Gerechtshof Leeuwarden, 12-07-2011, BR2890, BK 10/00194 Forensenbelasting
Gerechtshof Leeuwarden, 12-07-2011, BR2890, BK 10/00194 Forensenbelasting
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 12 juli 2011
- Datum publicatie
- 25 juli 2011
- ECLI
- ECLI:NL:GHLEE:2011:BR2890
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBLEE:2010:BO0475, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- BK 10/00194 Forensenbelasting
Inhoudsindicatie
Tussen partijen is in geschil of de aanslag terecht is opgelegd. Het geschil spitst zich toe op het antwoord op de vraag of belanghebbende het appartement op meer dan 90 dagen van het belastingjaar, dat gelijk is aan het kalenderjaar, voor zichzelf of haar gezin beschikbaar gehouden heeft in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Verordening op de heffing en invordering van forensenbelasting in de gemeente Ameland 2008 (hierna: de Verordening).
Uitspraak
GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Sector belastingrecht
nummer 10/00194
uitspraakdatum: 12 juli 2011
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de Gemeente Ameland,
(hierna: de Heffingsambtenaar),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 2 juli 2010, nummer AWB 09/3137, in het geding tussen
X te Z,
(hierna: belanghebbende),
en
de Heffingsambtenaar.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Aan belanghebbende is een aanslag forensenbelasting voor het jaar 2008 opgelegd van € 792,04.
1.2 Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar de aanslag gehandhaafd.
1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 2 juli 2010 (verzonden op 8 juli 2010) gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, de aanslag herroepen, en de Heffingsambtenaar veroordeeld in de kosten van de procedure.
1.4 De Heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
1.5 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2011 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen belanghebbende, alsmede de Heffingsambtenaar bijgestaan door A.
2. De vaststaande feiten
2.1 Belanghebbende is eigenaresse van een gemeubileerd appartement met nummer 19, dat deel uitmaakt van het complex “B”, gelegen aan de a-weg 11 te L in de gemeente Ameland. Belanghebbende heeft in het onderhavige jaar niet haar hoofdverblijf in de gemeente Ameland.
2.2 Belanghebbende verhuurt het appartement voor korte periodes. Belanghebbende heeft daartoe op 18 oktober 2000 een overeenkomst exclusieve verhuurbemiddeling en beheer gesloten met C handelend onder de naam D (hierna: D). Belanghebbende maakt zelf ook gebruik van het appartement.
2.3 Aan belanghebbende is ter zake van het appartement voor het jaar 2008 met dagtekening 15 februari 2009 een aanslag forensenbelasting 2008 opgelegd voor een bedrag van € 792,04.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 Tussen partijen is in geschil of de aanslag terecht is opgelegd. Het geschil spitst zich toe op het antwoord op de vraag of belanghebbende het appartement op meer dan 90 dagen van het belastingjaar, dat gelijk is aan het kalenderjaar, voor zichzelf of haar gezin beschikbaar gehouden heeft in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Verordening op de heffing en invordering van forensenbelasting in de gemeente Ameland 2008 (hierna: de Verordening).
3.2 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken.
3.3 De Heffingsambtenaar beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – bedoelde vraag bevestigend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en handhaving van de uitspraak op bezwaar.
3.4 Belanghebbende beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – bedoelde vraag ontkennend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 De aanslag is opgelegd overeenkomstig de Verordening, vastgesteld door de gemeenteraad op 17 december 2007. In artikel 2, eerste lid, van Verordening is bepaald dat onder de naam forensenbelasting een directe belasting wordt geheven van de natuurlijke personen die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zichzelf of hun gezin een woning beschikbaar houden.
4.2 Ingevolge het bepaalde in artikel 223, eerste lid van de Gemeentewet kan - voor zover thans van belang - een forensenbelasting worden geheven van natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er gedurende het belastingjaar meer dan negentig malen nachtverblijf houden, of er meer dan negentig dagen van dat jaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.
4.3 In de onder 2.2 bedoelde overeenkomst is over het eigen gebruik het volgende opgenomen:
“d. Eigen gebruik
d.1. De Eigenaar heeft het recht om het Appartement gedurende maximaal 90 (of minder) dagen per kalenderjaar zelf of door diens familieleden, vrienden of kennissen te (laten) gebruiken, met inachtneming van het in deze overeenkomst bepaalde. Onder “eigen gebruik”wordt verstaan het gebruik van het Appartement van de Eigenaar door een Gebruiker anders dan voor verhuur, zoals de Eigenaar zelf, diens familie, vrienden of kennissen. De boeking van eigen gebruik geschiedt steeds door de Eigenaar conform de door D gehanteerde reserveringsprocedure onder vermelding van de naam en het adres van de gebruiker en de verblijfsduur, hetzij schriftelijk, hetzij telefonisch en daarna schriftelijk bevestigd. ….
d.2. De Eigenaar dient voor een gegarandeerd eigen gebruik de gewenste perioden uiterlijk 1 december van elk jaar voorafgaande aan het jaar van verhuur schriftelijk op te geven aan D.”
