Gerechtshof Leeuwarden, 25-09-2012, BX8430, BK 11/00247 Inkomstenbelasting
Gerechtshof Leeuwarden, 25-09-2012, BX8430, BK 11/00247 Inkomstenbelasting
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 25 september 2012
- Datum publicatie
- 27 september 2012
- ECLI
- ECLI:NL:GHLEE:2012:BX8430
- Zaaknummer
- BK 11/00247 Inkomstenbelasting
Inhoudsindicatie
In hoger beroep is in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende recht heeft op persoonsgebonden aftrek, bestaande uit uitgaven voor monumentenpanden, ten bedrage van (afgerond) € 93.805. Het geschil spitst zich daarbij uitsluitend toe op enerzijds de vraag of belanghebbende recht heeft op de door haar gevraagde aftrek van onderhoudskosten als bedoeld in artikel 6.31, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) tot een bedrag van € 86.983,35 en anderzijds de vraag of belanghebbende recht heeft op een afschrijving op het bij haar (mede) in eigendom zijnde monumentenpand ad € 6.250. De aftrek van een bedrag groot (afgerond) € 571 is daarbij niet in geschil.
Uitspraak
GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Sector belastingrecht
nummer 11/00247
uitspraakdatum: 25 september 2012
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X te Z (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 1 augustus 2011, nummer AWB 10/2577, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Aan belanghebbende is voor het jaar 2007 een aanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.589 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 18.728. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 1.911.
1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 1 augustus 2011, verzonden op 2 augustus 2011, ongegrond verklaard.
1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De Inspecteur heeft afgezien van een conclusie van dupliek.
1.5 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 augustus 2012 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door A, alsmede B namens de Inspecteur.
1.7 Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.
2. De vaststaande feiten
2.1 Belanghebbende is geboren op 4 oktober 1947. Haar (fiscale) partner is de heer A, geboren op 15 maart 1944.
2.2 De woning aan de a-weg te Z ("het pand") is een rijksmonument.
2.3 Het pand is gedurende het gehele jaar 2007 gezamenlijk eigendom van belanghebbende en haar onder 2.1 genoemde partner.
2.4 De omschrijving van het pand in de databank van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed luidt als volgt: "Landelijk pand onder breed schilddak. Halfrond omlijste ingang; zesruitsvensters; in de zijgevel dienstingang; achterste gedeelte onderkelderd. Voor de gevel nog drie hardstenen stoeppalen door kettingen verbonden."
2.5 Door de gemeente De Marne is bij besluit van 23 november 2006 aan belanghebbende een monumentenvergunning verleend voor het aanbrengen van wijzigingen aan het pand. Volgens het besluit is het pand een monument en is een vergunning aangevraagd voor het gedeeltelijk vernieuwen en uitbreiden van de keuken. Het besluit luidt - voor zover hier van belang - als volgt: "g. dat de commissie begrip heeft voor de wens om ruimte te creëren voor een keukenfunctie en een doorgang naar de schuur, maar dat het huidige ontwerp vanuit het oogpunt van monumentenzorg vragen oproept; […] t. dat de aanvrager bij brief van 22 oktober 2006, en door ons ontvangen op 23 oktober 2006 onder nummer 2006002736, heeft aangegeven geen bezwaren te hebben tegen de door de monumentencommissies voorgestelde wijzigingen en dat op 6 november 2006 het aangepaste plan is ontvangen".
2.6 De WOZ-waarde van het pand is per waardepeildatum 1 januari 2007 vastgesteld op € 250.000.
2.7 Belanghebbende doet op 12 juni 2008 aangifte IB/PVV over het jaar 2007. In deze aangifte brengt belanghebbende een bedrag van € 92.916 in aftrek als uitgaven voor monumentenpanden.
2.8 Naar aanleiding van de door belanghebbende ingediende aangifte IB/PVV over het jaar 2007 stuurt de Inspecteur aan belanghebbende met dagtekening 23 februari 2010 een verzoek om informatie.
