Home

Gerechtshof Leeuwarden, 13-03-2012, BV9022, 11/00100 WOZ

Gerechtshof Leeuwarden, 13-03-2012, BV9022, 11/00100 WOZ

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Datum uitspraak
13 maart 2012
Datum publicatie
15 maart 2012
ECLI
ECLI:NL:GHLEE:2012:BV9022
Zaaknummer
11/00100 WOZ

Inhoudsindicatie

In geschil is of belanghebbende aan het begin van het jaar 2009 het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft van de recreatiewoningen. Voor het geval hij als genothebbende dient te worden aangemerkt is in geschil of bij het vaststellen van de waarden in voldoende mate rekening is gehouden met waardedrukkende omstandigheden.

Uitspraak

GERECHTSHOF LEEUWARDEN

Sector belastingrecht

Nummers: 11/00100, 11/00101, 11/00102

uitspraakdatum: 13 maart 2012

Uitspraak van de meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X te Z (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 9 februari 2011, nummers AWB 10/423, 10/2580 en 10/2581, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Vlagtwedde (hierna: de Ambtenaar)

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 De Ambtenaar heeft bij beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaken a-straat 1 te Q, a-straat 2 te Q en b-straat 3 te Q, per waardepeildatum 1 januari 2008 en naar de toestand op die datum voor het jaar 2009 vastgesteld op respectievelijk € 92.000, € 88.000 en € 126.000. Tegelijk met deze beschikkingen zijn voorts de aanslagen onroerendezaakbelastingen 2009 (OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld.

1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Ambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de eerder vastgestelde waarden verminderd tot € 82.000 (a-straat 1), € 79.000 (a-straat 2) en € 113.000 (b-straat 3) en naar het Hof begrijpt de opgelegde aanslagen OZB dienovereenkomstig verminderd.

1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Groningen (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen bij uitspraak van 9 februari 2011 ongegrond verklaard.

1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 november 2011 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door zijn echtgenote X-Y, alsmede de Ambtenaar.

1.7 Op 18 november 2011 is van belanghebbende door het Hof een faxbericht ontvangen waarin hij zijn verzoek om vergoeding van proceskosten specificeert en onderbouwt.

1.8 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. De vaststaande feiten

2.1 Tot het dossier behoren onder andere een tweetal notariële akten. De inhoud van de akte 4913/46, opgemaakt op 30 september 1992 en ingeschreven in het kadaster en de openbare registers luidt voor zover van belang als volgt:

“Heden, (…) verschenen voor mij (…) notaris (…) de Heer B (…) in zijn hoedanigheid van enig direkteur van (…) B BEHEER B.V. (…), welke vennootschap ten deze handelt:

a. voor zichzelf; (…)

b. in haar hoedanigheid van enig direkteur van (…) R-MEER BEHEER B.V, (…) en welke laatstgemelde vennootschap ten deze handelt:

1. voor zichzelf; in die hoedanigheid hierna ook te noemen: Beheer;

2. in haar hoedanigheid van enig direkteur van (…) R-MEER B.V. (…) hierna ook te noemen: R-meer;

c. als schriftelijk (gesubstitueerd) gevolmachtigde van: (…)

8. de te 9551 AB Sellingen aan de Dorpsstraat 1 gevestigde rechtspersoonlijkheid bezittende GEMEENTE VLAGTWEDDE; (…)

Beheer heeft het initiatief genomen tot de ontwikkeling en de realisatie van een recreatieproject, bestaande uit bungalows met centrumvoorzieningen en waterpartijen te Vlagtwedde, (…).