4.4 Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende in het onderhavige jaar niet meer dan 8 weken in het appartement verblijf heeft gehouden. Vast staat voorts dat in 2008 sprake was van een bezettingsgraad van het appartement van meer dan 50%, maar minder dan 100%, gedurende de rest van dat jaar.
4.5 De Heffingsambtenaar heeft ter zitting zijn standpunt nader toegelicht en aangevoerd dat belanghebbende, voor zover zij niet overeenkomstig het bepaalde in artikel d.2. van de bedoelde overeenkomst vooraf heeft aangegeven dat zij het appartement voor eigen gebruik wenst te reserveren, bij het aangeven van de door haar nader gewenste periode van eigen gebruik kan kiezen uit alle resterende dagen in het desbetreffende kalenderjaar, zij het met uitzondering van de periode dat het appartement aan derden is verhuurd. Dit betekent, aldus de Heffingsambtenaar, dat het appartement voor meer dan 90 dagen, namelijk gedurende het gehele kalenderjaar met uitzondering van de vooraf door belanghebbende gereserveerde periode en de periode waarin het appartement aan derden is verhuurd, door belanghebbende voor eigen gebruik beschikbaar gehouden wordt.
4.6 Belanghebbende heeft niet weersproken dat zij, voor zover zij niet overeenkomstig het bepaalde in artikel d.2. van de bedoelde overeenkomst vooraf heeft aangegeven dat zij het appartement voor eigen gebruik wenst te reserveren, bij het aangeven van de door haar nader gewenste periode van eigen gebruik kan kiezen uit alle resterende dagen in het desbetreffende kalenderjaar waarin het appartement nog niet is verhuurd, maar wijst erop dat het eigen gebruik op grond van de met de verhuurbemiddelaar gesloten overeenkomst is gemaximeerd tot 90 dagen op jaarbasis en dat hiervan niet wordt afgeweken.
4.7 Uit het arrest van de Hoge Raad van 24 juli 1995, nr. 30470, LJN AA1657, gepubliceerd in onder meer BNB 1995/272, volgt dat aangenomen moet worden dat, indien een gemeubileerde woning weliswaar is bestemd voor verhuur maar ook in enige mate door de eigenaar zelf wordt gebruikt, anders dan nodig is om deze voor verhuur gereed te maken en te houden, die woning door de eigenaar voor zich of zijn gezin beschikbaar wordt gehouden voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur is uitgesloten.
4.8 De onder 4.3 aangehaalde bepaling uit de verhuurovereenkomst met D laat redelijkerwijs geen andere gevolgtrekking toe dan dat eigen gebruik van het appartement door, of namens, belanghebbende, is gemaximeerd tot 90 dagen per kalenderjaar. Uit hetgeen onder 4.4 is overwogen volgt dat belanghebbende het appartement in het onderhavige jaar ook daadwerkelijk niet meer dan 90 dagen voor zichzelf, dan wel voor familie of vrienden, heeft gebruikt. Dit brengt het Hof tot het oordeel dat sprake is van aan een derde (D) toegekende rechten van verhuur als bedoeld in voormeld arrest van de Hoge Raad. Hieruit volgt dat het appartement in 2008 niet voor meer dan 90 dagen aan belanghebbende ter beschikking stond in de zin van artikel 2, eerste lid van de Verordening. De omstandigheid dat het appartement, indien het niet door belanghebbende voor eigen gebruik wordt aangewend niet steeds is verhuurd, en dat belanghebbende bij het reserveren van het appartement voor eigen gebruik kan kiezen, afhankelijk van het moment, uit maximaal 365 dagen, maakt dit niet anders.
4.9 Nu de Heffingsambtenaar voorts niets heeft aangevoerd op grond waarvan het Hof anders dient te oordelen, brengt het hiervoor overwogene mee dat het hoger beroep ongegrond is. Het Hof zal de uitspraak van de Rechtbank, onder verbetering van de gronden, bevestigen.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.
5. Kosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
Het Hof:
bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. van der Wal, mr. J. Huiskes en mr. S.A.W.J. Strik, in
tegenwoordigheid van mr. H. de Jong als griffier.
De beslissing is op 12 juli 2011 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(H. de Jong) (P. van der Wal)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 13 juli 2011
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.