2.9 In een brief met dagtekening 12 maart 2010 schrijft belanghebbende aan de Inspecteur - voor zover hier van belang - het volgende:
"Specificatie van het bedrag
Vaste lasten:
1 Kosten Brandverzekering 334,56
2 Kosten WOZ 237,00
Kosten voor groot onderhoud en restauratie van het pand en van het erf en van de woning a-weg te Z:
3 Restauratie riolering, erf en erfafscheiding 25.437,02
4 Restauratie en groot onderhoud woning 56.525,00
5 Installatiekosten 4.165,00
6 Kosten keuken + installatie 5.912,00
7 Leges 824,37
8 Grondonderzoek 416,50
9 Afvoer grond 1.774,29
10 Pomp, slang en slangklem 90,90
Totaal 95.716,64
Aangezien het voor een deel om voorschotten gaat heb ik ook een kopie van de (voorlopige) eindafrekening van de aannemer (A) en van de offerte van de installateur(B) bijgevoegd.
Van de totaalprijs van 13.600,00 voor de keuken heb ik een deel opgevoerd in verband met verbeteringskosten van een nieuwe keuken ten opzichte van een oude keuken."
2.10 De Inspecteur laat, ten behoeve van de splitsing van de totale kosten in onderhoudskosten en kosten ter verbetering, een taxatie uitvoeren door de Belastingdienst/ Randmeren/ kantoor Zwolle, afdeling waardeonderzoek. Deze taxatie is uitgevoerd door de heer C, taxateur. Het taxatierapport is opgemaakt op 19 april 2010. Dit rapport luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
"Reden voor taxatie: Onderhoud/Verbetering monumentenpand
[…]
Resultaat onderzoek:
Vastgestelde onderhoudskosten € 26.331,-. incl. OB.
Dit bedrag eventueel nog te vermeerderen met de post "vaste lasten" ad € 571,56.
[…]
De volgende werkzaamheden/kosten niet als kosten van onderhoud aan te merken:
Hoveniersbedrijf D
Aan te merken als kosten van verbetering:
- restaureren van het erf en de erfafscheiding aan de Noordzijde € 8.451,80 incl. OB
-restaureren van het erf en de erfafscheiding aan de Zuidzijde € 13.660,07
Aannemingsbedrijf E.
-Er zijn 3 termijnen betaald in 2007 tot een totaalbedrag van € 56.525,-. incl. OB.
Bij het onderzoek er van uitgegaan dat daarin de kosten van onderaannemers, zoals omschreven in bijlage A, zijn verdisconteerd.
-De aan de achterzijde van het pand gelegen aanbouw is volgens belastingplichtige geheel gesloopt en nieuw opgebouwd. Daarbij heeft de gemeente toestemming verleent om de aanbouw aan de noordzijde te vergroten. Ter compensatie moest het aanwezige kippenhok vervallen.
De indeling van de aanbouw is daarbij ook gewijzigd (keuken verplaatst/andere daglichtvoorzieningen, spouwmuren met isolatie, iolerende beglazing, vloerverwarming, vervallen doucheruimte etc.)
Tevens is de zadelkap vervangen door een mastiekgedekt platdak (bouweis gemeente).
In de redengevende omschrijving wordt de aanbouw niet als monumentaal onderdeel benoemd.
Uit info bij de gemeente is echter gebleken dat de aanbouw tot het monument behoort.
De gemeente heeft een monumentenvergunning verstrekt.
Op basis van de foto's is vast te stellen dat de aanbouw aan onderhoud toe was.
Omdat de aanbouw als onderdeel van het monument kan worden aangemerkt, kan een klein deel van de (verbouwings-)kosten worden aangemerkt als kosten van onderhoud.
Dit zijn enkel de kosten die nodig zouden zijn geweest om de bestaande aanbouw weer in goede staat van onderhoud te brengen.
Tevens is er een nieuwe verbinding aangebracht tussen de achter de woning staande schuur en de nieuwe aanbouw. T.a.v. dit gedeelte is er sprake van nieuwbouw.
-Op basis van de plaatselijke opname, foto's van de oude situatie en beschikbare bouwtekeningen kom ik tot de conclusie dat er in grote mate sprake is van kosten van verbetering (uitbreiding/verbouwing).
