Home

Gerechtshof Leeuwarden, 21-06-2011, BQ9024, BK 09/00115 Rioolrechten

Gerechtshof Leeuwarden, 21-06-2011, BQ9024, BK 09/00115 Rioolrechten

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Datum uitspraak
21 juni 2011
Datum publicatie
23 juni 2011
ECLI
ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ9024
Zaaknummer
BK 09/00115 Rioolrechten

Inhoudsindicatie

Tussen partijen is in geschil of de Heffingsambtenaar terecht de onderhavige aanslagen in de rioolrechten heeft opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF LEEUWARDEN

Sector Belasting

Kenmerk: 09/00115

Uitspraakdatum: 21 juni 2011

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X te Z,

belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met het nummer AWB 08/1171 van de Rechtbank Groningen van 30 juli 2009 in het geding

tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Groningen,

de Heffingsambtenaar

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 Aan belanghebbende zijn voor het jaar 2008 59 aanslagen in de rioolrechten eigenaar van elk € 119,05 opgelegd betreffende 24 autoboxen aan de a-weg 10 te L en 35 autoboxen aan de a-straat 2 te L.

1.2 Het tegen deze aanslagen gerichte bezwaar van belanghebbende heeft de Heffingsambte-naar ongegrond verklaard.

1.3 Het beroep tegen de uitspraak op het bezwaar heeft de Rechtbank ongegrond verklaard.

1.4 Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld. De Heffingsambtenaar heeft een verweer-schrift ingediend.

1.5 Belanghebbende heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 25 januari 2010.

1.6 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.7 De eerste meervoudige kamer van het Hof heeft de zaak behandeld ter zitting van 26 augustus 2010. Aldaar zijn verschenen belanghebbende, bijgestaan door A, en mr. drs. B namens de Heffingsambtenaar. Van het verhandelde op deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

1.8 Aan het slot van genoemd proces-verbaal is vermeld dat partijen gezamenlijk ter plaatse dienden te bekijken op welke wijze het water van ieder van de afzonderlijke autoboxen wordt afgevoerd. De heffingsambtenaar diende - na overleg met belanghebbende - het Hof over de bevindingen te informeren. Het onderzoek ter zitting is geschorst.

1.9 Bij brief van 15 oktober 2010 heeft de Heffingsambtenaar het Hof ter zake geïnformeerd. Een afschrift hiervan is aan belanghebbende gestuurd.

1.10 De eerste meervoudige kamer van het Hof heeft de zaak voor de tweede keer behandeld ter zitting van 12 april 2011. Aldaar zijn verschenen belanghebbende en namens de Heffingsambtenaar mr. drs. B.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zittingen staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken, het volgende vast.

2.1 Belanghebbende is eigenaar van de onder 1.1 genoemde autoboxen.

2.2 De autoboxen worden door belanghebbende per box aan derden verhuurd.

2.3 In de voor het jaar 2008 geldende Verordening rioolrechten van de gemeente Gronin-gen (hierna: de Verordening) is onder meer het volgende bepaald:

“Begripsomschrijvingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt:

a. onder eigendom verstaan een roerende of een onroerende zaak;

b. onder gemeentelijke riolering mede begrepen:

- het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater;

- (…)

Belastbaar feit en belastingplicht

Artikel 2

1. Onder de naam ‘rioolrechten’ wordt geheven een recht van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een eigen-dom dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering.

2. (…)

Zelfstandige gedeelten

Artikel 3

Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden de rechten geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.

Maatstaf van heffing

Artikel 4

Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt geheven per eigendom.

Belastingtarief

Artikel 5

Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt per eigendom € 119,05.

(…)”

3. Geschil, standpunten en conclusies van partijen in hoger beroep

3.1 Tussen partijen is in geschil of de Heffingsambtenaar terecht de onderhavige aansla-gen in de rioolrechten heeft opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Heffingsambtenaar bevestigend.

3.2 Elk van de partijen heeft voor haar standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hem afkomstige stukken.