De comparant, handelend als gemeld, verklaarde in verband met het hiervorenstaande het navolgende:

LEVERING, REGISTERGOED, GEBRUIK

(…) h. De Gemeente Vlagtwedde sub c8 genoemd heeft blijkens de akte van economische eigendomsoverdracht (…) voor een koopsom van (…) (f. 583.698,00) aan B Beheer B.V. verkocht:

a. een perceel grond (…) sectie L nummers 277 en 302 (…); door de Gemeente Vlagtwedde in eigendom verkregen (…)

b. een perceel land (…) sectie L nummer 293 (…) door de Gemeente Vlagtwedde in eigendom verkregen (…)

dat B Beheer B.V. in haar sub c gemelde hoedanigheid bij deze in eigendom overdraagt aan R-meer (…) alle hiervoor breder omschreven registergoederen.

2.2 De inhoud van de notariële akte 5870/28, opgemaakt op 27 december 1995 en ingeschreven in het kadaster en de openbare registers luidt voor zover van belang als volgt:

“Heden, (…) verschenen voor mij (…) notaris (…)

1. de heer (…) kandidaat notaris (…) ten deze handelende in zijn hoedanigheid van schriftelijk gevolmachtigde van de heer B, (…) bij het geven van de volmacht handelende in zijn hoedanigheid van enig direkteur van R-MEER B.V. en als zodanig die vennootschap ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigende; de gemelde (…) R-MEER B.V. hierna ook genoemd: verkoper.

Gemelde volmacht blijkt uit een notariële akte van volmacht (…)

2. a. de heer X (…)

b. mevrouw Y (…)

naar Duits recht gehuwde echtelieden (…) hierna te zamen ook genoemd: koper.

De comparanten verklaarden het volgende:

LEVERING, REGISTERGOED, GEBRUIK

Verkoper heeft (…) aan de comparanten sub 2, verkocht en levert op grond daarvan aan de comparanten sub 2, die (…) bij deze in volle en vrije eigendom aanvaarden ieder voor de onverdeelde helft:

a. een bungalow met aanhorigheden aan a-straat 87 te Q (…) kadastraal bekend gemeente Q sectie L nummers 302 en 1260 (…)

b. een bungalow met aanhorigheden aan a-straat 2 te Q (…) kadastraal bekend gemeente Q sectie L nummers 302

2.3 Ter zitting heeft belanghebbende verklaard dat hij met betrekking tot de onroerende zaak b-straat 3 te Q over een nagenoeg gelijke akte beschikt, die slechts ten aanzien van de specifiek op deze onroerende zaak betrekking hebbende kenmerken afwijkend is.

2.4 De in 1.1 bedoelde onroerende zaken (hierna ook te noemen : de recreatiewoningen) zijn gelegen op het recreatiepark R-meer.

2.5 Tot het dossier behoren afschriften van (onderdelen van) akten waaruit blijkt dat de heer B onder andere heeft opgericht B Beheer BV (productie A 5 bij het hogerberoepschrift). Deze vennootschap heeft opgericht C Beheer BV (productie A 6 bij het hoger beroepschrift) waarvan de naam is gewijzigd in R-meer Beheer BV (productie A 9 bij het hoger beroepschrift). C Beheer BV (in de akte met de pen eenmaal gewijzigd in D Beheer BV) heeft opgericht D BV (in de akte – productie A 8 bij het hoger beroepschrift – is de letter “i” van het woord “Waterleisure” met de pen aangebracht), waarvan de naam is gewijzigd in R-meer BV (productie A 10 bij het hogerberoepschrift). Deze laatste vennootschap heeft opgericht E BV (productie A 16 bij het hogerberoepschrift).

2.6 Op 17 april 2008 hebben belanghebbende en zijn echtgenote ten behoeve van Friesland Bank N.V. een hypotheekrecht gevestigd op de onroerende zaken a-straat 1 en 2.

2.7 De Ambtenaar heeft met dagtekening 27 februari 2009 de in 1.1 bedoelde WOZ-beschikkingen en aanslagen opgelegd.

2.8 Ter onderbouwing van de door de Ambtenaar na de uitspraak op bezwaar bepleite waarden is door hem een drietal waardematrices overgelegd. Hierin zijn de waardeopbouw van de recreatiewoningen en van referentieobjecten vermeld, waarbij is uitgegaan van verkoopgegevens van de vergelijkingspanden (alle recreatiewoningen zijn gelegen in het R-meer) die zijn verkocht rondom de onderhavige waardepeildatum.