De onderhoudskosten om de oude aanbouw weer in goede staat te brengen worden door mij ingeschat op 30% van € 56.525,-. = € 16.957,50 incl. OB
Kosten van verbetering derhalve € 39.568,-. incl. OB.
Installatiebedrijf F.
-Een goede omschrijving van de kosten ontbreekt.
De bijgeleverde offerte heeft betrekking op alle uitgevoerde werkzaamheden.
Vastgesteld dat de aanwezige elektrische installatie in zeer slechte staat verkeerde.
Er heeft echter ook uitbreiding van de installatie plaatsgevonden.
Verder zijn er extra kosten gemaakt i.v.m. vloerverwarming, verplaatsen keuken etc.
50% van de opgevoerde kosten aan te merken als kosten van onderhoud.
Kosten van verbetering 50% van € 4.165,-. = € 2.082,50.
G Keukens.
-Bij de aanwezige stukken ligt een aanbetalingsfactuur en een bankafschrift waaruit blijkt dat de keuken is geleverd en betaald in 2008.
De in 2007 opgevoerde kosten moeten derhalve betrekking hebben gehad op voorbereidende installatiewerkzaamheden zoals het aanleggen van leidingwerk, elektra en afvoeren.
De keuken is verplaatst waardoor extra kosten zijn gemaakt.
Deze extra kosten vallen niet aan te merken als kosten van onderhoud.
Totaal opgevoerde kosten keuken + installatie € 5.912,-. incl. OB.
Hiervan 75% aan te merken als kosten van verbetering of € 4.434,-. incl. OB.
Gemeente De Marne.
-Leges voor het verbouwen en uitbreiden van de woning.
Hiervan 75% aan de verbeteringen toe te rekenen of 75% van € 824,37 = € 618.
Uitwerking:
Totaal aan correcties verbeteringskosten € 68.814,37 incl. OB.
Vastgestelde onderhoudskosten € 95.145,08 - € 68.814,37 = € 26.331,-. incl. OB (afg.).
Dit bedrag eventueel nog te vermeerderen met de post "vaste lasten" ad € 571,56."
2.11 In een brief met dagtekening 26 april 2010 schrijft de Inspecteur aan belanghebbende dat hij voornemens is van de door haar ingediende aangifte IB/PVV 2007 af te wijken. Deze brief luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
"Monumentenpanden
[…]
Ik heb de Belastingdienst/Randmeren/kantoor Zwolle verzocht om een onderzoek in te stellen naar de door u opgevoerde onderhoudskosten van uw monumentenpand. Het resultaat van het onderzoek is het volgende:
Omschrijving Euro bedragen
Door u aangegeven onderhoudskosten € 95.145
Niet aftrekbare onderhoudskosten € 68.814
---------
Vastgestelde onderhoudskosten € 26.331
Opstalverzekering € 334
Onroerendgoed belasting
Afschrijving € 250.000 x 1.4% x 15% € 525
---------
€ 27.427
Drempel € 250.000 x 0.8% € 2.000
---------
Aftrekbaar in 2007 € 25.417”.
2.12 Bij brief met dagtekening 3 mei 2010 schrijft belanghebbende aan de Inspecteur - voor zover hier van belang - het volgende: " De herstelwerkzaamheden waren uiterst noodzakelijk. Het dak, de vloeren en het muurwerk waren verkrot, verpauperd en zo lek als een vergiet. Waterleidingen, gasleidingen en elektrische leidingen van hetzelfde laken een pak. Het pand heeft acht jaren leeg gestaan. Gedurende deze tijd had ik de waterleidingen bij de meter afgesloten. De gasleidingen had ik bij de meter laten afstoppen door een installateur. De elektrische leidingen bestonden uit onjuist en gevaarlijk materiaal van voor Wereldoorlog II en ik heb deze leidingen bij de meterkast laten onderbreken. […] De centrale verwarmingsinstallatie is vele malen goedkoper dan een installatie bestaande uit 5 stuks gaskachels met gasleidingen en rookkanalen. Ik heb in het voorhuis drie asbest rookkanalen en de met slurry ingekankerde gemetselde onderliggende delen, laten verwijderen. Vervolgens is er voor de woonkamer een nieuw rookkanaal aangelegd, bestaande uit geïsoleerde roestvrijstalen buizen, brandwerend omkleed met een lengte van ca. 10 meter. Kosten ca. € 6000,00 en dan heb ik het nog niet over een schoorsteenmantel, een kachel en gasleidingen. In het voorhuis alleen zijn er vier stuks (ca. € 24000,00) van deze kanalen nodig. De keuze is dan snel gemaakt. Een cv-installatie. De aard van de gedeeltelijke uitbreiding en vernieuwing is na het herstel niet veranderd, de keuken is gewoon keuken gebleven.".
