenten.
2.2 De adressen, het jaar van aanschaf en de huuropbrengsten in 2001 van de woningen zijn als volgt:
Jaar van aanschaf Aankoopprijs Totale huur per jaar
a-straat 2 1996 € 71.470 € 10.307
b-straat 57 1997 € 55.361 € 8.418
c-straat 25 1997 € 65.798 € 11.164 d-weg 114 1997 € 71.470 € 12.722
e-weg 30 1998 € 71.924 € 12.395 hof: 12.359
Totale huur € 54.970
2.3 Ten behoeve van de kamerverhuur heeft eiser een vergunning bij de gemeente Leeuwarden aangevraagd. Deze vergunning is door de gemeente Leeuwarden verleend en is drie jaar geldig. Na ommekomst van die periode van drie jaar wordt deze vergunning na betaling van de leges stilzwijgend verlengd.
2.4 De studenten huren gemiddeld voor een periode van drie jaren een kamer. Jaarlijks zijn er circa tien huurders die de huur van hun kamer opzeggen. Eiser houdt zich niet bezig met het actief werven van huurders. In de meeste gevallen dragen bestaande huurders nieuwe huurders aan. Incidenteel is er een advertentie geplaatst in de Leeuwarder Courant en is, op telefonisch verzoek van en door D, een advertentie geplaatst op het internet.
2.5 Indien een aspirant huurder zich aanmeldt, wordt deze meestal door de huidige bewoner rondgeleid. Als hij de kamer accepteert, wordt een huurcontract opgesteld, op basis van een gestandaardiseerd model, waarbij enkel de naam-, adres- en woonplaatsgegevens worden ingevuld. Het contract wordt door eiser ondertekend en per post naar de huurder verzonden, die door middel van een retourenveloppe een getekend exemplaar terugstuurt.
2.6 Bij de huurovereenkomst ontvangt de nieuwe huurder een opnamerapport van de desbetreffende kamer die bij aanvaarding van de kamer meteen, tezamen met de huurovereenkomst, ingevuld en getekend geretourneerd dient te worden. Eventuele gebreken worden door de vorige huurder in orde gemaakt of door de nieuwe huurder met een compensatie in de huurprijs.
2.7 Na beëindiging van de huurovereenkomst dient de kamer in dezelfde staat te worden opgeleverd als bij aanvang van de huur.
2.8 De huursom per kamer is vastgesteld op basis van een vast puntensysteem dat is gebaseerd op de "Handleiding behorende bij het waarderingsstelsel voor onzelfstandige woonruimte" uitgegeven door de Huurcommissie. Jaarlijks wordt de huur op basis van CBS-cijfers geïndexeerd.
2.9 In de huursom zit een opslag voor gas, water en elektriciteit en overige vaste lasten zoals de waterschapslasten, de verontreinigingheffing en de onroerende zaakbelasting. De contracten met de nutsbedrijven staan op naam van eiser. Jaarlijks vindt aan het einde van het jaar een verrekening van de bedoelde kosten plaats met de huurders.
2.10 Het normale kleine onderhoud wordt door huurders zelf gedaan. Ook lopen er met betrekking tot de verwarmingsinsinstallaties afspraken met de Gaswacht en bij glasbreuk met E. De huurders maken met de hiervoor genoemde bedrijven zelf afspraken. De nota's worden aan eiser verstuurd die deze vervolgens betaalt. Voor de brandbeveilliging/brandblussers loopt een contract bij F. Het jaarlijks controleren van de blussers en dergelijke wordt volledig door dit bedrijf geregeld.
2.11 Eiser bezoekt de woningen ongeveer één keer per jaar."
In aanvulling daarop stelt het hof op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting nog de volgende feiten vast.
2.12 De onder 2.1 vermelde woningen zijn gefinancierd met vreemd vermogen. De kamers worden gestoffeerd verhuurd. Belanghebbende verzorgt zelf de verhuuradministratie Bij huurachterstand wordt een incassobureau ingeschakeld. Belanghebbende heeft incidenteel materialen beschikbaar gesteld voor het door de huurders te verrichten normale onderhoud. Klachten kunnen worden ingediend bij belanghebbende. Wanneer dit resulteert in het inhuren van bijvoorbeeld schoonmakers, worden de kosten daarvan doorberekend aan de huurders. Gemiddeld genomen bezoekt belanghebbende de woningen eenmaal per jaar. Bij nieuwe huurders kan het voorkomen dat belanghebbende de woningen vaker bezoekt.
3. Het geschil
3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of de opbrengsten uit kamerverhuur tot het belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) of tot het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3) behoren. De inspecteur opteert voor box 1 en belanghebbende voor box 3.
