Home

Gerechtshof Leeuwarden, 24-07-2012, BX2702, BK 11/00226 Inkomstenbelasting

Gerechtshof Leeuwarden, 24-07-2012, BX2702, BK 11/00226 Inkomstenbelasting

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Datum uitspraak
24 juli 2012
Datum publicatie
25 juli 2012
ECLI
ECLI:NL:GHLEE:2012:BX2702
Zaaknummer
BK 11/00226 Inkomstenbelasting

Inhoudsindicatie

In geschil is het antwoord op de vraag of de correctie ter zake van de zelfstandigenaftrek terecht is aangebracht. De vergrijpboete van € 200 is niet meer in geschil.

Uitspraak

GERECHTSHOF LEEUWARDEN

kenmerk: 11/00226

uitspraakdatum: 24 juli 2012

uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur),

tegen de uitspraak in de zaak met nummer AWB 10/865 van de rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank) van 9 juni 2011, in het geding tussen

X, wonende te Z,

belanghebbende,

en

de Inspecteur.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Met dagtekening 19 november 2007 en met aanslagnummer 0000.00.000.H.56 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor het jaar 2005 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 27.727, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 428. Bij beschikking heeft de Inspecteur de heffingsrente vastgesteld op € 462.

1.2. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 9 april 2010 de onder 1.1 genoemde aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 25.847, de vergrijpboete verminderd tot € 246 en de heffingsrente verminderd tot € 387.

1.3. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft bij de bestreden uitspraak van 9 juni 2011, verzonden op 10 juni 2011, het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag IB/PVV 2005 verminderd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.494, de boete verminderd tot € 200 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 aan hem vergoedt.

1.4. Tegen deze uitspraak van de Rechtbank heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is op 19 juli 2011 bij het Hof ingekomen en is aangevuld bij brief die is ingekomen op 3 augustus 2011. Belanghebbende heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.5. Ter zitting van 5 juni 2012 heeft het Hof het hoger beroep behandeld. Op de zitting zijn verschenen de gemachtigde van belanghebbende, A, belanghebbende en diens zoon B ter bijstand. Namens de Inspecteur is C verschenen.

2. Feiten

2.1 Belanghebbende, geboren op 28 april 1958, was gehuwd met mevrouw D. Het huwelijk is ontbonden op 2 januari 2006.

2.2 Belanghebbende exploiteert sinds 7 juli 2003 als ondernemer een snackbar onder de naam "E" te Z.

2.3 Belanghebbende vermeldt in zijn aangifte IB/PVV 2005 een bedrag aan winst uit onderneming vóór ondernemersaftrek van € 20.003, een bedrag aan zelfstandigenaftrek van € 8.394 en een belastbare winst van € 11.609.

2.4 Het inkomen box 1 vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek becijfert belanghebbende op € 15.103.

2.5 De aftrekpost buitengewone uitgaven becijfert - voor zover van belang – belanghebbende in zijn aangifte IB/PVV 2005 als volgt:

- totaal buitengewone uitgaven € 4.708

- bedrag drempel buitengewone uitgaven € 3.887

- aftrekbaar bedrag buitengewone uitgaven € 821

2.6 Belanghebbende doet voor het jaar 2005 aangifte IB/PVV naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.282.

2.7 Op 5 februari 2007 kondigt de Inspecteur een boekenonderzoek aan en 13 februari 2007 is de eerste dag van het boekenonderzoek. Het doel van het boekenonderzoek is de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV over de periode 1 januari 2004 tot en met 31 december 2005 te onderzoeken. Van dit onderzoek is op 16 oktober 2007 het definitieve rapport uitgebracht.

2.8 In het onder 2.7 genoemde rapport noemt de Inspecteur voor het jaar 2005 de volgende correcties:

- meer omzet € 4.230

- geen zelfstandigenaftrek € 8.394

- minder buitengewone uitgaven € 821

Totaal correcties € 13.445

Het gecorrigeerde belastbare inkomen uit werk en woning wordt door deze correcties vastgesteld op € 27.727.

2.9 In het onder 2.7 genoemde rapport stelt de Inspecteur belanghebbende op de hoogte van zijn voornemen om het belastbare inkomen uit werk en woning te corrigeren en een boete op te leggen. Vervolgens legt de Inspecteur op grond van de gecorrigeerde gegevens de aanslag IB/PVV 2005 op, alsmede een vergrijpboete. De vergrijpboete baseert de Inspecteur op artikel 67d Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). De vergrijpboete betreft de correctie meeromzet en is ter zitting van de Rechtbank in onderling overleg tussen partijen vastgesteld op € 200.