2.13 In het bezwaarschrift met dagtekening 30 juli 2010, schrijft belanghebbende - voor zover hier van belang - het volgende:
"3. Restauratie riolering, erf en erfafscheiding
Het betreffende Rijksmonument staat omschreven als een landelijk monument onder een breed schilddak. De doorslag gevende term "landelijk" veronderstelt een bruikbare riolering, een bruikbaar erf en een bruikbare erfafscheiding. […]
4. Onderhoudskosten
De kosten die nodig zouden zijn geweest om de bestaande aanbouw weer in goede staat van onderhoud te brengen zijn groot ca. € 93804,93. Van deze optie heb ik afgezien, omdat het niet geleid zou hebben tot een bruikbare aanbouw. Het voldeed bovendien niet aan de eisen gesteld door het Bouwbesluit, de Welstandscommissie, de Monumentencommissie en de gemeente. Een efficiënte wijziging van de plattegrond leidde tot kosten groot ca. € 81577,97. Deze aanpak voldeed aan bovengenoemde eisen en leidde bovendien tot een bruikbare aanbouw. […]
9. Pomp slang en slangklem
De pomp met slang en slangklem is gebruikt om de stapelput, de regenbak en de funderingsleuven droog te houden. Ik had deze attributen van tevoren als gekocht om een tiental manuren uit te sparen bij het herstel van de funderingen.[…]"
2.14 In een aanvulling op het bezwaarschrift met dagtekening 7 augustus 2010 schrijft belanghebbende - voor zover hier van belang - het volgende:
"3. Restauratie riolering, erf en erfafscheiding
De riolering van het pand is geheel gerestaureerd. Daarvoor moesten nieuwe buizen ingegraven worden en daarna is het erf weer in goede orde hersteld. […]
4. Onderhoudskosten
Op advies van mijn belastingconsulent zend ik u ter aanvulling een gespecificeerde raming van de kosten van een opknapbeurt van de keuken en van de kosten van een verbouw/opknapbeurt van de keuken. Uit deze specificaties blijkt dat de kosten van een opknapbeurt duurder uitkomen dan die van een verbouw/opknapbeurt [...]
7 en 8. Grondonderzoek en Afvoer vervuilde grond
Als aanvulling stuur ik u een kopie van het grondonderzoek waaruit blijkt dat de grond vervuild was en moest worden afgevoerd […]." .
2.15 De bijgevoegde ramingen met betrekking tot voormeld punt 4 zijn opgemaakt door de onder 2.1 genoemde partner van belanghebbende; A.
2.16 Op 30 september 2010 wordt belanghebbende door de Inspecteur gehoord. Van voormeld hoorgesprek is een verslag opgemaakt. Dit verslag luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
"Verzocht werd bij monde van de heer A om hertaxatie door een andere taxateur dan degene die het betwiste rapport had opgemaakt.
Afspraak: door mij voorleggen van het bezwaarschrift met de aanvulling en de specificatie van de kosten van de keuken.".
2.17 Bij brief met dagtekening 30 september 2010 schrijft de Inspecteur aan de taxateur de heer C - voor zover hier van belang - het volgende:
"Tijdens het gesprek heeft de heer A, (fiscaal)partner van belastingplichtige, aangegeven dat hij graag een hertaxatie wenst van de kosten over 2007 en wel door een andere taxateur dan u.
Hij was van mening dat er door u geen goed werk was geleverd.