2.9 Op 24 juni 2011 is op de recreatiewoningen aan a-straat conservatoir beslag gelegd. Per brief van 20 juli 2011 is namens belanghebbende en zijn echtgenote aan De Friesland Bank NV en E BV verzocht de voorgenomen executieveiling aan te houden, dan wel te stoppen. Ter toelichting is onder andere het volgende aangevoerd:

“(…) 2. Aan de wettelijke vereiste bepalingen inzake de voorafgaande juridische verkrijging van de registergoederen en de rechtmatigheid van het bestaan van de diverse beweerdelijk bestaande optredende “rechtspersonen”, zoals E B.V., blijkt niet voldaan te zijn. Uit niets blijkt, dat de beslagleggende partij E B.V. een rechtspersoon is die in rechte zou kunnen optreden namens R-meer B.V. en als verkoper bevoegd zou zijn tot deze in beslagname namens R-meer B.V.

(…) 39. Uit alles blijkt dat de beslaglegger ter zake, E B.V., een niet rechtens bestaande rechtspersoon is, daar ze is opgericht door een niet bestaande rechtspersoon R-meer B.V., die op haar beurt weer is opgericht door een niet bestaande rechtspersoon R-meer Beheer B.V., vervolgens is R-meer Beheer B.V. tot stand gekomen door een statutenwijziging van de niet bestaande D Beheer B.V. en R-meer B.V. door beweerdelijk van een statutenwijziging van de niet bestaande D B.V.”

2.10 De recreatiewoningen a-straat 1 en 2 zijn in 2011 executoriaal verkocht.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1 In geschil is of belanghebbende aan het begin van het jaar 2009 het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft van de recreatiewoningen. Voor het geval hij als genothebbende dient te worden aangemerkt is in geschil of bij het vaststellen van de waarden in voldoende mate rekening is gehouden met waardedrukkende omstandigheden.

3.2 Belanghebbende is van mening dat de WOZ-beschikkingen ten onrechte aan hem zijn toegezonden omdat hij geen eigenaar van de recreatiewoningen is en derhalve ook niet het genot daarvan heeft. Voor het geval hij wel als genothebbende dient te worden aangemerkt is hij van mening dat de WOZ-waarden nihil bedragen omdat de recreatiewoningen onverkoopbaar zijn vanwege allerlei – door belanghebbende omschreven – illegaliteiten.

3.3 De Ambtenaar is van mening dat de WOZ-beschikkingen terecht aan belanghebbende zijn toegezonden omdat hij eigenaar van de recreatiewoningen is en uit dien hoofde het genot daarvan heeft. Voorts is hij van mening dat de WOZ-waarden na de uitspraak op bezwaar op de juiste bedragen zijn vastgesteld omdat de door belanghebbende gestelde illegaliteiten zich ook hebben voorgedaan bij de door hem bij de waardebepaling gehanteerde referentie¬objecten.

3.4 Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.5 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, en tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de WOZ-beschikkingen tot een waarde van nihil.

3.6 De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Beoordeling van het geschil

4.1 Gelet op belanghebbendes standpunt inhoudende dat hij geen eigenaar is van de recreatiewoningen, gaat het Hof ervan uit dat hij in wezen stelt niet belastingplichtig te zijn voor de OZB voor het jaar 2009. Het Hof gaat ervan uit dat zijn bezwaarschriften, gelet ook op het bepaalde in artikel 30, tweede lid van de Wet WOZ, tevens zijn gericht tegen deze OZB aanslagen. Op grond van proceseconomische redenen gaat het Hof er van uit dat de uitspraken op bezwaar en de uitspraak van de Rechtbank ook op deze aanslagen zien.

