Home

Gerechtshof Leeuwarden, 02-12-2010, BO8050, 24-001191-10

Gerechtshof Leeuwarden, 02-12-2010, BO8050, 24-001191-10

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Datum uitspraak
2 december 2010
Datum publicatie
20 december 2010
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8050
Zaaknummer
24-001191-10

Inhoudsindicatie

Verdachte wordt wegens openlijke geweldpleging tegen personen veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren. Omzetting van de eerder opgelegde voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf in een werkstraf.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001191-10

Parketnummers eerste aanleg: 17-081386-09 en 17-745125-07 (tul)

Arrest van 2 december 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 17 mei 2010 in de strafzaak tegen:

[verdachte],

geboren op [1988] te [geboorteplaats],

wonende te [woonplaats], [adres],

verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.J. van Rooij, advocaat te Leeuwarden.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, heeft een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.

Gebruik van het rechtsmiddel

De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.

Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

De vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot twee weken gevangenisstraf en de vordering tot tenuitvoerlegging zal toewijzen.

De beslissing op het hoger beroep

Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:

hij op of omstreeks 20 september 2009, te [plaats], in de gemeente [gemeente], met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], werkzaam als hondengeleider bij politie Friesland, welk geweld bestond uit het gooien met een blik(je) drinken in de richting van die [slachtoffer].

Bewijsoverweging

Door de raadsman is ter zitting betoogd dat het gooien van het blikje niet valt onder het openlijk in vereniging geweld plegen in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat uit het dossier blijkt dat toen het blikje werd gegooid, de druk die daarvóór van de menigte was uitgegaan reeds verdwenen was. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.

Het hof overweegt omtrent de feitelijke gang van zaken het volgende.

Op 20 september 2009 vond het slotfeest van de [evenement] in [plaats] plaats. Rond 01:30 uur wilden twee politieambtenaren op de [straat] een persoon aanhouden. Tijdens deze aanhouding probeerde een menigte mensen de politieambtenaren het werk te beletten door hen te duwen, verbaal te beledigen en met drank gevulde blikjes en plastic glazen gevuld met bier naar hen te gooien. Verdachte maakte deel uit van deze menigte.1 Vanwege de dreiging die van de menigte uitging werd [slachtoffer] in zijn hoedanigheid van hondenbegeleider opgeroepen om zijn collega's bij te staan. Ter plaatse gekomen heeft [slachtoffer] zijn diensthond dreigend ingezet om ruimte te maken voor de collega's opdat de betreffende perso(o)n(en) konden worden afgevoerd. Hierna was de druk die van de menigte uitging voor de collega's van [slachtoffer] verdwenen. [slachtoffer] is met zijn diensthond weer richting zijn dienstvoertuig gelopen, dat ongeveer 10 meter verderop geparkeerd stond. Toen hij bijna bij zijn dienstvoertuig was aangekomen voelde hij een blikje gevuld met drinken rakelings langs zijn hoofd gaan.2 Dit blikje werd vanuit de menigte gegooid. 3

Vooropgesteld wordt dat juist een situatie waarin openlijk geweld wordt gepleegd, vanwege de vaak aanwezige hectische omstandigheden zich niet van seconde tot seconde laat inkaderen. Uit de hiervoor geschetste gang van zaken blijkt, dat op het moment dat het blikje naar [slachtoffer] werd gegooid, de menigte nog steeds ter plaatse was. De mensen hadden zich nog niet verspreid. Doordat de aanhouding van de personen was voltooid, was de druk richting de collega's van [slachtoffer] weliswaar verdwenen, maar richtte deze zich nu op [slachtoffer]. [slachtoffer] was nog geen 10 meter verwijderd van de menigte toen het blikje werd gegooid. Er was derhalve nog steeds sprake van een situatie waarin het openlijk in vereniging geweld plegen voortduurde. Het hof verwerpt het verweer.