In tegenstelling tot hetgeen in het rapport staat vermeld was belastingplichtige de mening toegedaan dat volgens de tekeningen er geen sprake was van verplaatsing van de keuken.
Over het onderhoud van de riolering was belastingplichtige van mening dat onoverkomelijk ook het erf en de erfafscheiding moest worden opengebroken en weer dicht gemaakt en dus als onderhoud moet worden aangemerkt.
Ik wil u dan ook met het toegezonden bezwaarschrift met bijlagen vragen om een hertaxatie door een collega-taxateur en daarbij tevens de door belastingplichtige in het bezwaar aangevoerde argumenten en de toelichting met becijferde ramingen van de kosten van herstel van de keuken in de hertaxatie te willen meenemen."
2.18 Bij brief met dagtekening 4 oktober 2010 schrijft belanghebbende aan de Inspecteur - voor zover hier van belang - het volgende: "Gaarne zou ik van de gelegenheid gebruik maken om u te wijzen op twee omissies in het verslag van ons gesprek op 30 september 2010.
Ten eerste is tijdens het gesprek op 30 september 2010 gevraagd om een taxatierapport dat is opgesteld door een onafhankelijke taxateur. […]".
2.19 Bij brief met dagtekening 11 oktober 2010 schrijft de Inspecteur aan belanghebbende - voor zover hier van belang - het volgende: "Ondertussen is mij bekend geworden dat binnenkort door een ander dan de heer C kontakt met u zal worden opnemen voor een hertaxatie." .
2.20 Bij brief met dagtekening 2 november 2010 schrijft belanghebbende aan de Inspecteur - voor zover hier van belang - het volgende: "[…] had mijn partner, de heer A, gisteren een telefonisch onderhoud met de heer H van de Belastingdienst/Randmeren/kantoor Zwolle. Uit dit onderhoud kwam naar voren dat de heer H in uw opdracht opnieuw een taxatierapport zou moeten vervaardigen met betrekking tot het groot onderhoud aan het betreffende Rijksmonument te Z.
De heer H stelde twee voorwaarden voor zijn komst:
1. Ik moet niet langer vasthouden aan artikel 6.31 van de Wet Inkomstenbelasting 2001. Als ik aan deze voorwaarde niet zou willen voldoen, dan is het volgens hem zinloos om te komen taxeren. Dit betekent voor mij dat ik zou moeten afzien van mijn aanspraak op het in Nederland gelden Recht. Dit is onaanvaardbaar.
2. De belastingaangiftes 2007, 2008 en 2009 worden door hem in de taxatie meegenomen. Met deze voorwaarde ga ik akkoord.
Omdat ik niet wil afzien van mijn rechten, weet nu niet hoe het verder moet." .
2.21 In zijn uitspraak op bezwaar met dagtekening 10 november 2010 schrijft de Inspecteur - voor zover hier van belang - het volgende: "Van het horen is een verslag opgemaakt, dat op 30 september 2010 aan u is toegezonden. Daarin werd ondermeer aangegeven dat door mij een hertaxatie zou worden gevraagd bij de afdeling Waardeonderzoek van de belastingdienst/Randmeren/kantoor Zwolle.
Beslissing op bezwaar
Nu de heer H niet bevoegd wordt geacht deze hertaxatie uit te voeren en uw brief van 2 november 2010 geen andere argumenten aangeeft om tot een hoger aftrekbaar bedrag aan onderhoudskosten te komen, wijs ik uw bezwaarschrift af.".
2.22 In een brief met dagtekening 16 november 2010 schrijft de heer H aan de Inspecteur - voor zover hier van belang - het volgende: "Hierbij de door jou toegezonden stukken retour.
We hebben vorige week contact gehad over de brief van 2 november 2010 van mevr. X. Jij hebt vervolgens hierover contact gehad met je leidinggevende en jullie zijn tot de conclusie gekomen dat een hertaxatie geen zin had omdat belastingplichtige vast blijft houden aan artikel 6.31 Wet IB 2001 met als reden dat de taxateurs niet bevoegd zijn om een beslissing te nemen, maar dat dat slechts is voorbehouden aan de Minister.".