2.10 Belanghebbende verbleef in 2005 vanwege familiebezoek van week 1 tot en met week 8 in Vietnam.

2.11 Belanghebbende heeft in juli 2005 een hartaanval gehad en ten gevolge daarvan heeft hij een hartoperatie ondergaan.

2.12 De openingstijden van de zaak zijn in 2005 als volgt geweest:

- dinsdag tot en met zondag van 14.00 tot 23.00 uur;

- maandag van 16.00 tot 23.00 uur;

- na 25 juli maandag gesloten.

3. Het geschil en de standpunten van partijen in hoger beroep

3.1 In geschil is het antwoord op de vraag of de correctie ter zake van de zelfstandigenaftrek terecht is aangebracht. De vergrijpboete van € 200 is niet meer in geschil.

3.2 De Inspecteur beantwoordt de onder 3.1 bedoelde vraag bevestigend en voert daartoe - kort gezegd - aan dat sprake is van urenoverzichten die zijn gebaseerd op (achteraf gemaakte) schattingen, die onjuist zijn waardoor belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat aan het urencriterium is voldaan.

De Inspecteur concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep en vaststelling van het belastbare inkomen uit werk en woning op € 25.847.

3.3 Belanghebbende beantwoordt de onder 3.1 bedoelde vraag ontkennend en voert daartoe - kort gezegd - aan dat hij in 2005 voldoende uren heeft gemaakt om in aanmerking te komen voor de zelfstandigenaftrek.

Belanghebbende concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep en bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.4 Thans houdt partijen dus meer specifiek nog slechts verdeeld of belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat hij voldoet aan het urencriterium zoals bedoeld in artikel 3.76, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001). De correctie van de zelfstandigenaftrek bedraagt € 8.394.

3.5 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4.1 Beoordeling van het geschil in hoger beroep

4.1 Krachtens artikel 3.76, eerste lid, van de Wet IB 2001 geldt de zelfstandigenaftrek voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet en bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt (tekst 2005).

4.2 Krachtens artikel 3.6, eerste lid, Wet IB 2001 wordt onder het urencriterium verstaan: het gedurende het kalenderjaar besteden van ten minste 1225 uren aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet, indien:

a. de tijd die in totaal wordt besteed aan die ondernemingen en het verrichten van werkzaamheden in de zin van de afdelingen 3.3 en 3.4, grotendeels wordt besteed aan die ondernemingen of

b. de ondernemer in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was.

4.3 Naar het oordeel van het Hof rust op belanghebbende - nu hij zelfstandigenaftrek wenst - de last aannemelijk te maken dat hij aan het gestelde onder 4.1 en 4.2 voldoet.

4.4 De Inspecteur becijfert op bladzijde 2 van zijn beroepschrift in hoger beroep in verband met zijn berekeningen op bladzijde 8 en 9 van zijn verweerschrift bij de Rechtbank het aantal aan de onderneming bestede uren voor het gehele jaar 2005 op 799 + 108 uren ofwel 907 uren.

4.5 Het Hof is van oordeel dat belanghebbende tegenover de gemotiveerde berekeningen van de Inspecteur niet in de op hem rustende last is geslaagd om aannemelijk te maken dat hij aan het urencriterium heeft voldaan. Het Hof komt tot dit oordeel op grond van de omstandigheid dat de door belanghebbende opgestelde urenstaten niet eenduidig zijn, zeer globaal van karakter zijn, achteraf zijn opgesteld, en niet kunnen worden gestaafd aan de hand van andere bescheiden waaruit zou kunnen volgen dat de uren daadwerkelijk zijn besteed aan de onderneming. Het gelijk is derhalve aan de Inspecteur..

Slotsom

4.6 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hoger beroep van de Inspecteur gegrond is.

5. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6. De beslissing

Het Hof

vernietigt de uitspraak van de Rechtbank behoudens de beslissing omtrent de boete en het griffierecht,

verklaart het beroep bij de Rechtbank inzake de aanslag en de heffingsrente ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Huiskes, voorzitter, mr. A.J.H. van Suilen en

mr. S. Douma, in tegenwoordigheid van mr. K. de Jong-Braaksma als griffier.

De beslissing is op 24 juli 2012 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

(K. de Jong-Braaksma) (J. Huiskes)

Op 25 juli 2012 afschrift aangetekend verzonden aan beide partijen.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.