Verdachte heeft ook in hoger beroep betwist dat hij degene was die het blikje in de richting van [slachtoffer] heeft gegooid. Dit onderdeel van het verweer wordt echter evenmin gehonoreerd. Verbalisant [verbalisant 1] verklaart4 namelijk verdachte te kennen, gezien te hebben dat het verdachte was die het blikje gooide en waargenomen te hebben dat verdachte een wit vest aan had. Die verklaring wordt ondersteund door verdachtes, bij de politie afgelegde verklaring5 dat hij die avond ter plaatse was en dat hij in het bezit was van een witte jas. Steun vindt die verklaring eveneens in de verklaring van verbalisant [verbalisant 2] dat hij een persoon met een wit vest zag gooien.

Een en ander maakt dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging.

Bewezenverklaring

Het hof acht bewezen dat:

hij op 20 september 2009, te [plaats], in de gemeente [gemeente], met anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], werkzaam als hondengeleider bij politie Friesland, welk geweld bestond uit het gooien met een blik(je) drinken in de richting van die [slachtoffer].

Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.

Kwalificatie

Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid

Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.

Strafmotivering

Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft zich op 20 september 2009 schuldig gemaakt aan - kort gezegd - openlijke geweldpleging door een blikje gevuld met drinken naar een politieambtenaar te gooien. Dat blikje heeft deze politieman gelukkig, zij het op een haar na, gemist, maar dat neemt niet weg dat verdachte door zijn optreden heeft deelgenomen aan een ernstige verstoring van de openbare orde. Ernstig, omdat het algemeen belang vergt dat politiemensen door het publiek in de gelegenheid gesteld worden hun werk te doen. Tegenwerking van de politie maakt het voor die politie niet alleen veel lastiger om dat werk naar behoren te doen, maar ondermijnt bovendien het gezag van de politie.

Daar komt bij dat verdachte is blijven steken in ontkenning van het feit en niet zijn verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor zijn aandeel in het gepleegde openlijk geweld. Getoond besef van verantwoordelijkheid kan onder omstandigheden voor de rechter aanleiding zijn tot enige mildheid omdat strafvervolging mede ten doel heeft de norm opnieuw in te scherpen en dat doel in zo'n geval bereikt is. In het geval van verdachte geldt dat dus niet.

Ten nadele van verdachte spreekt bovendien dat hij, blijkens het Uittreksel uit de Justitiële documentatie van 1 september 2010, al meerdere keren voor geweldsdelicten veroordeeld is. Hij zou onderhand beter hebben moeten weten.

Deze omstandigheden in onderling verband bezien rechtvaardigen zeker de oplegging van gevangenisstraf, zoals de rechtbank heeft gedaan.

Ter zitting van het hof is door de verdediging verzocht om hiervan af te zien en aan verdachte, mocht het tot een veroordeling komen, een werkstraf op te leggen. Hiertoe is aangevoerd dat verdachte sinds afgelopen zomer een werk-/leertraject volgt, waarbij hij vier dagen in de week als stukadoor aan het werk is en één dag in de week naar school gaat. Hij heeft afstand genomen van zijn oude vrienden en gaat minder op stap. Hij probeert situaties als de onderhavige te vermijden en is ná het onderhavige feit niet meer met de politie in aanraking geweest.

Tegen inwilliging van het verzoek van verdachte pleit dat hij in de periode 2005 tot en met 2008 al zeven keer tot werkstraf is veroordeeld. Dat heeft kennelijk onvoldoende afschrikwekkend gewerkt. Verdachte heeft immers opnieuw een strafbaar feit in de geweldssfeer gepleegd.