2.23 In haar beroepschrift bij de Rechtbank met dagtekening 9 december 2010 schrijft belanghebbende - voor zover hier van belang - het volgende: "Ondergetekende verzoekt om de hieronder vermelde onderhoudskosten, lasten en afschrijvingen, met inachtneming van […] te mogen aftrekken voor de belasting.
Lasten:
1. Kosten brandverzekering 334,56
2. Kosten WOZ 237,00
Afschrijvingen
3. Afschrijving (40 jr. 2,5% eigenwoningwaarde ad 250000,00) 6250,00
Onderhoudskosten
4. Restauratie riolering, erf en erfafscheiding 25437,02
5. Restauratie en groot onderhoud 54275,27
6. Installatie kosten (betaald 4165,00 in 2007) 4165,00
7. Kosten keuken 000,00
8. Leges 824,37
9. Grondonderzoek 416,50
10. Afvoer vervuilde grond naar depot I 1774,29
11. Pomp slang en slangklem 90,90
Totaal 93804,91"
2.24 In een brief met dagtekening 8 februari 2011 schrijft belanghebbende - voor zover hier van belang - het volgende: "Zij volhardt in haar standpunt, dat uitsluitend de minister van financiën de bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen om bij ministeriële regeling, regelingen te stellen met betrekking tot de wijze waarop onderhoudskosten, lasten en afschrijvingen voor monumentenpanden worden vastgesteld. De Belastingdienst, de door de Inspecteur benoemde taxateurs en de Staatssecretaris van Financiën zijn in deze onbevoegd.
Het pand
Het pand is als boerderij van het kop-hals-romptype in 1856 gebouwd, waarbij de woning (de kop ) door een smal tussenstuk (de hals ) is verbonden met de schuur ( de romp ). De schuur is in 1946 afgebroken. De hals en keuken (als gedeelte van het interieur van de schuur) zijn gehandhaafd. De wanden van de keuken waren binnenmuren. […] Omstreeks 1949 is in de Noordgevel een deur aangebracht die enkele jaren heeft gediend als ingang van de toenmalige kapsalon. Omstreeks eind jaren vijftig, begin jaren zestig van de vorige eeuw is er een loods achter het pand geplaatst. In 2006 is de loods vervangen door een nieuwe.
[…]
De vergunningen
Geen bouwvergunning is verkregen voor het plan om de oorspronkelijke schuur te herstellen.
Geen bouwvergunning is verkregen voor het plan dat een opknapbeurt en groot onderhoud voor het halsje en de keuken omvatte.
Bouwvergunning is op 22 maart 2007 verleend voor een aangepast plan dat voldeed aan het Bouwbesluit, de eisen van de Welstandscommissie en de Monumentencommissie onder een verklaring van geen bezwaar van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg.
De Monumentenvergunning is verleend op 23 november 2006.
[…]
Opknapbeurt en onderhoud voor het halsje en de keuken
Onderhoud/herstelwerkzaamheden aan halsje en keuken waren uiterst noodzakelijk. Dak, vloeren, muurwerk, water- gas- en elektrische leidingen waren verkrot, verpauperd en lek. Dit geheel moest worden vervangen. In overeenstemming met de laatste alinea van de toelichting bij de lijst voor onroerende monumenten (thans ook Rijksmonumenten) van de voormalig gemeente Leens, is in ruimschoots overleg met alle betrokken instanties een plan tot stand gekomen waarin alle ruimtes op dezelfde plaats zijn gebleven en waarbij geen wezenlijke veranderingen zijn aangebracht. Dit impliceert ook dat de keuken op dezelfde plaats is gebleven.(…)" .
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 In hoger beroep is in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende recht heeft op persoonsgebonden aftrek, bestaande uit uitgaven voor monumentenpanden, ten bedrage van (afgerond) € 93.805. Het geschil spitst zich daarbij uitsluitend toe op enerzijds de vraag of belanghebbende recht heeft op de door haar gevraagde aftrek van onderhoudskosten als bedoeld in artikel 6.31, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) tot een bedrag van € 86.983,35 en anderzijds de vraag of belanghebbende recht heeft op een afschrijving op het bij haar (mede) in eigendom zijnde monumentenpand ad € 6.250. De aftrek van een bedrag groot (afgerond) € 571 is daarbij niet in geschil.