4.2 Nu belanghebbende heeft gesteld dat voor de onderwerpelijke WOZ-beschikkingen een rechtsgrond ontbreekt omdat hij geen eigenaar van de recreatiewoningen is, rust op de Ambtenaar de bewijslast van het tegenovergestelde. De Ambtenaar heeft daartoe verwezen naar de in 2.1 en 2.2 vermelde akten van levering en naar de inschrijvingen daarvan in het kadaster en de openbare registers.

4.3 Het Hof is van oordeel dat de Ambtenaar hiermee voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende eigenaar van de onderwerpelijke recreatiewoningen is (geworden). Uit de akten blijkt namelijk dat op 30 september 1992 de gemeente Vlagtwedde grond overdraagt aan R-meer BV en dat dit de grond betreft waarop de recreatiewoningen zijn gebouwd. Tevens blijkt uit de akte van 27 december 1995 dat R-meer BV de eigendom van de recreatiewoningen aan a-straat aan belanghebbende en zijn echtgenote heeft overgedragen. Gelet op de in 2.3 vermelde verklaring van belanghebbende trekt het Hof deze conclusie ook ten aanzien van de recreatiewoning aan de b-straat.

4.4 Met betrekking tot de recreatiewoningen aan De Vennen is het Hof van oordeel dat het in 4.3 overwogene wordt ondersteund door het feit dat belanghebbende en zijn echtgenote op deze onroerende zaken het in 2.5 bedoelde hypotheekrecht hebben gevestigd. Uitgangspunt is namelijk dat slechts degene die beschikkingsbevoegd is met betrekking tot een goed, daarop een hypotheek kan vestigen (naar huidig recht geregeld in artikel 3:84 juncto artikel 3:98 van het Burgerlijk Wetboek). De aanleiding van de hypotheekverlening doet aan de uit de hypotheekakte af te leiden beschikkingsbevoegdheid van belanghebbende en zijn echtgenote niet af.

4.5 Het Hof verwerpt belanghebbendes stelling dat het eigendomsrecht van de recreatie¬woningen niet kan zijn verkregen omdat R-meer BV een niet bestaande rechts¬persoon is en derhalve niet als beschikkingsbevoegde het eigendom kan leveren. Ten onrechte gaat belanghebbende ervan uit dat bij de oprichting van deze vennootschap geen verklaring van geen bezwaar is afgegeven. Uit productie A 11 bij het hoger beroepschrift blijkt namelijk dat op 8 oktober 2010 een kopie van de verklaring van geen bezwaar (door middel van een stempelaanduiding op het achterblad van de (concept)statuten) is afgegeven ten name van R-meer BV. Ook de stelling van belanghebbende dat het niet ingeschreven zijn in het handelsregister tot gevolg heeft dat een besloten vennootschap niet rechtsgeldig kan bestaan, is onjuist omdat daarmee er ten onrechte van wordt uitgegaan dat inschrijving in dat register daarvoor een constitutief vereiste is. Alle overige argumenten op grond waarvan belanghebbende stelt dat R-meer BV beschikkingsonbevoegd is, zoals de vermeende ongeldige oprichting dan wel van haar oprichtster of dier oprichtster, kunnen hem niet baten, omdat blijkbaar zonder juridische belemmeringen de recreatie¬woningen aan a-straat – ten laste van belanghebbende – executoriaal zijn verkocht en overgedragen, op grond waarvan het Hof aannemelijk acht dat belanghebbende de eigendom destijds rechtsgeldig heeft verkregen.

4.6 Nu blijkens het hiervoor overwogene belanghebbende op 1 januari 2009 als eigenaar van de recreatiewoningen dient te worden aangemerkt, is nog in geschil of de Ambtenaar de in 1.1 bedoelde waarden en aanslagen te hoog heeft vastgesteld.

