Home

Gerechtshof Leeuwarden, 15-06-2011, BQ8121, BK 10/00304 Inkomstenbelasting

Gerechtshof Leeuwarden, 15-06-2011, BQ8121, BK 10/00304 Inkomstenbelasting

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Datum uitspraak
15 juni 2011
Datum publicatie
16 juni 2011
ECLI
ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ8121
Zaaknummer
BK 10/00304 Inkomstenbelasting

Inhoudsindicatie

In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende in 2007 recht heeft op de jonggehandicaptenkorting. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de Inspecteur ontkennend.

Uitspraak

GERECHTSHOF LEEUWARDEN

Sector belastingrecht

nummer 10/00304

uitspraakdatum: 15 juni 2011

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X te Z (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 22 november 2010, nummer AWB 10/1395 IB/PVV, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 Aan belanghebbende is voor het jaar 2007 met dagtekening 8 december 2009 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8.982. Eveneens is bij beschikking een bedrag aan heffingsrente vastgesteld.

1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 22 november 2010 ongegrond verklaard.

1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 mei 2011 te Leeuwarden. Daarbij is verschenen en gehoord A namens de Inspecteur.

Belanghebbende is niet verschenen. Belanghebbende is bij aangetekende brief van 24 maart 2011 uitgenodigd voor de mondelinge behandeling met vermelding van dag en uur. De ontvangstbevestiging van deze brief is voor ontvangst getekend ter griffie ingekomen.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding staat het volgende vast:

2.1 Belanghebbende is geboren op 5 maart 1975.

2.2 Hij genoot een bijstandsuitkering van de gemeente Den Haag van 1 januari tot en met 31 mei 2007, fiscaal loon € 6.253, en van de gemeente Leeuwarden van 1 juni tot en met 31 december 2007, fiscaal loon € 7.659.

2.3 In zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2007 heeft belanghebbende aanspraak gemaakt op de jonggehandicaptenkorting. De inspecteur heeft deze korting bij het opleggen van de aanslag buiten toepassing gelaten.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen in hoger beroep

3.1 In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende in 2007 recht heeft op de jonggehandicaptenkorting. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de Inspecteur ontkennend.

3.2 Voor de motivering van de standpunten van de partijen verwijst het Hof naar de gedingstukken.

3.3 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de Inspecteur en vermindering van de aanslag tot een aanslag waarbij rekening wordt gehouden met de jonggehandicaptenkorting. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Beoordeling van het geschil in hoger beroep

4.1 Ingevolge artikel 8.16a, lid 1, van de Wet inkomstenbelasing 2001 (tekst 2007) geldt de jonggehandicaptenkorting voor de belastingplichtige die in het kalenderjaar op grond van hoofdstuk 2, afdeling 1, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten recht heeft op toekenning van een uitkering, tenzij voor hem de ouderenkorting geldt.

4.2 Belanghebbende voert aan dat hij het recht op toekenning van een zodanige uitkering (hierna: Wajonguitkering) aannemelijk heeft gemaakt door het overleggen van een rapportage van een deskundige, namelijk die van B te Z.

4.3 Het Hof is van oordeel dat belanghebbende daarmee en ook overigens onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij recht heeft op toekenning van een Wajonguitkering. Belanghebbende heeft met name niet aannemelijk gemaakt dat daartoe bevoegde instanties dit recht op toekenning hebben vastgesteld.

slotsom

Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond. Beslist moet worden zoals hierna te vermelden.

5. Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Huiskes, voorzitter, mr. E. Polak en mr. W.A.P. Nieuwenhuizen, in tegenwoordigheid van mr. H. de Jong als griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2011.

De griffier, De voorzitter,

(H. de Jong) (J. Huiskes)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 16 juni 2011

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer)

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.