Gerechtshof Leeuwarden, 08-11-2010, BO6388, WAHV 200.058.604
Gerechtshof Leeuwarden, 08-11-2010, BO6388, WAHV 200.058.604
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 8 november 2010
- Datum publicatie
- 2 februari 2011
- ECLI
- ECLI:NL:GHLEE:2010:BO6388
- Zaaknummer
- WAHV 200.058.604
- Relevante informatie
- Besluit proceskosten bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2023] art. 1, Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften [Tekst geldig vanaf 01-03-2023] art. 13a, Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften [Tekst geldig vanaf 01-03-2023] art. 14, Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften [Tekst geldig vanaf 01-03-2023] art. 20d
Inhoudsindicatie
Geschil in hoger beroep beperkt tot proceskostenvergoeding. Geen aanleiding wegingsfactor 1,0 of 0,75 toe te passen. Beslissing kantonrechter vernietigd voor zover deze betrekking heeft op proceskosten.
Uitspraak
WAHV 200.058.604/02
8 november 2010
CJIB 131176140
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Utrecht
van 11 februari 2010
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats],
voor wie als gemachtigde optreedt mr. C.M.J.E.P. Meerts, kantoorhoudende te Beegden.
De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie in het arrondissement Utrecht genomen beslissing ongegrond verklaard. Voorts heeft de kantonrechter de officier van justitie veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 161,-. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
Bij brief van 18 mei 2010 heeft de advocaat-generaal het hof bericht, dat is besloten om de inleidende beschikking van 22 juni 2009, waarbij aan de betrokkene een administratieve sanctie is opgelegd, in te trekken en dat de betrokkene hiervan in kennis is gesteld.
Bij brief van 19 mei 2010 heeft het hof de gemachtigde van de betrokkene verzocht aan het hof mede te delen of het hoger beroep wordt gehandhaafd alsmede of de betrokkene aanspraak wenst te maken op vergoeding van proceskosten.
Bij brief van 20 mei 2010 heeft de gemachtigde van de betrokkene het hof verzocht de advocaat-generaal te veroordelen in de proceskosten. Verder heeft hij laten weten dat hij het hoger beroep voor het overige intrekt.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld op het verzoek om een kostenvergoeding te reageren. Bij brief van 9 juni 2010 is van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
De gemachtigde van de betrokkene is in de gelegenheid gesteld om een nadere toelichting op het kostenverzoek in te dienen. Bij brief van 13 juni 2010 is van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld om op voormelde brief van de gemachtigde van de betrokkene te reageren, maar heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
Beoordeling
1. Uit de stukken blijkt het volgende.
Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking d.d. 22 juni 2009 een administratieve sanctie van € 258,- opgelegd ter zake van ''overschrijding maximum snelheid op autosnelwegen, met 38 km/h''', welke gedraging zou zijn verricht op 10 mei 2009. De gemachtigde van de betrokkene heeft administratief beroep ingesteld bij de officier van justitie. Bij besluit van
7 september 2009 heeft de officier van justitie het beroep ongegrond verklaard.
De gemachtigde heeft bij beroepschrift van 9 september 2009 tegen de beslissing van de officier van justitie beroep bij de kantonrechter ingesteld. De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard. Tevens heeft de kantonrechter in de onderhavige zaak aanleiding gezien tot vergoeding van proceskosten tot een bedrag van € 161,- (op basis van 2 procespunten en wegingsfactor 0,25).
2. Het - op de voet van artikel 14, eerste lid, WAHV ontvankelijke - hoger beroep richt zich, gelet op het beroepschrift, tegen de opgelegde sanctie. Daarnaast is door de gemachtigde verzocht om een vergoeding van de proceskosten, in het bijzonder de kosten van de beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
3. Gedurende de fase van het hoger beroep heeft de advocaat-generaal het hof bericht dat is besloten om de inleidende beschikking in te trekken. Vervolgens heeft de griffier van het hof de gemachtigde verzocht aan het hof mede te delen of het hoger beroep wordt gehandhaafd alsmede of de betrokkene aanspraak wenst te maken op vergoeding van proceskosten. In reactie hierop heeft de gemachtigde van de betrokkene het hof verzocht de advocaat-generaal te veroordelen in de proceskosten, en medegedeeld dat hij het hoger beroep voor het overige intrekt. Uit de reactie van de gemachtigde leidt het hof af dat deze niet berust in de door de kantonrechter - met betrekking tot de fase van het administratief beroep en het beroep bij de kantonrechter - gegeven beslissing omtrent de proceskostenvergoeding. Het hof verstaat deze mededeling aldus dat de gemachtigde het hoger beroep handhaaft.
4. Nu de inleidende beschikking is ingetrokken bestaat er voor het hof geen aanleiding om een oordeel te geven over de beslissing van de kantonrechter met betrekking tot de sanctie. Het geschil is derhalve beperkt tot de toekenning van een proceskostenvergoeding. De kantonrechter heeft aanleiding gezien om de officier van justitie te veroordelen in de proceskosten tot een bedrag van € 161,- (2 x 0,25 x € 322,-).
5. Namens de betrokkene is verzocht om wegingsfactor 1,0 of 0,75 toe te passen, omdat de onderhavige zaak meer tijd en energie aan bestudering en het produceren van stukken heeft gekost.
6. Ingevolge artikel 1, onder a, van het van toepassing zijnde Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) kan een veroordeling in de kosten onder meer betrekking hebben op kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. In de onderhavige zaak is door een derde beroepsmatig rechtsbijstand verleend. Die kosten zijn in het Besluit forfaitair bepaald per proceshandeling. In de onderhavige zaak zijn de volgende proceshandelingen door de gemachtigde verricht: het indienen van een beroepschrift bij de officier van justitie, het indienen van een beroepschrift bij de kantonrechter, indienen hoger beroepschrift bij het hof en het indienen van een nadere toelichting.
7. Blijkens de Bijlage bij het Besluit moet aan het indienen van een beroepschrift één punt worden toegekend en aan het indienen van een nadere toelichting 0,5 punt. Voor het indienen van het beroepschrift bij de officier van justitie en de kantonrechter bedraagt de waarde per punt € 322,-, nu het hier betreft een beroep, ingesteld voor de datum van inwerkingtreding (op 1 oktober 2009) van het Besluit van 4 september 2009, houdende aanpassing van de bijlage bij het Besluit. De waarde per punt in de fase van het hoger beroep bedraagt, gelet op het tijdstip van het instellen daarvan, € 437,-. Gelet op de aard van de zaak ziet het hof geen aanleiding om in de onderhavige zaak wegingsfactor 1,0 of 0,75 toe te passen. Het hof past wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Dit is in beginsel de wegingsfactor in WAHV-zaken, indien het om andere dan procedurele aspecten gaat. Het door de gemachtigde opgeworpen (inhoudelijke) aspect vergt weliswaar enig onderzoek, maar betreft niet een (juridisch) vraagpunt waarvoor een grotere (juridische) deskundigheid is vereist. Dit leidt tot de volgende berekening: 2 x € 322,- x 0,5 + 1,5 x € 437,- x 0,5 = € 649,75 . Het hof zal derhalve de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot genoemd bedrag van € 649,75.
8. Het voorgaande brengt mee dat de beslissing van de kantonrechter, voor wat betreft de hoogte van de proceskostenvergoeding, niet in stand kan blijven.
Beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter voor zover deze betrekking heeft op de vergoeding van de proceskosten;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 649,75. te betalen aan de gemachtigde door overboeking op bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Meerts te Beegden.
Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Beswerda en Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Van der Meulen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.