3.2 Tussen partijen is niet in geschil dat het pand een eigen woning is in de zin van artikel 3.111 Wet IB 2001, dat de uitgaven voor monumentenpanden in het onderhavige jaar op grond van artikel 2.17 Wet IB 2001 volledig aan belanghebbende moeten worden toegerekend, dat de Inspecteur de drempel van artikel 6.31, eerste lid, aanhef en onderdeel a, Wet IB 2001 juist heeft berekend, dat in elk geval kosten van opstalverzekering en, zoals door partijen genoemd, kosten WOZ, ad in totaal (afgerond) € 571 voor aftrek in aanmerking komen en dat de Inspecteur de in aanmerking te nemen afschrijving ten onrechte heeft bepaald overeenkomstig artikel 41, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (tekst 2007; hierna: de Uitvoeringsregeling).
3.3 Belanghebbende beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – gestelde vragen bevestigend en concludeert tot vernietiging van uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de bestreden aanslag tot nihil, de vaststelling van de belastbare inkomens uit werk en woning en sparen en beleggen op nihil en vaststelling van het bedrag van de niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek op € 30.789.
3.4 De Inspecteur beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – gestelde vragen ontkennend en concludeert tot bevestiging van uitspraak van de Rechtbank.
3.5 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 Artikel 6.1, eerste lid, Wet IB 2001 bepaalt voor zover hier van belang: “Persoonsgebonden aftrek is het gezamenlijke bedrag van:
a. de in het kalenderjaar op de belastingplichtige drukkende persoonsgebonden aftrekposten
(…)”. Het tweede lid van dat artikel bepaalt onder meer: “Persoonsgebonden aftrekposten zijn de: (…) g. uitgaven voor monumentenpanden (afdeling 6.8)”.
4.2 Op grond van het bepaalde in artikel 6.31, eerste lid, Wet IB 2001 worden – voor zover in casu relevant - als uitgaven met betrekking tot een monumentenpand in aanmerking genomen: a. indien het een eigen woning als bedoeld in het eerste of derde lid van artikel 3.111 betreft: het bedrag van de kosten, lasten en afschrijvingen — andere dan renten van schulden, kosten van geldleningen en periodieke betalingen ingevolge de rechten van erfpacht, opstal of beklemming — verminderd met 0,80% van de eigenwoningwaarde, met dien verstande dat die vermindering niet minder dan € 100 en niet meer dan € 13 100 bedraagt;.
4.3 Artikel 6.31, vierde lid, Wet IB 2001 luidt: “Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop de kosten, lasten en afschrijvingen worden vastgesteld.”
4.4 Aan artikel 6.31, vierde lid, Wet IB 2001 is voor het onderhavige jaar uitvoering gegeven in artikel 41 van de Uitvoeringsregeling. De Uitvoeringsregeling is, blijkens de publicatie daarvan in de Staatscourant van 27 december 2006, nr. 251, blz. 9, gewijzigd vastgesteld door de toenmalige Minister van Financiën, G.Zalm.
4.5 Artikel 41 van de Uitvoeringsregeling (tekst 2007) luidt voor zover hier van belang: “1.De afschrijving op een eigen monumentenwoning wordt gesteld op 15 percent van het bruto eigenwoningforfait. 2.Het bruto eigenwoningforfait wordt berekend door de som van het voor de monumentenwoning geldende forfaitpercentage, bedoeld in artikel 3.112, eerste lid, van de wet en het in artikel 6.31, eerste lid, onderdeel a, van de wet vermelde percentage, te vermenigvuldigen met de eigenwoningwaarde van de monumentenwoning, met dien verstande dat hierbij als eigenwoningwaarde van de monumentenwoning ten hoogste € 1 000 000 in aanmerking wordt genomen. ”.
