Home

Gerechtshof Leeuwarden, 15-04-2011, BQ2916, BK 09/00163 Grafrechten

Gerechtshof Leeuwarden, 15-04-2011, BQ2916, BK 09/00163 Grafrechten

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Datum uitspraak
15 april 2011
Datum publicatie
28 april 2011
ECLI
ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ2916
Formele relaties
Zaaknummer
BK 09/00163 Grafrechten

Inhoudsindicatie

In geschil is, naar het hof begrijpt, de principiële vraag, of de heffingsambtenaar rechten kan heffen op grond van de Verordening.

Uitspraak

GERECHTSHOF LEEUWARDEN

Sector Belasting

Kenmerk: 09/00163

Uitspraakdatum: 15 april 2011

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X te Z,

belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met het nummer AWB 07/1461 van de rechtbank Leeuwarden van 15 oktober 2009 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Franekeradeel,

de heffingsambtenaar.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 Op grond van de Verordening lijkbezorgingsrechten Franekeradeel 2007

(: hierna de Verordening) zijn voor het jaar 2007 met dagtekening 22 maart 2007 van belanghebbende voor het inschrijven en overboeken van een drietal graven en de 10-jaarlijkse herziening van het grafregister rechten geheven.

1.2 Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar aangetekend. De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak van 29 mei 2007 het bezwaar ongegrond verklaard. Ten aanzien van de in rekening gebrachte aanmaningskosten heeft de heffingsambtenaar geoordeeld dat deze ten onrechte in rekening zijn gebracht.

1.3 Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft bij de bestreden uitspraak

het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op het bezwaar vernietigd, de kennisgevingen vernietigd en de heffingsambtenaar gelast de door belanghebbende betaalde griffierechten van € 143 aan hem te vergoeden.

1.4 Tegen deze uitspraak is door belanghebbende hoger beroep aangetekend.

1.5 De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.6 De eerste meervoudige kamer van het Hof heeft de zaak behandeld ter zitting van 4 januari 2011. Aldaar zijn verschenen belanghebbende bijgestaan door A. Voorts is verschenen namens de heffingsambtenaar B. Belanghebbende heeft ter zitting een door hem voorgedragen pleitnota overgelegd. Het van de zitting van 4 januari 2011 opgemaakte proces-verbaal is op 21 maart 2011 aan partijen verzonden.

1.7 Tegen de mondelinge uitspraak heeft belanghebbende beroep in cassatie ingesteld. De griffier van de Hoge Raad der Nederlanden heeft bij brief van 7 maart 2011 verzocht de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke.

2. Feiten

2.1. Van belanghebbende zijn voor het jaar 2007 op grond van de Verordening voor het inschrijven en overboeken van een drietal graven en de 10-jaarlijkse herziening van het grafregister voor deze graven bij kennisgeving rechten geheven.

3. Geschil en standpunten van partijen

3.1 In geschil is, naar het hof begrijpt, de principiële vraag, of de heffingsambtenaar rechten kan heffen op grond van de Verordening.

3.2. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend.

3.3. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.4. Voor een meer uitvoerige motivering van de standpunten van de partijen verwijst het Hof naar de gedingstukken.

4. Overwegingen omtrent het geschil

4.1 Uit hetgeen onder 1.3 is vermeld volgt dat het hoger beroep bij het Gerechtshof niet meer tot een voor belanghebbende gunstiger resultaat kan leiden. In een dergelijk geval is niet langer sprake van een geschil met betrekking tot een besluit van een bestuursorgaan en dient het hoger beroep wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk te worden verklaard (vgl. HR 8 september 2006, nr. 41568, LJN AU4755, BNB 2006/330, vgl. ook reeds HR 8 april 2005, nr. 40149, LJN AT3411, BNB 2005/186).

4.2 Belanghebbende heeft het Hof verzocht, zo begrijpt het Hof, om een algemene uitspraak over de juistheid van de Verordening, omdat hij ook de juistheid van andere uit deze Verordening voortvloeiende kennisgevingen in twijfel trekt. Nu het Hof het hoger beroep niet ontvankelijk zal verklaren, komt het Hof aan een toetsing van de Verordening niet toe. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen. Ingevolge artikel 26, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) kan, in afwijking van 8:1, eerste lid, van de Awb, tegen een ingevolge een belastingwet genomen besluit slechts (hoger) beroep worden ingesteld indien het betreft, voor zover hier van belang, een belastingaanslag of een voor bezwaar vatbare beschikking. De heffingsambtenaar heeft, zo ook door hem bevestigd ter zitting, de kennisgevingen grafrechten vernietigd. Hierdoor vormen de kennisgevingen geen belastingaanslag of voor bezwaar vatbare beschikking meer in de zin van artikel 26 van de AWR. In hoger beroep kan (met het oog op komende jaren) niet de vraag aan de orde worden gesteld of de aanslagen terecht waren opgelegd. Hetgeen belanghebbende hierover heeft aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden. Zo al sprake is van een gebrek in de rechtsbescherming, gaat het - gelet op de uitdrukkelijke keuze van de wetgever voor het gesloten stelsel van rechtsmiddelen - de rechtsvormende taak van de belastingrechter te buiten om dit gebrek te helen.

Slotsom

Het Hof zal belanghebbende niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.

5. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. De beslissing

Het Gerechtshof verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.

Deze uitspraak is gedaan te Leeuwarden door mr. E. Polak, voorzitter, mr. R.F.C. Spek en mr. P. van der Wal, raadsheren, in tegenwoordigheid van de griffier mr. H. de Jong.

De griffier, De voorzitter,

(H. de Jong) (E. Polak)

Op is een afschrift van deze uitspraak aangetekend verzonden aan beide partijen.

Deze schriftelijke uitspraak vervangt de mondelinge uitspraak waartegen al beroep in cassatie is in¬gesteld. Voor de Hoge Raad geldt deze schriftelijke uitspraak als de uitspraak waartegen dat beroep is gericht. Tegen deze schriftelijke uitspraak kan niet opnieuw beroep in cassatie worden ingesteld.

De partij die tegen de mondelinge uitspraak beroep in cassatie heeft ingesteld, kan binnen zes weken na de verzending van deze schriftelijke uitspraak de gronden van het eerder ingestelde beroep verstrekken of aanvullen. Het adres luidt:

Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer)

postbus 20 303

2500 EH Den Haag

(bezoekadres: Kazernestraat 52).

Eventuele vertraging bij de verzending of bezorging van de brief met de gronden van het beroep is voor risico van de afzender.