4.7 Krachtens artikel 17, eerste lid, van de Wet WOZ, wordt aan een tot woning dienende onroerende zaak een waarde toegekend. Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ moet de waarde van de onroerende zaak worden bepaald op de waarde die aan deze onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Naar de bedoeling van de wetgever is deze waarde de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding (Kamerstukken II 1993/94, 22 885, nr. 36, blz. 44). In het onderhavige geval geldt daarbij als waardepeildatum en toestandsdatum 1 januari 2008.

4.8 Aangezien belanghebbende stelt dat de door de Ambtenaar vastgestelde waarden te hoog zijn, rust op de Ambtenaar de last aannemelijk te maken dat zulks niet het geval is. Ter voldoening aan de op hem rustende bewijslast wijst hij op de in 2.8 bedoelde “waardematrices”, waarin de door hem verdedigde waarden van de recreatiewoningen op basis van de zogenoemde vergelijkingsmethode zijn bepaald. Op zichzelf is dit een werkwijze die een goede benadering kan geven van de gezochte waarde die in overeenstemming is met de Wet WOZ.

4.9 Het Hof is van oordeel dat de door de Ambtenaar in aanmerking genomen transactie¬gegevens van de vergelijkingspanden, die alle ook zijn gelegen op het R-meer, als onderbouwing voor de waarde van de recreatiewoningen kunnen dienen. Deze vergelijkingspanden zijn namelijk gezien hun aard (recreatiewoning) en uitstraling goed met de onderwerpelijke recreatiewoningen te vergelijken. Met de verschillen tussen de recreatiewoningen en de vergelijkingspanden, zoals ligging, grootte en onderhoudstoestand is naar het oordeel van het Hof door de Ambtenaar in voldoende mate rekening gehouden.

4.10 Belanghebbende stelt dat de Ambtenaar bij de bepaling van de gezochte waarden ten onrechte geen rekening heeft gehouden met bijzondere omstandigheden, zoals de door hem gestelde illegaliteiten, welke – aldus belanghebbende – leiden tot waarden van nihil voor alle drie de recreatiewoningen. De door belanghebbende als zodanig aangeduide illegaliteiten kunnen, kort samengevat, als volgt worden omschreven: het recht van overpad wordt belemmerd, bewoning is niet mogelijk door illegale energielevering, voorgeschreven drink¬waterleidingen en watermeters ontbreken, er is geen geldige bouwvergunning afgegeven en de gemeente heeft ten onrechte geen gereedmelding afgegeven. Het Hof is van oordeel dat de Ambtenaar met deze zogenoemde illegaliteiten, voor zover ervan dient te worden uitgegaan dat deze een waardedrukkend effect hebben, in voldoende mate rekening heeft gehouden. Deze omstandigheden waren namelijk ook op de in aanmerking genomen vergelijkings¬panden van toepassing en het Hof acht, gelet op de aard ervan, het onaannemelijk dat deze bij de kopers van de vergelijkingspanden niet bekend zouden zijn geweest.

4.11 Met de persoonlijke omstandigheid dat de recreatiewoningen niet bewoonbaar zijn omdat de nutsvoorzieningen niet zijn aangesloten wegens het niet betalen van rekeningen van de energieleveranciers is bij de waardering terecht geen rekening gehouden. Bovendien heeft de Ambtenaar onweersproken gesteld, dat het in belanghebbendes macht ligt aan deze toestand een einde te maken door die rekeningen te betalen. Terecht heeft de Ambtenaar er wel rekening mee gehouden dat de recreatiewoningen feitelijk een lange tijd niet zijn bewoond. Een afwaardering van 10% van de oorspronkelijke waarde zonder die omstandig¬heid is in dat verband als voldoende te beschouwen.

Slotsom

Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6. Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, mr. M.G.J.M. van Kempen en mr. R.A.V. Boxem, in tegenwoordigheid van mr. W.J.N.M. Snoijink als griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2012.

De griffier, De voorzitter,

(W.J.N.M. Snoijink) (A.J. Kromhout)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 14 maart 2012

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 – bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 – het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.