4.6 De Uitvoeringsregeling zoals die in het jaar 2007 van toepassing was, is vastgesteld door de Minister van Financiën (zie onder 4.4). Van de door belanghebbende bestreden delegatie door de Minister van Financiën is geen sprake geweest. Belanghebbende kan, naar het oordeel van het Hof, reeds daarom niet worden gevolgd in haar stelling dat artikel 41 van de Uitvoeringsregeling buiten toepassing gelaten zou moeten worden. Ook van andere gronden daartoe is niet gebleken. Voor die situatie is tussen partijen niet in geschil dat de Inspecteur de in geschil zijnde afschrijving juist heeft berekend. Belanghebbendes grief faalt derhalve in zoverre.
4.7 De Rechtbank heeft in de rechtsoverwegingen 3.2 tot en met 3.6 van de bestreden uitspraak onder meer overwogen dat op belanghebbende de last rust om haar stelling, dat alle kosten van de werkzaamheden die aan het pand zijn uitgevoerd ten bedrage van € 95.145, onderhoudskosten zijn die als zodanig in aftrek moeten worden toegelaten, aannemelijk te maken en dat belanghebbende niet in die bewijslast is geslaagd. De Rechtbank overwoog daartoe onder andere dat belanghebbende het zelf heeft over "verbeteringskosten van een nieuwe keuken ten opzichte van een oude keuken", dat de aanbouw van het pand is vergroot en de indeling daarvan is gewijzigd, dat er een nieuwe verbinding is gekomen tussen de aanbouw en de schuur, dat niet alleen een uitbreiding, maar ook een vervanging van elektrische installatie heeft plaatsgevonden, en dat het erf en de erfafscheiding gerestaureerd zijn, terwijl - in ieder geval een gedeelte van het erf en de erfafscheiding - niet tot het rijksmonument behoort. Op grond daarvan achtte de Rechtbank niet aannemelijk dat het volledige bedrag van de verbouwing ziet op de instandhouding van het monument, zodat de kosten van de verbouwing gesplitst dienen te worden. De Rechtbank volgde daarmee de Inspecteur in zijn - met het door hem overgelegde taxatierapport onderbouwde – standpunt dat de (aftrekbare) onderhoudskosten getaxeerd moeten worden op € 26.331 en de (niet-aftrekbare) kosten van verbetering op € 68.814.
4.8 De door de Rechtbank gegeven en hiervoor – onder 4.7 – weergegeven oordelen zijn, naar het oordeel van het Hof terecht en op goede gronden gegeven. Het Hof neemt dit oordeel over en maakt het tot de zijne. De in beroep en in hoger beroep door belanghebbende aangevoerde argumenten zijn door het Hof gewogen maar werpen geen ander licht op de zaak en brengen het Hof niet tot een andere beslissing. Ook in zoverre faalt de grief van belanghebbende.
4.9 Belanghebbende heeft zich ook nog beroepen op het bepaalde in artikel 1, 1e Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Naar belanghebbendes partner ter zitting desgevraagd heeft verklaard, acht belanghebbende de Monumentenwet in strijd met het eigendomsgrondrecht van artikel 1, 1e Protocol EVRM en niet met de Wet op de inkomstenbelasting 2001. De Monumentenwet staat evenwel in het kader van een procedure als de onderhavige niet ter beoordeling aan de belastingrechter. Indien en voor zover belanghebbende met haar beroep op artikel 1, 1e Protocol EVRM tevens zou hebben beoogd dat op die bepaling inbreuk wordt gemaakt met een fiscale wettelijke regeling, heeft zij daartoe onvoldoende gesteld. Ook deze grief faalt derhalve.
4.10 Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de heffingsrente. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente aangevoerd. Nu het Hof ook overigens niet is gebleken dat de bepalingen met betrekking tot de heffingsrente onjuist zijn toegepast, is het beroep in zoverre ongegrond.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.
5. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. van der Wal, voorzitter, mr. R.F.C. Spek en mr. G.T.K. Meussen, in tegenwoordigheid van mr. H. de Jong als griffier.
De beslissing is op 25 september 2012 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(H. de Jong) (P. van der Wal)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 26 september 2012
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.