3.3 Belanghebbende verzoekt in hoger beroep de aanslagen te vernietigen.

3.4 De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. De overwegingen omtrent het geschil in hoger beroep

4.1 De Heffingsambtenaar heeft op 15 oktober 2010 (zie 1.9) het Hof geïnformeerd omtrent het gezamenlijke onderzoek van partijen op 1 oktober 2010. In de brief staat vermeld

- dat de autoboxen aan de a-straat 2 zijn aangesloten op de gemeentelijke riolering en

- dat van de autoboxen aan de a-weg veertien stuks via een buis aan de achterzijde zijn aangesloten op de gemeentelijke riolering en tien stuks via bui-zen aan de voorzijde van de autoboxen en via kolken op het verharde binnenterrein indirect zijn aangesloten op de gemeentelijke riolering.

4.2 Gelet op het onder 4.1 vermelde moet worden aangenomen dat alle onderhavige auto-boxen direct of indirect zijn aangesloten op de gemeentelijke riolering. Belanghebbende heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, niet gereageerd op de onder 1.9 genoemde brief van de Heffingsambtenaar en de ter tweede zitting in hoger beroep door hem geuite twijfels over de werking van de put op het binnenterrein zijn te vaag om aan te nemen dat de bevindingen, zoals neergelegd in de brief van de Heffingsambtenaar, onjuist zouden zijn. Aan het vereiste van direct of indirect aangesloten zijn op de gemeentelijke riolering (artikel 2, lid 1, van de Verordening) is derhalve voldaan. Daarbij komt dat, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 27 februari 2009, nr. 43.095, LJN BH4099, een eventuele wateroverlast niet af doet aan het feit dat de autoboxen zijn aangesloten op het riool, zodat belang-hebbende terecht in de heffing van rioolrecht is betrokken.

4.3 Naar het oordeel van het Hof moeten de onderhavige autoboxen, gelet op het onder 2.2 vermelde en artikel 3 van de Verordening, worden aangemerkt als gedeelten ter zake waarvan per gedeelte (een autobox) rioolrechten worden geheven.

4.4 Het tarief per autobox van € 119,05 en het niet bestaan van een apart tarief voor auto-boxen staan de belastingrechter slechts ter beoordeling voor zover sprake is van een wille-keurige of onredelijke belastingheffing die de rijkswetgever bij het toekennen van de be-voegdheid tot het heffen van rioolrechten niet op het oog kan hebben gehad. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. Het Hof merkt hierbij op dat de mate waarin van de ge-meentelijke riolering gebruik wordt gemaakt voor het afvoeren van water niet van belang is voor de hoogte van het tarief. Belanghebbendes ter zitting gedane beroep op toepassing van hetzelfde tarief voor een beduidend groter pand van bijvoorbeeld IKEA faalt derhalve. Ook merkt het Hof op dat een gemeenteraad een tariefsdifferentiatie mag invoeren, maar dat het achterwege laten daarvan niet reeds op die grond leidt tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing.

4.5 De door belanghebbende genoemde uitspraak van gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 9 september 2008, nr. 04/2047, LJN BG5731 gaat over een ander geval dan het onderhavige. Daar was de hoeveelheid afvalwater voor de heffing van belang, terwijl in het onderhavige geval de aansluiting op de riolering relevant is.

4.6 Hetgeen belanghebbende overigens heeft aangevoerd kan niet tot een andere slotsom dan de navolgende leiden.

Slotsom

Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5. Proceskosten

Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht acht het Hof geen termen aanwezig.

6. Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Aldus vastgesteld op 21 juni 2011 door mr. J. Huiskes, voorzitter, mr. E. Polak en dr. C.L. van Lindonk in tegenwoordigheid van de griffier mr. K. de Jong-Braaksma.

De beslissing is op 21 juni 2011 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

(K. de Jong-Braaksma) (J. Huiskes)

Op 22 juni 2011 afschrift aangetekend verzonden aan beide partijen.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende ver-melden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.