Toch kiest het hof voor een andere afdoening dan die van de gevangenisstraf. Het neemt daarbij tot uitgangspunt dat verdachte, ondanks zijn ontkenning van het feit, wel voldoende aannemelijk heeft weten te maken dat hij een andere richting is ingeslagen, namelijk de richting van school, werk en stabiliteit. Of verdachte uiteindelijk weet waar te maken dat hij, zoals zijn vaste voornemen is, geen strafbare feiten meer pleegt zal de tijd moeten leren, maar dat neemt niet weg dat het vertrouwen in een goede afloop op dit moment bij het hof aanwezig is. Daarbij komt dat de maatschappij er belang bij heeft dat verdachte zijn huidige leer-/werkproject kan voltooien. Met de aldus opgedane kennis en ervaring wordt de kans vergroot dat hij ook daarna werk vindt en houdt. Om al deze redenen wordt ervoor gekozen verdachte, toch, werkstraf op te leggen in plaats van gevangenisstraf.

Voor de duur van de op te leggen werkstraf geldt als uitgangspunt het landelijk oriëntatiepunt voor gevallen van openlijke geweldpleging, zijnde 8 weken gevangenisstraf. Indien gevangenisstraf wordt vervangen door werkstraf wordt gebruikelijk uitgegaan van 14 uur werkstraf voor iedere week gevangenisstraf. In dit geval is dus uitgangspunt 112 uren werkstraf. Verhogend werkt de al genoemde recidive en het feit dat het geweld werd aangewend tegen een politieman. Verlagend werkt dat er geen gewonden zijn gevallen, dat verdachte een andere wending aan zijn leven heeft gegeven en de straf hem niet mag beletten door te gaan op de ingeslagen weg. Al deze factoren maken een werkstraf voor de duur van 120 uren passend.

In eerste aanleg is opgelegd twee weken gevangenisstraf; door de advocaat-generaal is in hoger beroep oplegging van die straf geëist. Twee weken gevangenisstraf pleegt te worden omgezet in 28 uur werkstraf. Zeker aldus bezien gaat het hof met het opleggen van 120 uur werkstraf aanmerkelijk uit boven de in eerste aanleg opgelegde en in hoger beroep geëiste straf. Dat is nodig omdat die straf en die eis geen recht doen aan de omstandigheden van deze zaak, zoals die hiervoor geschetst zijn, daaronder begrepen het feit dat het hof als vertrekpunt voor strafoplegging neemt de straf die is opgenomen in de al genoemde oriëntatiepunten.

Tenuitvoerlegging (17-745125-07)

Bij vonnis van de politierechter te Leeuwarden d.d. 11 februari 2008 (parketnummer 17-745125-07), is veroordeelde veroordeeld tot vier weken gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting van het hof is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 11 februari 2008. De proeftijd is ingegaan op 26 februari 2008. De officier van justitie heeft op 16 februari 2010 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf, omdat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde feit.

Nu gebleken is dat veroordeelde het hiervoor bewezen verklaarde feit heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande de vordering tot tenuitvoerlegging toewijzen, met dien verstande dat het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf te geven, een werkstraf zal gelasten van na te noemen duur.

Benadeelde partij [slachtoffer]

Uit het onderzoek ter zitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat zijn vordering in eerste aanleg niet is toegewezen en dat hij zich in het geding in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep niet voort. Een beslissing is dan ook niet aan de orde.

Toepassing van wetsartikelen

Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

De uitspraak

HET HOF,

RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:

vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:

verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;

verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;

veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdtwintig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van zestig dagen zal worden toegepast;

gelast (in plaats van het geven van een last tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Leeuwarden van 11 februari 2008) taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van zesenvijftig uren met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van achtentwintig dagen zal worden toegepast.

Dit arrest is aldus gewezen door mr. G.M. Meijer-Campfens, voorzitter, mr. P. Koolschijn en mr. W.P.M. ter Berg, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier.

1 Proces-verbaal van bevindingen, p. 11 van het politiedossier

2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 8 e.v. van het politiedossier

3 Proces-verbaal van bevindingen, p. 11 e.v. van het politiedossier

4 Dossierpagina 11

5 Dossierpagina 14