Home

Gerechtshof Leeuwarden, 18-06-2010, BM8758, BK 175/09 Parkeerbelasting

Gerechtshof Leeuwarden, 18-06-2010, BM8758, BK 175/09 Parkeerbelasting

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Datum uitspraak
18 juni 2010
Datum publicatie
23 juni 2010
ECLI
ECLI:NL:GHLEE:2010:BM8758
Zaaknummer
BK 175/09 Parkeerbelasting

Inhoudsindicatie

In geschil is het antwoord op de vraag of aan belanghebbende terecht de onderhavige naheffingsaanslag is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt de vraag ontkennend en de heffingsambtenaar bevestigend.

Uitspraak

GERECHTSHOF LEEUWARDEN

kenmerk: 175/09

uitspraakdatum: 18 juni 2010

uitspraak van de tweede enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

mevrouw X, wonende te Z

belanghebbende

tegen de uitspraak in de zaak met nummer AWB 09/407 van de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) van 29 oktober 2009, in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Harlingen,

de heffingsambtenaar.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 Aan belanghebbende is op 13 november 2008 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd (belasting € 1 en kosten € 49) ter zake van het parkeren van een auto met kenteken 00-YY-ZZ aan de a-straat te L. Het tegen deze naheffingsaanslag ingediende bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak van 9 januari 2009 ongegrond verklaard.

1.2 Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft bij de bestreden uitspraak van 29 oktober 2009, verzonden op 30 oktober 2009, het beroep ongegrond verklaard. Aldaar is geprocedeerd zoals weergegeven in voormelde uitspraak van de rechtbank.

1.3 Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld. Het beroepschrift (met bijlagen) is op 11 december 2009 bij het hof ingekomen. De heffingsambtenaar heeft op 19 januari 2010 een verweerschrift (met bijlage) ingediend.

1.4 Ter zitting van 11 mei 2010 heeft het hof het hoger beroep behandeld. Voorafgaande aan de mondelinge behandeling heeft belanghebbende op 7 mei 2010 een nader stuk ingestuurd. Op de zitting is belanghebbende verschenen, alsmede namens de heffingsambtenaar de heer A. De heffingsambtenaar heeft ter zitting een afschrift van het hiervoor vermelde stuk van belanghebbende gekregen.

1.5. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door één van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende vast.

2.1 Belanghebbende was op 13 november 2008 houder van een auto van het merk Ford, kenteken 00-YY-ZZ. De kleur van deze auto is groen.

2.2 De parkeercontroleur B van de gemeente Harlingen heeft op 13 november 2008 om 20.29 aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd (parkeerbelasting € 1 en kosten € 49). Deze naheffingsaanslag vindt haar oorzaak in het parkeren op voormeld tijdstip en dag van een auto van het merk Ford met kenteken 00-YY-ZZ aan de a-straat te L zonder daarvoor parkeerbelasting te hebben voldaan. Op de naheffingsaanslag is de kleur van de auto en het type auto niet vermeld.

3. Geschil

3.1 In geschil is het antwoord op de vraag of aan belanghebbende terecht de onderhavige naheffingsaanslag is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt de vraag ontkennend en de heffingsambtenaar bevestigend.

3.2 Belanghebbende ontkent ten stelligste dat haar auto op 13 november 2008 om 20.29 in L geparkeerd stond. Naast haar echtgenoot is er niemand die haar toestemming heeft haar auto te gebruiken. Zij geeft aan zelf op die dag in Wenen te hebben verbleven tezamen met haar oudste dochter. Zij heeft hiervoor kopieën van reserveringen van vliegtickets overgelegd.

Haar echtgenoot verbleef ten tijde van de naheffingsaanslag in Franeker. Ter onderbouwing van die stelling heeft zij kopieën van toegangsbewijzen voor de Koornbeurs te Franeker overgelegd. Deze boden toegang tot een voorstelling van Tap Kids op 13 november 2008, aanvang 20.15. Een andere dochter van belanghebbende heeft samen met een dochter van de heer C daarvan gebruik gemaakt. In hoger beroep heeft belanghebbende een schriftelijke verklaring d.d. 30 april 2010 overgelegd van de heer C voornoemd. De heer C geeft daarin aan dat hij samen met de heer D (de echtgenoot van belanghebbende) de kinderen naar de voorstelling heeft gebracht, waarbij zij gebruik hebben gemaakt van de onder 2.1 vermelde auto. Zij hebben ergens in Franeker gewacht tot het einde van de voorstelling, waarna zij samen met de kinderen huiswaarts zijn gekeerd naar Z.

Ten slotte heeft belanghebbende in hoger beroep een afschrift van een proces-verbaal van aangifte van vals kenteken/kentekenplaten overgelegd. Deze aangifte is gedaan op 11 december 2009 en betreft het kenteken 00-YY-ZZ.

3.3 De heffingambtenaar houdt vast aan zijn standpunt dat de naheffingaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd.

3.4 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken.

4. Overwegingen omtrent het geschil

4.1 De rechtbank heeft geoordeeld dat - bij gemotiveerde betwisting door belanghebbende - op de heffingsambtenaar de last rust aannemelijk te maken dat de auto van belanghebbende op 13 november 2008 om 20.29 uur aan de a-straat te L geparkeerd stond. Naar het oordeel van het hof is dit oordeel juist.

Echter, in tegenstelling tot de rechtbank acht het hof de heffingsambtenaar niet geslaagd in die bewijslast. Het hof neemt daarin mee dat belanghebbende altijd ten stelligste is blijven ontkennen dat haar auto op voormeld tijdstip op voornoemde plek heeft kunnen staan. Zij heeft ten bewijze van die stelling diverse stukken (zie 3.2) overgelegd. Dat de verklaring van de heer C en de aangifte van vals kenteken/kentekenplaten ten tijde van het hoger beroep zijn opgemaakt, doet daaraan - zeker gelet op de andere overgelegde stukken - niet af. Tegenover de door belanghebbende overgelegde stukken is de enkele stelling van de heffingsambtenaar dat het merk en het kenteken van de auto duidelijk staan vermeld op de naheffingsaanslag volstrekt onvoldoende. Bovendien draagt het nalaten van de vermelding van kleur en type auto op de naheffingsaanslag niet bij aan de bewijspositie van de heffingsambtenaar.

4.2 Het vorenoverwogene leidt ertoe dat belanghebbendes hoger beroep gegrond is. Het hof zal de uitspraak van de rechtbank vernietigen.

5. Proceskosten

Het hof acht termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht berekent het hof deze kosten op € 9 ter zake van de reiskosten voor het bijwonen van de mondelinge behandeling door de rechtbank en door het hof.

6. Beslissing

Het gerechtshof

vernietigt de uitspraak van de rechtbank;

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt de uitspraak op bezwaar;

vernietigt de onderhavige naheffingsaanslag;

veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 9; en

gelast dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep en hoger beroep verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van in totaal € 149.

Aldus vastgesteld door mr. G.M. van der Meer, voorzitter en raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. K. de Jong-Braaksma als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2010.

Afschrift aangetekend aan partijen verzonden op 23 juni 2010

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.