Daarnaast is de hoogte van de proceskostenveroordeling in geschil. Belanghebbende verzoekt om vergoeding van de werkelijke kosten.
3.2. Ter zitting van het hof heeft belanghebbende desgevraagd uitdrukkelijk meegedeeld dat de verzuimboete niet in geschil is en dus, gelijk de rechtbank impliciet heeft gedaan, gehandhaafd kan blijven. De inspecteur heeft desgevraagd te kennen gegeven dat hij zijn stelling dat sprake is van omkering van de bewijslast laat varen, hetgeen het hof juist voorkomt nu uit de brief van de inspecteur van 28 juni 2006 blijkt dat hij voldoende informatie had verkregen om zijn standpunt ten aanzien van het geschil te kunnen bepalen. Niet in geschil is dat het bezwaar van belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Tegen de heffingsrente zijn geen afzonderlijke grieven ingebracht.
Partijen verzoeken het hof zelf in de zaak te voorzien en de zaak niet terug te wijzen.
3.3. Voor een meer uitvoerige motivering van de standpunten van de partijen verwijst het hof naar de gedingstukken en hetgeen ter zitting van de rechtbank en het hof is aangevoerd.
4. De overwegingen omtrent het geschil
4.1. Indien de inspecteur, zoals in onderhavige zaak, de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar ten onrechte heeft uitgesproken en de belastingrechter die uitspraak vernietigt, zal de inspecteur in de regel opnieuw op het bezwaar moeten te beslissen. Nu partijen echter aandringen op een inhoudelijke beoordeling van het geschil door de rechter en het hof een hernieuwde behandeling door inspecteur en rechtbank niet nodig acht, zal het hof - gelijk ook de rechtbank heeft gedaan - zelf in de zaak voorzien.
4.2. De rechtbank heeft in haar uitspraak - kort samengevat en onder verwijzing naar de door haar vastgestelde feiten - overwogen dat het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond is omdat zijn werkzaamheden in het kader van de kamerverhuur normaal actief vermogensbeheer niet te boven gaan. Het hof onderschrijft dit oordeel van de rechtbank en neemt de daartoe in de uitspraak van de rechtbank onder 4.1 tot en met 4.5 gebezigde gronden over en maakt die tot de zijne. Daaraan voegt het hof nog het volgende toe.
4.3. De nadere rangschikking van de feiten die de inspecteur in zijn beroepschrift in hoger beroep heeft gegeven en die heeft geleid tot de onder 2.12 vermelde aanvullende feiten, leidt niet tot een andere conclusie. Relevant is of de door belanghebbende verrichte arbeid ten doel heeft voordelen uit kamerverhuur te behalen, welke het bij normaal actief vermogensbeheer opkomende rendement te boven gaat. Naar de rechtbank met juistheid heeft geoordeeld is daarvan in onderhavige situatie geen sprake. Het hof acht niet aannemelijk dat de aard en omvang van de werkzaamheden die belanghebbende zelf verricht en die in tijdsbeslag beperkt zijn, normaal actief vermogensbeheer te boven gaan. De met betrekking tot één huurder gebleken problemen, zijn niet exemplarisch voor alle huurders. De gedachte dat slechts van normaal actief vermogensbeheer sprake kan zijn wanneer belanghebbende nagenoeg alle werkzaamheden uitbesteedt aan bijvoorbeeld een makelaarskantoor, acht het hof onjuist.
4.4. Het hoger beroep van de inspecteur is ongegrond. Het hof zal de uitspraak van de rechtbank bevestigen. Van de inspecteur zal overeenkomstig het bepaalde in artikel 27l, lid 3, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen een griffierecht worden geheven.
5. Proceskosten
Het hof acht termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het bedrag van de kosten stelt het hof op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 644.
Voor een toekenning van een proceskostenvergoeding in afwijking van de forfaitaire bedragen van het Besluit is naar het oordeel van het hof geen plaats omdat de inspecteur niet het verwijt kan worden gemaakt dat hij een uitspraak heeft gedaan en gehandhaafd, terwijl op dat moment duidelijk was dat die uitspraak in een daartegen ingestelde procedure geen stand zou houden. Tegenover de gemotiveerde ontkenning van de inspecteur heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat onderhavige zaak een proefprocedure betreft.
6. De beslissing
Het gerechtshof
bevestigt de uitspraak van de rechtbank; en
veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 644.
Aldus vastgesteld door mr. G.M. van der Meer, voorzitter, mr. J. Huiskes en mr. F.J.W. Drion, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. K. de Jong-Braaksma als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2010.
Afschrift aangetekend aan partijen verzonden op 3 februari 2010
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.